In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 29 februari 2024, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn echtgenote en minderjarige dochters. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 10 februari 2023 was ingediend en dat de ontvangst hiervan op 13 februari 2023 was bevestigd. De beslistermijn van 90 dagen was door verweerder met drie maanden verlengd, maar eiser heeft verweerder op 10 november 2023 in gebreke gesteld, wat na het verstrijken van de beslistermijn gebeurde. Hierdoor was het beroep terecht ingediend en gegrond verklaard.
De rechtbank heeft bepaald dat verweerder alsnog binnen vier weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen waren verstreken sinds de ingebrekestelling. Eiser heeft recht op vergoeding van de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 437,50, en het griffierecht van € 184,- moet ook door verweerder worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor eisers om beroep in te stellen bij niet-tijdig beslissen. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat partijen daarmee instemden, en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in hoger beroep te gaan.