ECLI:NL:RBDHA:2024:4922

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
SGR 21/4482
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar arbeidsongeschiktheid en deskundigenrapporten in WIA-zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een voormalig chauffeur en logistiek medewerker, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de afwijzing van zijn WIA-aanvraag. Eiser had zich op 13 december 2018 ziek gemeld en verzocht om een WIA-uitkering, welke door verweerder op basis van rapporten van een primaire arts en arbeidsdeskundige werd afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld en het onderzoek heropend, waarbij deskundigen, waaronder een psychiater en een verzekeringsarts, zijn benoemd om de medische situatie van eiser te beoordelen. De deskundigen concludeerden dat eiser beperkingen had, maar dat hij in staat was om betaald werk te verrichten, zij het met een urenbeperking. De rechtbank volgde de conclusies van de deskundigen en oordeelde dat het bestreden besluit in strijd met de Algemene wet bestuursrecht tot stand was gekomen, maar dat de gevolgen van het besluit in stand konden blijven omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser ongewijzigd was gebleven. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit, en droeg verweerder op het griffierecht te vergoeden en de proceskosten van eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/4482

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. R.E. Zalm),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
(gemachtigde: C. Schravesande).

Inleiding

In het besluit van 16 december 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser met ingang van 10 december 2020 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Aan het primaire besluit liggen rapporten van de primaire arts en de arbeidsdeskundige ten grondslag.
In het besluit van 22 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Het bestreden besluit berust op het standpunt dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Aan het bestreden besluit liggen rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige b&b ten grondslag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Het onderzoek is op de zitting gesloten.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend en een psychiater als deskundige benoemd voor het instellen van een onderzoek en het uitbrengen van advies. De rechtbank heeft het rapport van het deskundigenonderzoek op 27 maart 2023 ontvangen. Partijen hebben daarop gereageerd.
De rechtbank heeft tevens een verzekeringsarts als deskundige benoemd. De rechtbank heeft het rapport van het deskundigenonderzoek op 8 november 2023 ontvangen. Partijen hebben daarop gereageerd.
De behandeling van de zaak is overgenomen door een andere rechter dan de rechter die de zitting heeft gedaan.
Partijen zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of zij op een nadere zitting willen worden gehoord. Nadat geen van partijen had aangegeven van de geboden mogelijkheid gebruik te willen maken, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat ging er aan de procedure vooraf?
1.1
Eiser was laatstelijk werkzaam als chauffeur en logistiek medewerker voor gemiddeld 27,82 uur per week. Op 13 december 2018 heeft hij zich ziek gemeld. Hij heeft op 9 september 2020 een WIA-uitkering aangevraagd.
1.2
Naar aanleiding van eisers aanvraag heeft de primaire arts dossieronderzoek verricht, telefonisch met eiser gesproken en de ontvangen medische informatie bij de beoordeling betrokken. De bevindingen van het onderzoek zijn door de primaire arts neergelegd in het rapport van 15 december 2020, dat is geaccordeerd door de verzekeringsarts. In het rapport is vermeld dat bij eiser sprake is van beperkingen op psychisch en fysiek vlak. Eiser is aangewezen op een voorspelbare werksituatie en op werk zonder deadlines en productiepieken. Ook is eiser beperkt ten aanzien van duwen, trekken, tillen en dragen tijdens het werk en boven schouderhoogte actief zijn. Eiser is maximaal 40 uur per week en 8 uur per dag belastbaar voor arbeid. De beperkingen van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 3 december 2020.
1.3
De primaire arbeidsdeskundige heeft een arbeidsdeskundig onderzoek verricht en de bevindingen daarvan neergelegd in het rapport van 7 december 2020. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser 10,48% is. Omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft verweerder het primaire besluit genomen.
1.4
Naar aanleiding van eisers bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b het dossier bestudeerd, telefonisch gesproken met eiser en de opgevraagde informatie van de huisarts van 28 mei 2021 betrokken bij de beoordeling. De verzekeringsarts b&b heeft zijn bevindingen neergelegd in het rapport van 14 juni 2021. De verzekeringsarts b&b concludeert dat de beperkingen die zijn aangenomen in de FML plausibel zijn en dat er geen aanleiding is voor aanscherping van de FML. Eiser voldoet niet aan één van de voorwaarden voor een urenbeperking.
1.5
De arbeidsdeskundige b&b heeft gereageerd op de arbeidskundige bezwaren in het rapport van 18 juni 2021. De arbeidsdeskundige b&b concludeert dat eisers bezwaar de arbeidsdeskundige conclusie niet beïnvloedt dat eiser voor 10,48% arbeidsongeschikt is. Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen.

Psychiatrisch onderzoek

3. De rechtbank heeft aanleiding gezien om psychiater dr. J.A. Bouwens te benoemen als deskundige. De deskundige komt in diens rapport van 3 april 2023 tot de conclusie dat sprake is van een gecombineerd beeld bestaande uit persoonlijkheidsproblematiek, verslaving aan alcohol en een stemmingsstoornis als gevolg van het problematisch gebruik van alcohol. Deze stoornissen zijn chronisch in wisselende mate aanwezig. De deskundige heeft geen depressieve stoornis en posttraumatische stressstoornis kunnen objectiveren. Volgens de deskundige was rond de datum in geding sprake van een beperking voor de meest complexe en langer durende taken die concentratie vereisen. Volgens de deskundige zijn er vanuit de persoonlijkheidsstoornis aanzienlijke beperkingen in het sociale functioneren. Volgens de deskundige is het aannemelijk en gebleken dat eiser gemakkelijk in conflict kan raken, dat hij zijn eigen emoties slechts zeer beperkt kan hanteren en snel overweldigd is en dat hij sterke emoties van anderen en conflictsituaties maar in zeer beperkte mate zou kunnen hanteren. Om herstel te bevorderen en verdere decompensatie te voorkomen acht de deskundige het geboden om externe stress in sterke mate te vermijden. Een urenbeperking van 20 uur per week acht de deskundige daarom vooralsnog realistisch.
4.1
Eiser voert aan dat uit het deskundigenrapport blijkt dat meer beperkingen zouden moeten worden aangenomen en dat een urenbeperking aan de orde is. Hierbij wil eiser benadrukken dat hij uit noodzaak om in zijn levensonderhoud te voorzien werkzaamheden is gaan verrichten, terwijl dit wel ten koste ging van zijn gezondheid. Dit kan hem niet tegengeworpen worden.
4.2
In reactie op het deskundigenrapport geeft de verzekeringsarts b&b aan dat er beperkingen zijn opgenomen voor het persoonlijk functioneren, te weten voor een voorspelbare werksituatie en werk zonder deadlines en productiepieken. Meer beperkingen zijn door de deskundige niet met stelligheid genoemd. Verder vermeldt de verzekeringsarts b&b dat volgens de deskundige sprake is van een dusdanige energetische stoornis dat ter preventie slechts 20 uur per week door eiser gewerkt kan worden, ondanks het volledige dagverhaal, dat er geen zichtbare tekenen zijn van cognitieve stoornissen en ernstig psychische klachten (zie het psychisch onderzoek van de primaire verzekeringsarts) en de overige aangegeven beperkingen waardoor een functie met een lichte mentale en fysieke belasting gegarandeerd is). Eiser heeft een dagverhaal met verschillende bezigheden thuis en een baan voor 8 uur per dag. Dat hij 20 uur per week werkt is een eigen keuze. Het is volgens de verzekeringsarts b&b plausibel dat de bezigheden thuis omgezet kunnen worden in reguliere werkzaamheden. Verder geeft de verzekeringsarts b&b aan dat van de deskundige geen kwantitatieve uitspraak over aan te geven beperkingen gedaan kan worden, omdat dit het terrein is van de verzekeringsarts. De verzekeringsarts b&b komt tot de conclusie dat verandering aan de FML op grond van het deskundigenrapport met in achtneming van verzekeringsgeneeskundige principes en richtlijnen niet noodzakelijk zijn.

Verzekeringsgeneeskundig onderzoek

5. De rechtbank heeft aanleiding gezien om aanvullend verzekeringsarts drs. J. Cheng als deskundige te benoemen. De deskundige komt in zijn rapportage van 8 november 2023 tot de conclusie dat er op datum in geding (10 december 2020) méér beperkingen aan de orde waren dan zijn weergegeven in de FML van 3 december 2020. Volgens de deskundige verzekeringsarts was eiser op en rond datum in geding in staat om betaald werk te verrichten, zoals blijkt uit het feit dat hij ook daadwerkelijk heeft gewerkt vanaf december 2020 en in de jaren erna. De deskundige verzekeringsarts ziet geen reden om méér schoudergelateerde beperkingen aan te nemen dan in de FML zijn opgenomen. Wel acht hij verhoogd persoonlijk risico aanwezig en acht hij eiser beperkt ten aanzien van omgaan met conflicten en beroepsmatig vervoer. Verder concludeert de deskundige verzekeringsarts dat er aanleiding bestaat voor een urenbeperking op preventieve gronden, gelet op de arbeidsgeschiedenis van eiser sinds 2011. Bij méér dan 24 uur per week werken ontstaan er psychische klachten, zoals blijkt uit het huisartsenjournaal. Volgens de deskundige verzekeringsarts zal eiser op datum in geding niet meer dan 24 uur per week belastbaar zijn geweest.
6.1
In reactie op dit deskundigenrapport heeft de verzekeringsarts b&b de FML dienovereenkomstig aangepast op 6 december 2023. Voorts zijn er opnieuw functies geduid door de arbeidsdeskundige b&b in de rapportage van 11 december 2023.
6.2
Eiser voert aan dat er een urenbeperking moet gelden van hoogstens 20 uur per week voor preventieve redenen. Eiser benadrukt dat hij uit noodzaak om in zijn levensonderhoud te voorzien werkzaamheden is gaan verrichten, terwijl dit ten koste gaat van zijn gezondheid. Dit kan hem niet tegengeworpen worden. In de rapportage van de deskundige verzekeringsarts wordt verder gesteld dat de knieklachten en schouderklachten nieuw zijn, maar dit is niet het geval. Deze klachten waren reeds eerder manifest aanwezig. Vanwege deze klachten zal op zeer korte termijn een knieoperatie bij eiser plaatsvinden.

Beoordeling door de rechtbank

7. De rechtbank overweegt in de eerste plaats dat het oordeel van de door de rechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige volgens vaste rechtspraak dient te worden gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven van dat oordeel af te wijken. [1] Het is namelijk bij uitstek de taak van de deskundige om bij verschil van inzicht tussen partijen over de medische beperkingen een beslissend advies te geven. De rechtbank is van oordeel dat het deskundigenrapport blijk geeft van een zorgvuldig onderzoek. De deskundige verzekeringsarts heeft het rapport van het psychiatrisch onderzoek meegenomen in zijn rapport. Eiser is gezien door de deskundige verzekeringsarts. Verder heeft de deskundige dossierstudie verricht en de informatie uit de behandelend sector bestudeerd.
8 Tussen partijen is in geschil of een verdergaande urenbeperking dient te worden aangenomen en of voldoende rekening is gehouden met de knie- en schouderklachten van eiser. De verzekeringsarts b&b heeft de FML aangepast overeenkomstig het advies van de deskundige. De rechtbank zal de verzekeringsarts b&b dan ook volgen in de medische conclusies over de belastbaarheid van eiser.
9. De rechtbank merkt op dat eiser tijdens het spreekuur bij de deskundige verzekeringsarts heeft verklaard dat hij sinds februari 2023 te maken heeft met aanzienlijke knieklachten. Eiser heeft niet met medische stukken onderbouwd dat hij reeds rond de datum in geding (aanzienlijke) knieklachten ervoer. Evenmin worden deze klachten vermeld in de aanvraag dan wel de anamnese in de primaire fase. Voor het oordeel dat de FML op dit punt gebrekkig is, bestaat daarom geen aanleiding.
Ten aanzien van de schouderklachten heeft de deskundige verzekeringsarts gemotiveerd dat eiser slijtage heeft in de schouders en dat er in de FML terecht een beperking is aangenomen ten aanzien van zeer schouderintensieve activiteiten. Voor verdergaande beperkingen op dat vlak ziet de deskundige verzekeringsarts geen aanleiding. Hij constateert dat eiser in redelijke mate kan werken als taxichaffeur en ook zijn eigen huishouden en zelfzorg op orde kan houden. Deze activiteiten zouden niet mogelijk zijn indien eiser aanzienlijk beperkt zou zijn in bijvoorbeeld reiken of frequent reiken. Ook blijkt uit geen van de beschikbare bronnen dat er een fluctuerend beloop is geweest waardoor schouderklachten ten tijde van datum in geding aanzienlijk erger waren dan nadien het geval zou zijn geweest. Deze motivering acht de rechtbank inzichtelijk en duidelijk. Daarbij is van belang dat het bij de medische beoordeling niet gaat om de door eiser ervaren klachten als zodanig, maar om medisch objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van arbeid. Eiser heeft verder geen (nieuwe) medische stukken overlegd die kunnen leiden tot een ander oordeel.
10. Voorts heeft de deskundige verzekeringsarts aan de hand van het arbeidsverleden van eiser draagkrachtig gemotiveerd dat eiser twee dagen op rij 8 uur per dag kan werken en in totaal per week 24 uur. Eiser heeft geen medische gegevens ingebracht die aan dit medisch oordeel doen twijfelen.
11. In zijn rapport van 11 december 2023 heeft de arbeidsdeskundige b&b nieuwe functies aangeduid. Op basis van deze functies kon eiser 2020 31,02% verdienen van zijn laatstverdiende loon.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de arbeidsdeskundige b&b in zijn rapport voldoende gemotiveerd waarom de geduide functies passend zijn. Eiser heeft hiertegen ook geen beroepsgronden gericht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de geduide functies binnen de belastbaarheid van eiser vallen. Gelet daarop is eiser op 10 december minder dan 35% arbeidsongeschikt.

Conclusie en gevolgen

13. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat verweerder de WIA-aanvraag van eiser terecht met ingang van 10 december 2020 heeft afgewezen.
14. Aangezien verweerder naar aanleiding van het rapport van de deskundige verzekeringsarts de FML in beroep heeft aangepast, is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht tot stand gekomen. Het beroep is daarom gegrond. Omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser ongewijzigd is gebleven, zal de rechtbank de gevolgen van het bestreden besluit in stand laten.
15. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
16. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken in verband met de behandeling van het beroep. De rechtbank stelt de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 2.625,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze na verslag van het eerste deskundigenonderzoek en 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze na verslag van het tweede deskundigenonderzoek, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.625,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. I. Ince, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3822.