ECLI:NL:RBDHA:2024:4673

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
SGR 23/2042
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag zorgprofiel aanpassing door CIZ en beoordeling door de rechtbank

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2024, in de zaak SGR 23/2042, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om aanpassing van zijn zorgprofiel op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had de aanvraag aanvankelijk buiten behandeling gesteld, maar na bezwaar van eiser werd de aanvraag alsnog beoordeeld en afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het CIZ inzichtelijk en overtuigend heeft gemotiveerd waarom zorgprofiel VG05 het best passende zorgprofiel is voor eiser, die lijdt aan een hersenbeschadiging en epilepsie.

De rechtbank stelt vast dat het CIZ de zorgbehoefte van eiser adequaat heeft beoordeeld en dat er geen noodzaak was voor het inschakelen van een gedragsdeskundige. Eiser had betoogd dat het zorgprofiel niet meer actueel was en dat zijn gedragsproblemen onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. De rechtbank concludeert echter dat het CIZ voldoende informatie heeft verzameld en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de aanvrager in het proces van herindicatie en de rol van het CIZ in het vaststellen van het meest passende zorgprofiel. De rechtbank bevestigt dat het CIZ de juiste procedures heeft gevolgd en dat de beslissing om het zorgprofiel VG05 te handhaven goed onderbouwd is.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2042

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: [naam] ),
en

het Centrum Indicatiestelling Zorg, het CIZ

(gemachtigde: mr. L.M.R. Kater).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om aanpassing van zijn zorgprofiel op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.1.
Het CIZ heeft deze aanvraag met het primaire besluit van 5 oktober 2022 buiten behandeling gesteld. Met het bestreden besluit van 27 januari 2023 op het bezwaar van eiser heeft het CIZ de aanvraag alsnog beoordeeld en afgewezen.
1.2.
Het CIZ heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het CIZ.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om aanpassing van het zorgprofiel van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Waar gaat deze zaak over?
4.1.
Eiser, geboren in 1972, heeft een hersenbeschadiging met als gevolg een psychomotore retardatie. Hij functioneert op het niveau van ongeveer een tweejarige. Ook heeft eiser epilepsie. Met het besluit van 1 juni 2015 heeft het CIZ eiser een indicatie op grond van de Wlz toegekend met het zorgprofiel VG Wonen met intensieve begeleiding en intensieve verzorging (VG05).
4.2.
Op 31 augustus 2022 heeft de bewindvoerder namens eiser de aanvraag ingediend om aanpassing van het zorgprofiel. Met het primaire besluit heeft het CIZ deze aanvraag buiten behandeling gesteld omdat een machtiging ontbreekt waaruit blijkt dat de bewindvoerder de aanvraag mocht indienen.
4.3.
Met het bestreden besluit heeft het CIZ de aanvraag alsnog in behandeling genomen en afgewezen. Het CIZ geeft daarvoor de volgende redenen. Eiser is als gevolg van zijn verstandelijke beperking aangewezen op 24 uur zorg in de nabijheid. Een zorgprofiel uit de reeks Verstandelijk Gehandicapt (VG) is daarom het best passend. De zorgprofielen VG (besloten) Wonen met zeer intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering (VG07) en VG Wonen met begeleiding en volledige verzorging en verpleging (VG08) zijn volgens het CIZ niet aan de orde. Vervolgens heeft het CIZ het zorgprofiel VG05 en het zorgprofiel VG Wonen met intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering (VG06) vergeleken met de zorgbehoefte van eiser. Uit deze vergelijking volgt volgens het CIZ dat het zorgprofiel VG05 het best passend is op de meeste vlakken. Vanuit dit profiel kan de meeste individuele zorg geboden worden door de combinatie van begeleiding, verpleging en verzorging, wat een positief effect heeft op het gedrag van eiser. Indien nodig kan er op basis van het zorgprofiel VG05 meerzorg worden aangevraagd.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser betoogt dat het geïndiceerde zorgprofiel niet meer actueel en passend is voor zijn huidige zorgbehoefte. Daarom is het verzoek om aanpassing van het zorgprofiel gedaan en heeft eiser het CIZ verzocht om een gedragsdeskundige te raadplegen. Dit is niet gebeurd. Daarom heeft de familie van eiser de gedragsproblemen zo goed mogelijk beschreven, maar onduidelijk is hoe dit is meegenomen bij de herbeoordeling van de zorgbehoefte. Daarbij komt dat de bewindvoerders hebben aangegeven gehoord te willen worden indien het CIZ voornemens was de aanvraag af te wijzen. Ook dit is niet gebeurd.
Wat oordeelt de rechtbank?
6. De rechtbank stelt vast dat op 25 november 2022 in het kader van het bezwaar een huisbezoek heeft plaatsgevonden. Tijdens dit gesprek is de situatie van eiser besproken. Met dit huisbezoek heeft het CIZ naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan zijn hoorplicht op grond van artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Het CIZ hoefde (de bewindvoerders van) eiser dus niet opnieuw te horen.
7. Verder is in geschil de vraag of het CIZ terecht het zorgprofiel VG05 het best passende zorgprofiel heeft geacht. Voor het antwoord op deze vraag is bepalend welk zorgprofiel, gelet op de daarbij behorende samenhangende zorg, het best aansluit bij de geobjectiveerde zorgbehoefte van eiser. De zorgprofielen zijn omschreven in bijlage A bij de Regeling langdurige zorg.
7.1.
Het CIZ heeft het zorgprofiel VG05 het best passend geacht op de gebieden begeleiding (eiser kan niet zelfstandig sociaal functioneren en deelnemen aan het maatschappelijke leven), sociale redzaamheid (eiser heeft op vrijwel alle vlakken van sociale redzaamheid overname nodig en hij heeft hulp nodig bij het communiceren), ADL (eiser heeft bij wassen, kleden en toiletgang ten minste hulp nodig, bij drinken is stimulans nodig en bij eten begrenzing), mobiliteit (eiser kan zich in huis beperkt zelfstandig bewegen; buitenshuis is toezicht en hulp nodig) en verpleging (vanwege de epilepsie is verpleegkundige aandacht nodig). Alleen op het gebied gedragsproblematiek en psychiatrische problematiek heeft het CIZ zorgprofiel VG06 het best passend geacht, omdat er sprake is van dagelijkse gedragsproblematiek. Deze uit zich vooral in het zichzelf bonken en slaan en dwangmatig gedrag van eiser. De frequentie en duur van dit gedrag zijn wisselend. De gedragsproblemen zijn echter (nog) niet geobjectiveerd door een gedragsdeskundige en er is geen behandelingsplan opgesteld. Gerichte begeleiding is noodzakelijk en er lijkt geen sprake te zijn van psychiatrische problematiek. Op de gebieden psychosociale en cognitieve functies, de aard van het begeleidingsdoel en de dominante grondslag heeft het CIZ beide profielen passend geacht.
7.2.
Gelet op deze vergelijking heeft het CIZ inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom zorgprofiel VG05 het best passende zorgprofiel is. Uit het bestreden besluit, alsmede het dossieroverzicht van het CIZ, blijkt dat het CIZ rekening heeft gehouden met de aanvullende beschrijving van de zorgbehoefte van 2 januari 2023. Zo heeft het CIZ rekening gehouden met de ondersteuning die eiser nodig heeft bij de ADL en de gedragsproblemen van eiser die zich uiten in het zichzelf bonken en slaan. De rechtbank ziet in het betoog van eiser dan ook geen grond om het bestreden besluit als onvoldoende deugdelijk gemotiveerd te beoordelen.
7.3.
Tot slot ziet de rechtbank geen grond voor het oordeel dat het CIZ een gedragsdeskundige had moeten inschakelen om eiser te onderzoeken. Daartoe is het volgende van belang. Op grond van artikel 3.2.2, eerste lid, van het Besluit langdurige zorg omvat de voorbereiding van een indicatiebesluit van het CIZ in ieder geval een onderzoek van de verzekerde in persoon, in dit geval eiser. Volgens de nota van toelichting op deze bepaling dient het onderzoek zodanig te zijn, dat het CIZ op verantwoorde wijze zijn indicatie kan stellen. Dat sluit niet uit dat het onderzoek ook het karakter van een gesprek kan hebben dat over de telefoon plaatsvindt. Verder blijft de verzekerde, oftewel eiser, er als aanvrager verantwoordelijk voor dat voldoende gegevens en bescheiden worden verstrekt, om een indicatiebesluit te kunnen nemen. Dit geldt ook indien de verzekerde uitsluitend via een vertegenwoordiger optreedt. [1] Gelet op deze toelichting ligt het dus op de weg van eiser om ten behoeve van de herindicatie voldoende medische informatie te overleggen, zoals een onderzoek van een gedragsdeskundige, en kon het CIZ volstaan met het door de juridisch medewerker op 25 november 2022 afgelegde huisbezoek.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het CIZ terecht het zorgprofiel VG05 heeft gehandhaafd. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.C. Bannink, rechter, in aanwezigheid van mr. D.W.A. van Weert, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Stb. 2014, 520, p. 55.