ECLI:NL:RBDHA:2024:4706
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J. van der Meer
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser op 15 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op zijn aanvraag van 16 november 2022 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis voor zijn vrouw en minderjarige kind. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eiser heeft verweerder op 24 mei 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld, waarna de rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet tijdig een besluit heeft genomen. De rechtbank vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt verweerder op om binnen twee weken alsnog een besluit bekend te maken.
De rechtbank legt verweerder een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. De rechtbank heeft geoordeeld dat de wegingsfactor 'licht' van toepassing is, aangezien het beroep alleen betrekking heeft op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is bekendgemaakt op 29 maart 2024.