ECLI:NL:RBDHA:2024:4820
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvragen van Syrische gezinsleden in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 5 april 2024, worden de beroepen van eisers, een Syrisch gezin, tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvragen op 20 februari 2024 afgewezen, met het argument dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van deze aanvragen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de beroepen op 27 maart 2024 behandeld, waarbij eisers, hun gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft aangenomen dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt, gebaseerd op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Eisers voerden aan dat zij onmenselijk behandeld zijn door de Franse autoriteiten en dat dit heeft geleid tot een spontane abortus en psychische klachten. De rechtbank concludeert echter dat eisers niet voldoende hebben aangetoond dat de opvang en medische zorg in Frankrijk tekortschieten. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is op Frankrijk.
Daarnaast hebben eisers aangevoerd dat bijzondere individuele omstandigheden hen zouden moeten vrijstellen van de Dublinverordening, maar ook dit argument wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris geen aanleiding had om artikel 17 van de Dublinverordening toe te passen, omdat eisers niet hebben aangetoond dat zij afhankelijk zijn van de hulp van familieleden in Nederland of dat hun situatie in Frankrijk zo ernstig is dat dit een uitzondering rechtvaardigt. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat de asielaanvragen van eisers terecht buiten behandeling zijn gesteld. De uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.