ECLI:NL:RBDHA:2024:4612

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
NL23.13236
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen en bestreden besluit inzake aanvraag uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw

In deze zaak heeft eiseres, een Sri Lankaanse, op 1 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar tegen de buitenbehandelingstelling van haar aanvraag tot uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw). De rechtbank heeft op 29 maart 2024 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer van de Rechtbank Den Haag. Eiseres had eerder op 28 december 2022 een aanvraag om uitstel van vertrek ingediend, maar deze werd op 1 mei 2023 buiten behandeling gesteld omdat de aanvraag onvolledig was. Eiseres had niet de gevraagde medische informatie overgelegd, ondanks dat zij de kans had gekregen om dit te doen.

Bij het bestreden besluit van 15 juni 2023 verklaarde de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond. Eiseres voerde aan dat verweerder een onjuiste betekenis had toegekend aan de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat zij alle vereiste documenten had overgelegd. De rechtbank heeft de zaak op 13 maart 2024 behandeld, maar eiseres en haar gemachtigde waren niet verschenen.

De rechtbank oordeelde dat eiseres geen procesbelang meer had, omdat zij op 22 januari 2024 een verblijfsvergunning had gekregen voor verblijf bij haar dochter. Hierdoor was er geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, zowel voor het beroep tegen het niet-tijdig beslissen als tegen het bestreden besluit. Tevens werd het verzoek om vrijstelling van het griffierecht definitief toegewezen, omdat eiseres aannemelijk had gemaakt dat zij aan de voorwaarden voor vrijstelling voldeed.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13236

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , V-nummer: [V-nr.] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Procesverloop

Eiseres heeft op 1 mei 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaar
tegen de buitenbehandelingstelling van haar aanvraag tot het verlenen van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. [1]
Bij besluit van 15 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard.
Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb [2] heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 13 maart 2024 op zitting behandeld in Breda.
Hieraan heeft de gemachtigde van verweerder deelgenomen. Eiseres en haar
gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Sri Lankaanse nationaliteit te hebben. Op 28 december 2022 heeft zij deze aanvraag om uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw ingediend.
2. Bij besluit van 1 mei 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb buiten behandeling gesteld, omdat de aanvraag onvolledig was. Eiseres was namelijk in de gelegenheid gesteld om haar aanvraag aan te vullen met medische informatie over haar behandeling, maar deze informatie heeft zij niet overgelegd. Op 1 mei 2023 heeft eiseres bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het door eiseres gemaakte bezwaar kennelijk ongegrond verklaard.
3. Eiseres voert aan dat verweerder een onjuiste betekenis heeft toegekend aan de artikelen 4:2 en 4:5 van de Awb. Eiseres heeft alle vereiste documenten overgelegd. Dat de medische adviseur van BMA [3] een nadere toelichting wenst van de huisarts, betekent niet dat de overgelegde informatie onvoldoende is. Er is verder geen sprake van een herstelbaar gebrek, omdat de huisarts van eiseres niet aan het informatieverzoek van BMA kan voldoen. De aanvraag van eiseres had daarom moeten worden beoordeeld op basis van de door haar verstrekte informatie.
4. In het verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiseres geen procesbelang meer heeft. Op 22 januari 2024 is namelijk aan eiseres een verblijfsvergunning voor verblijf bij haar dochter verleend, met een geldigheidsduur van 3 oktober 2023 tot 3 oktober 2028.
5. Eiseres stelt dat zij nog wel procesbelang heeft. Als verweerder de aanvraag om toepassing van artikel 64 van de Vw inhoudelijk had behandeld, dan zou aan eiseres vanaf 22 december 2022 uitstel van vertrek zijn verleend en had zij een beroep kunnen doen op de voorzieningen van het COa. [4] Het primaire besluit is onrechtmatig en eiseres heeft hierdoor schade geleden, waarvoor zij verweerder aansprakelijk wil stellen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Griffierecht
6. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van haar beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om een vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiseres overgelegde formulier heeft zij voldoende aannemelijk gemaakt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
Beroep tegen niet tijdig beslissen
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder met het bestreden besluit alsnog heeft beslist op het bezwaar van eiseres. Nu verweerder een besluit op het bezwaar heeft genomen, heeft eiseres geen procesbelang meer bij een beoordeling van het beroep tegen het niet-tijdig
nemen van een besluit. Het beroep is, voor zover het is gericht tegen het niet-tijdig
beslissen, daarom niet-ontvankelijk.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling voor het beroep tegen niet-tijdig beslissen. Er is namelijk niet voldaan aan de vereisten uit artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a en b, van de Awb. Niet is gebleken dat eiseres een ingebrekestelling heeft verzonden aan verweerder die betrekking heeft op dit beroep. Als verweerder niet alsnog had beslist op het bezwaar van eiseres, zou het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk zijn verklaard wegens het ontbreken van een daaraan voorafgaande ingebrekestelling. Er bestaat dan ook geen recht op een proceskostenvergoeding.
Beroep tegen het bestreden besluit
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres geen procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit. Belang bij een beoordeling van een beroep bestaat alleen indien degene die beroep heeft ingesteld het doel dat hem of haar voor ogen staat ook daadwerkelijk kan bereiken en feitelijk van betekenis is. Daarvan is in deze zaak geen sprake nu aan eiseres al een reguliere verblijfsvergunning is verleend. Dat eiseres stelt schade te hebben geleden door het primaire besluit, maakt ook niet dat sprake is van procesbelang. Weliswaar kan procesbelang bestaan indien wordt gesteld dat schade is geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming, maar daartoe is vereist dat tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat de gestelde schade
daadwerkelijk als gevolg van deze bestuurlijke besluitvorming is geleden. [5] Hierin is eiseres niet geslaagd. Eiseres heeft alleen gesteld dat zij een beroep had kunnen doen op voorzieningen van het COa, maar heeft verder de door haar gestelde geleden schade niet geconcretiseerd en onderbouwd.
10. Het beroep is daarom ook voor zover het ziet op het bestreden besluit niet-ontvankelijk.
11. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling voor het beroep tegen het bestreden besluit.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Bureau Medische Advisering.
4.Centraal Orgaan opvang asielzoekers.
5.Zie ook de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 19 februari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:654.