ECLI:NL:RBDHA:2024:4665

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
NL23.32667
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel en verblijfsdoel familie en gezin

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.J. Dijkman, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door C. Ohrtmann, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis asiel en het verblijfsdoel 'familie en gezin'. Eiseres en haar gezin willen zich vestigen bij hun in Nederland verblijvende zoon/broer, referent. De rechtbank heeft op 13 maart 2024 de zaak behandeld.

De rechtbank constateert dat de termijn voor verweerder om op de aanvraag te beslissen is overschreden en dat eiseres verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiseres verzoekt de rechtbank om een termijn op te leggen waarbinnen verweerder moet beslissen. De rechtbank oordeelt dat verweerder binnen vier weken na ontvangst van een reactie op het herstelverzuim moet beslissen, tenzij nader onderzoek nodig is, in welk geval een termijn van zestien weken geldt.

De rechtbank legt verweerder een dwangsom op van € 100,- per dag bij overschrijding van de beslistermijn, met een maximum van € 7.500,-. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 875,- en het griffierecht van € 184,-. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 27 maart 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.32667
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman) en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: C. Ohrtmann)

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel alsmede haar aanvraag voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ (hierna gezamenlijk: de aanvraag). Eiseres en haar gezin beogen verblijf bij hun in Nederland verblijvende zoon/broer, [referent] (referent).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 maart 2024 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.1 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.2

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?

2. Tussen partijen is niet in geschil dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna
1. Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is daarom gegrond.
3. Eiseres verzoekt de rechtbank in het dictum van de uitspraak op te nemen dat verweerder binnen vier weken na een reactie op het herstel verzuim óf moet beslissen óf bekend moet maken of nader onderzoek zal plaatsvinden. Daartoe is aangevoerd dat verweerder binnen deze termijn een besluit zou moeten kunnen nemen dan wel bekend zou moeten kunnen maken of nader onderzoek nodig is. Eiseres heeft ter zitting aangegeven zich (mocht nader onderzoek nodig zijn) niet te verzetten tegen een beslistermijn van zestien weken, ingaande op de datum waarop het herstel verzuim is verstuurd.

Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?

4. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.3 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank een andere termijn opleggen.4
5. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval.5 Verweerder heeft in het verweerschrift van 2 november 2023 gemotiveerd verzocht om een langere termijn, namelijk twintig weken. Verweerder heeft in dit verweerschrift toegelicht dat hij meer tijd nodig heeft om op de aanvraag van eiseres te beslissen, omdat hij voornemens is herstel verzuim te bieden om de aanvraag compleet te maken. Mogelijk vindt verweerder het nadien nog nodig om nader onderzoek te verrichten, bijvoorbeeld in de vorm van een DNA- onderzoek.
6. Verweerder heeft zowel in zijn brief van 8 maart 2024 als ter zitting aangegeven dat de aanvraag van eiseres inmiddels is toegewezen aan een behandelaar. Verder heeft verweerder op 29 februari 2024 een herstel verzuim aan eiseres verstuurd. Verweerder zal, nadat hij een reactie op het herstel verzuim heeft ontvangen, bekijken of in deze zaak nog nader onderzoek nodig is. Een termijn van zestien weken na ontvangst van een reactie op het herstel verzuim is dan volgens verweerder passend om een besluit te kunnen nemen. Verweerder heeft aangegeven binnen vier weken na ontvangst van een reactie op het herstel verzuim op de aanvraag van eiseres te kunnen beslissen als blijkt dat geen nader onderzoek nodig is.
7. De rechtbank ziet in deze omstandigheden geen aanleiding om, zoals namens eiseres ter zitting is verzocht, de beslistermijn te laten ingaan op de datum waarop het herstel verzuim is verstuurd. Dat zou ertoe leiden dat de beslistermijn onrealistisch kort wordt. De rechtbank ziet in het betoog van verweerder wel aanleiding om de beslistermijn te laten aanvangen na ontvangst van een reactie op het herstel verzuim, omdat verweerder van die reactie afhankelijk is om te bepalen of verdere, en zo ja, welke onderzoekshandelingen nodig zijn en vervolgens tot een zorgvuldig besluit te komen.
8. De rechtbank bepaalt daarom als volgt. Wanneer verweerder geen nader onderzoek hoeft te doen, bedraagt de nadere beslistermijn vier weken na ontvangst van een reactie op
3 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
4 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
het herstel verzuim. Als verweerder wel een nader onderzoek in de vorm van een gehoor of een DNA-onderzoek nodig vindt, dan moet verweerder binnen zestien weken na ontvangst van een reactie op het herstel verzuim een besluit op de aanvraag nemen.
9. Eiseres heeft de rechtbank verzocht in haar dictum aan verweerder op te dragen om eiseres tijdig te informeren over de nadere beslistermijn die verweerder gaat benutten. De rechtbank is van oordeel dat zij verweerder slechts nadere beslistermijnen kan opleggen. Zij ziet geen juridische basis om verweerder een dwingende opdracht te geven om eiseres tijdig te informeren over welke beslistermijn verweerder concreet gaat benutten. De rechtbank neemt een dergelijke opdracht dan ook niet op in het dictum. Dat neemt niet weg dat de rechtbank het, omwille van de transparantie van de besluitvorming, wel wenselijk vindt dat verweerder eiseres tijdig informeert over de te benutten nadere beslistermijn. Zij geeft verweerder daarom mee hieraan invulling te geven.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
10. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.6
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat verweerder binnen de onder 8. genoemde termijnen alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt
€ 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden.7

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen vier weken na ontvangst van een reactie op het herstel verzuim alsnog een besluit op de aanvraag te nemen, als verweerder geen nader onderzoek nodig vindt;
  • als verweerder wel een nader onderzoek in de vorm van een gehoor of DNA-onderzoek biedt, dan draagt de rechtbank verweerder op om binnen zestien weken na ontvangst van een reactie op het herstel verzuim een besluit op de aanvraag te nemen;
6 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb,
7 Artikel 8:74, eerste lid, van de Awb.
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
27 maart 2024

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.