ECLI:NL:RBDHA:2024:4934
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Algerijnse nationaliteit, tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De Staatssecretaris heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. Eiser is niet verschenen op de zittingen en heeft zijn bezwaren niet voldoende onderbouwd. De rechtbank heeft op 5 maart 2024 de zaak behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren afwezig.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris zich op goede gronden heeft kunnen baseren op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat Zwitserland zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in Zwitserland geen opvang zal krijgen, en de rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris het bestreden besluit voldoende heeft gemotiveerd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Zwitserland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
De uitspraak benadrukt het belang van de Dublinverordening en de verantwoordelijkheden van lidstaten in het asielproces. Eiser heeft geen overtuigende argumenten aangedragen die de rechtbank zouden kunnen doen twijfelen aan de rechtmatigheid van het besluit van de Staatssecretaris.