ECLI:NL:RBDHA:2024:4657
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening voor derdelander Oekraïne in het kader van tijdelijke bescherming
Op 3 april 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van een derdelander uit Oekraïne. Verzoeker, die rechtmatig verblijf had in Oekraïne en zich voor 19 juli 2022 in Nederland had ingeschreven, verzocht om tijdelijke bescherming op basis van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder medegedeeld dat de tijdelijke bescherming op 4 maart 2024 zou eindigen en dat verzoeker een terugkeerbesluit zou ontvangen. Verzoeker had echter geen terugkeerbesluit ontvangen en was op 2 april 2024 uit de opvanglocatie verwijderd.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed en dat verzoeker recht had op tijdelijke bescherming totdat op zijn beroep was beslist. De voorzieningenrechter wees het verzoek toe en bepaalde dat verzoeker behandeld moest worden alsof de Richtlijn Tijdelijke Bescherming op hem van toepassing was. Dit betekende dat verzoeker niet uit Nederland hoefde te vertrekken, zijn recht op opvang behield en mocht blijven werken. De staatssecretaris werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van bescherming voor derdelanders in Nederland en de rechtsgevolgen van besluiten van de staatssecretaris. De voorzieningenrechter heeft ook verwezen naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en andere rechtbanken, die relevant zijn voor de beoordeling van de situatie van verzoeker.