ECLI:NL:RBDHA:2024:4876

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
8 april 2024
Zaaknummer
NL23.38196
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een asielaanvraag en de vaststelling van de geboortedatum van de eiser

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, die stelt de Syrische nationaliteit te hebben, heeft op 28 december 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag op 20 november 2023 ingewilligd, maar met een geboortedatum die door eiser als onjuist wordt betwist. Eiser heeft geen identificerende documenten overgelegd, maar heeft wel documenten uit Oostenrijk overgelegd die zijn geboortedatum vermelden. De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2024 behandeld en heeft uiteindelijk geoordeeld dat de staatssecretaris ten onrechte aan de geboortedatum van eiser heeft vastgehouden. De rechtbank oordeelt dat er voldoende concrete aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat de geboortedatum in Oostenrijk niet juist is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het de geboortedatum betreft, maar laat het besluit voor de rest in stand. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38196

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , V-nummer: [V-nr.] , eiser

(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 20 november 2023 (het bestreden besluit) op zijn asielaanvraag. Eiser stelt de Syrische nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] . Hij heeft op 28 december 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit deze aanvraag ingewilligd, zij het met de geboortedatum [geboortedatum] .
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2024 op zitting behandeld in Breda. Eiser en de staatssecretaris hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen vier weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht vier weken later uitspraak te doen.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
3. Eisers asielaanvraag is ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw. [1] Echter, de door eiser opgegeven geboortedatum van 16 juni 2005 wordt niet geloofwaardig geacht. Er bestond immers twijfel over eisers leeftijd en eiser heeft geen identificerende documenten overgelegd. Ook staat eiser in Oostenrijk geregistreerd met de geboortedatum van [geboortedatum] . Eiser heeft weliswaar echt bevonden uittreksels uit het bevolkingsregister overgelegd, maar op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel wordt uitgegaan van de registratie in Oostenrijk. Daarnaast heeft eiser niet duidelijk kunnen verklaren hoe de documenten zijn verkregen.

De geboortedatum van eiser

4. Niet is in geschil dat eiser in Oostenrijk als geboortedatum [geboortedatum] heeft opgegeven. Daarnaast is niet in geschil dat de door eiser overgelegde documenten echt zijn bevonden. Het betreft een geboorteakte, een individueel uittreksel uit het bevolkingsregister (met pasfoto) en een familie-uittreksel.
5. Eiser voert aan dat hij met de overgelegde documenten en zijn verklaringen aannemelijk heeft gemaakt dat in Oostenrijk een onjuiste geboortedatum is geregistreerd. Hij heeft in Oostenrijk een andere geboortedatum opgegeven, omdat hij gehoord had dat hij anders (als minderjarige) niet zou mogen doorreizen.
6. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling [2] mag de staatssecretaris op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan uitgaan dat de leeftijdsregistratie in andere lidstaten zorgvuldig plaatsvindt. De vreemdeling kan aan de hand van concrete aanknopingspunten aannemelijk maken dat de in een andere lidstaat geregistreerde geboortedatum onjuist is. [3]
7. Eisers beroepsgrond slaagt. De staatssecretaris heeft namelijk ten onrechte overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat in Oostenrijk een onjuiste geboortedatum is genoteerd. Weliswaar is geen sprake van identificerende documenten, maar daarmee gaat de staatssecretaris eraan voorbij dat dit voor concrete aanknopingspunten geen vereiste is. In dit geval heeft eiser drie echt bevonden documenten overgelegd waarop de door hem genoemde geboortedatum staat. Weliswaar is zijn pasfoto apart bevestigd op het individuele uittreksel, maar dit document is niettemin echt bevonden. Daar staat tegenover dat de geboortedatum in Oostenrijk slechts op basis van de eigen verklaring van eiser is genoteerd en dat aan deze registratie geen documenten ten grondslag liggen. Bovendien heeft eiser uitgelegd waarom hij een andere geboortedatum heeft opgegeven in Oostenrijk, namelijk dat hij anders niet door mocht reizen. Tot slot is van belang dat Oostenrijk het terugnameverzoek op grond van de Dublinverordening [4] heeft afgewezen met als reden dat eiser minderjarig is. Daarmee hanteerde Oostenrijk niet de geboortedatum van [geboortedatum] . Gelet op deze omstandigheden zijn er concrete aanknopingspunten voor de conclusie dat de in Oostenrijk genoteerde geboortedatum niet juist is. Er is dan ook sprake van een motiveringsgebrek.
8. Daarnaast heeft de staatssecretaris ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij geen steekhoudende verklaringen heeft afgelegd over de verkrijging van de documenten. Eiser heeft immers verklaard dat hij niet weet hoe dit precies gegaan is, omdat zijn familie in Syrië dit heeft gedaan. Uit de afgiftedatum van de documenten volgt dat deze zijn afgegeven toen eiser al in Nederland was. Daarom heeft de staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd waarom desondanks meer kennis van eiser verwacht mag worden in dit opzicht. Ook op dit punt is sprake van een motiveringsgebrek.
9. Tot slot heeft de staatssecretaris nog naar voren gebracht dat eiser zelf onduidelijkheid heeft geschapen over zijn leeftijd. Dit is mogelijk waar, maar naar het oordeel van de rechtbank kan dat niet betekenen dat het onmogelijk of zeer moeilijk wordt om de geboortedatum aan te passen. Dit kan dan ook niet afdoen aan het bestaan van concrete aanknopingspunten die aannemelijk maken dat de genoteerde geboortedatum in Oostenrijk onjuist is.

Conclusie en gevolgen

10. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit ten onrechte vastgehouden aan de geboortedatum van [geboortedatum] . Het beroep is gegrond wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb. [5] De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit, maar alleen voor zover dat ziet op de gehanteerde geboortedatum. Voor het overige blijft het bestreden besluit in stand. Dat betekent dat de staatssecretaris zich opnieuw zal moeten uitlaten over de geboortedatum.
11. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten.
De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- (zeventienhonderdvijftig euro) omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Omdat aan eiser een toevoeging is verleend, moet de staatssecretaris deze vergoeding betalen aan de gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 20 november 2023 voor zover dat ziet op de gehanteerde
geboortedatum van [geboortedatum] ;
- bepaalt dat het bestreden besluit voor het overige in stand blijft;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.750,- (zeventienhonderdvijftig euro) aan
proceskosten aan de gemachtigde van eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Remerie, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS).
3.AbRS 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3147 (rechtsoverweging 4).
4.Verordening (EU) nr. 604/2013.
5.Algemene wet bestuursrecht.