Op 5 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is overschreden en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen vier weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen, tenzij er sprake is van herstel verzuim of nader onderzoek. In dat geval gelden andere termijnen. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft recht op vergoeding van proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het door hem betaalde griffierecht van € 184,- moet door verweerder worden vergoed.
De uitspraak is openbaar gemaakt en biedt een duidelijke richtlijn voor de termijnen waarbinnen verweerder moet handelen. De rechtbank heeft in deze uitspraak ook verwezen naar eerdere uitspraken en de noodzaak van een tijdige besluitvorming benadrukt, vooral in zaken die betrekking hebben op asiel en verblijf.