In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 maart 2024, in de zaak SGR 23/2042, beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om aanpassing van zijn zorgprofiel op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) had de aanvraag aanvankelijk buiten behandeling gesteld, maar na bezwaar van eiser werd de aanvraag alsnog beoordeeld en afgewezen. De rechtbank oordeelt dat het CIZ inzichtelijk en overtuigend heeft gemotiveerd waarom zorgprofiel VG05 het best passende zorgprofiel is voor eiser, die lijdt aan een hersenbeschadiging en epilepsie.
De rechtbank stelt vast dat het CIZ de zorgbehoefte van eiser adequaat heeft beoordeeld en dat er geen noodzaak was voor het inschakelen van een gedragsdeskundige. Eiser had betoogd dat het zorgprofiel niet meer actueel was en dat zijn gedragsproblemen onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling. De rechtbank concludeert echter dat het CIZ voldoende informatie heeft verzameld en dat de afwijzing van de aanvraag terecht was. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de aanvrager in het proces van herindicatie en de rol van het CIZ in het vaststellen van het meest passende zorgprofiel. De rechtbank bevestigt dat het CIZ de juiste procedures heeft gevolgd en dat de beslissing om het zorgprofiel VG05 te handhaven goed onderbouwd is.