Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,geboren op [datum],V-nummer: [nummer],
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
6.2. Op grond van artikel 17 van de Dublinverordening kan een lidstaat afzien van de overdracht aan de verantwoordelijke lidstaat en de asielaanvraag zelf in behandeling nemen, bijvoorbeeld wanneer er concrete aanwijzingen zijn dat de verantwoordelijke lidstaat zijn internationale verplichtingen niet nakomt.
7. Hoewel eiser stelt dat hij tot 2 november 2023 internationale bescherming genoot in Bulgarije, blijkt uit de Eurodac-registratie zoals die is opgenomen in het dossier slechts dat eiser op 26 september 2022 in Bulgarije een asielaanvraag heeft gedaan. Uit de registratie blijkt niet dat door Bulgarije aan eiser internationale bescherming is verleend. Wel staat vast dat Bulgarije op 27 november 2023 akkoord gegaan is met de overname van de asielaanvraag van eiser. [4] Eiser en de staatssecretaris zijn het erover eens dat op 27 november 2023 eiser geen internationale bescherming genoot in Bulgarije. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris zich op goede gronden op het standpunt stelt dat de Dublinverordening van toepassing is op eiser, ook zonder onderzoek te doen naar de echtheid van de door eiser overgelegde verklaring van de Bulgaarse autoriteiten over de gestelde beëindiging van de asielstatus per 2 november 2023. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Reeds in haar uitspraak van 6 juli 2023 [5] heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats vastgesteld dat de staatssecretaris, zoals beschreven onder 6.1., ten opzichte van Bulgarije in beginsel kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank acht de uitspraak in de onderhavige procedure onverkort van toepassing, nu in de betreffende overwegingen expliciet is ingegaan op de omstandigheden die door eiser worden aangehaald en het AIDA-rapport over Bulgarije waarnaar eiser verwijst daarin is betrokken. Het oordeel van de rechtbank sluit voor het overdragen van Dublinclaimanten aan Bulgarije aan bij de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). [6] De ABRvS oordeelt dat niet is gebleken dat aan Bulgarije overgedragen Dublinclaimanten een reëel risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks, dat Dublinclaimanten na overdracht aan Bulgarije in beginsel toegang hebben tot opvang, dat Dublinclaimanten zich tot de Bulgaarse autoriteiten kunnen wenden om te klagen over mishandelingen in detentie, dat Dublinclaimanten in Bulgarije beroep kunnen instellen tegen een eventuele afwijzing van een asielverzoek met behulp van rechtsbijstand en dat medische basiszorg beschikbaar is in de opvangcentra.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
A. Hoekstra - Verbeek, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.