ECLI:NL:RBDHA:2024:4800
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en verzet tegen niet-in behandeling name door Frankrijk
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 4 april 2024 uitspraak gedaan over het verzet van een opposant tegen een eerder besluit waarbij zijn asielaanvraag niet in behandeling werd genomen. De opposant, die op 6 november 2023 asiel aanvroeg, kreeg te horen dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van zijn aanvraag. De rechtbank had eerder, op 7 februari 2024, het beroep van de opposant ongegrond verklaard. In het verzet voerde de opposant aan dat de medische situatie van zijn echtgenote niet was meegenomen in de eerdere beoordeling. De rechtbank oordeelde dat de medische stukken van de echtgenote, die op 8 januari 2024 waren ingediend, niet waren betrokken bij de eerdere uitspraak. Hierdoor was de eerdere beslissing niet buiten redelijke twijfel ongegrond verklaard. De rechtbank verklaarde het verzet gegrond en de eerdere uitspraak verviel. Vervolgens deed de rechtbank meteen uitspraak op het beroep, waarbij zij oordeelde dat de asielaanvraag van de opposant op goede gronden niet in behandeling was genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk was. De rechtbank veroordeelde de verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 875,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen hoger beroep mogelijk tegen de uitspraak op het verzet.