ECLI:NL:RBDHA:2024:4603

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
3 april 2024
Zaaknummer
23.33636 en 33.33637
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot heroverweging van asielaanvragen op basis van geloofsgroei

In deze zaak hebben eisers, een echtpaar met een V-nummer, op 5 januari 2023 een verzoek tot bestuurlijke heroverweging ingediend voor de besluiten van 14 oktober 2019, waarbij hun eerdere asielaanvragen waren afgewezen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft dit verzoek op 29 november 2023 afgewezen, wat heeft geleid tot beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen op 7 februari 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank heeft beoordeeld of de staatssecretaris het verzoek tot heroverweging terecht heeft afgewezen, aan de hand van de beroepsgronden van eisers.

Eisers hebben in hun verzoek gesteld dat zij gegronde vrees voor vervolging hebben vanwege hun bekering tot het christendom en dat er nieuwe feiten zijn die hun eerdere afwijzing onterecht maken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers tussen 2013 en 2022 verschillende asielaanvragen hebben ingediend, die telkens zijn afgewezen omdat de staatssecretaris hun bekering niet geloofwaardig achtte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft beslist dat de later ingebrachte informatie niet leidde tot de conclusie dat eisers ten tijde van het eerdere besluit al voldeden aan de voorwaarden voor een asielvergunning.

De rechtbank heeft de beroepsgrond van eisers dat de staatssecretaris de eerdere besluiten onterecht heeft afgewezen, verworpen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de nieuwe informatie niet wezenlijk verschilde van de eerder ingediende stukken en dat de afwijzing van het verzoek tot heroverweging terecht is gedaan. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en eisers geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson en is op 7 maart 2024 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.33636 en NL 23.33637
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser] ,V-nummer [V nummer 1]
eiser, en
[eiseres], V-nummer [V nummer 2] , eiseres,
(gemachtigde: mr. W.C. Boelens), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: ).

Inleiding

1. Eiser en eiseres (samen: eisers) hebben op 5 januari 2023 een verzoek tot bestuurlijke heroverweging ingediend voor de besluiten van 14 oktober 2019.
2. Bij besluit van 29 november 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris dit verzoek afgewezen. Eisers hebben tegen deze afwijzing beroep ingesteld bij de rechtbank.
3. De rechtbank heeft de beroepen op 7 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, de heer S.M. Razaghi als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris het verzoek tot heroverweging van eisers heeft mogen afwijzen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
5. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Voor een goed begrip van de uitspraak gaat de rechtbank in overweging 6 tot en 10 eerst kort in op de achtergrond van deze zaken.
Wat aan deze zaken vooraf is gegaan
6. Eisers hebben tussen 2013 en 2022 verschillende (herhaalde) asielaanvragen ingediend. Aan deze aanvragen hebben eisers ten grondslag gelegd dat zij bij terugkeer in Iran gegronde vrees voor vervolging hebben vanwege hun bekering tot het christendom. De staatssecretaris heeft deze aanvragen afgewezen omdat de bekering niet geloofwaardig werd geacht.
7. Op 24 september 2018 hebben eisers een herhaalde asielaanvraag gedaan op basis van – kort gezegd – geloofsgroei. Op 8 oktober 2019 zijn eisers aanvullend gehoord. De aanvragen zijn op 14 oktober 2019 niet-ontvankelijk verklaard omdat eisers volgens de staatssecretaris geen nieuwe elementen of bevindingen naar voren hadden gebracht die van belang konden zijn voor de beoordeling van de asielaanvragen. Deze beslissing van de staatssecretaris heeft in beroep en in hoger beroep stand gehouden. Omwille van de leesbaarheid duidt de rechtbank de besluiten van 14 oktober 2019 verder aan als: besluit I.
8. Eisers hebben op 14 november 2022 opnieuw asielaanvragen ingediend. Aan deze aanvragen hebben eisers eveneens ten grondslag gelegd dat sprake is van geloofsgroei. Ter onderbouwing hiervan hebben eisers meerdere documenten overgelegd. In overleg met de gemachtigde van eisers zijn eisers in deze procedure niet aanvullend gehoord. De staatssecretaris heeft deze aanvragen bij besluiten van 20 december 2022 ingewilligd. Omwille van de leesbaarheid duidt de rechtbank de besluiten van 20 december 2022 verder aan als: besluit II.
9. Naar aanleiding van besluit II hebben eisers op 5 januari 2023 het verzoek tot bestuurlijke heroverweging ingediend voor besluit I. Dit verzoek is op 10 maart 2023 afgewezen, maar dat besluit heeft de staatssecretaris later weer ingetrokken.
10. Vervolgens heeft de staatssecretaris met het bestreden besluit het verzoek om heroverweging opnieuw afgewezen. De staatssecretaris heeft dit gedaan op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Mocht de staatssecretaris de verzoeken om heroverweging afwijzen?
11. Volgens vaste rechtspraak moet de staatssecretaris een verzoek om bestuurlijke heroverweging toewijzen (a) als het eerder genomen besluit evident onjuist was of (b) als uit later bekend geworden informatie volgt dat een vreemdeling al eerder voldeed aan de vereisten voor verlening van de asielvergunning. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 7 juli 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1432).
11. Eisers vinden besluit I onterecht en vinden daarom dat de staatssecretaris hierop moet terugkomen. Eisers hebben gesteld dat in hun geval de situatie onder (b) zich voordoet. Zij hebben hiervoor de volgende redenen gegeven:
11. i) de toelichting en bewijsstukken die zij hebben gegeven bij besluit II zijn in essentie hetzelfde als bij besluit I. Eisers verwijzen hierbij specifiek naar een brief van pastoor [pastoor] uit 2018;
11. ii) besluit II is op de stukken genomen; de staatssecretaris vond het kennelijk niet nodig hen
opnieuw te horen. Eisers leiden hieruit af dat de staatssecretaris zwaar gewicht toekent aan de verklaringen die zij op 8 oktober 2019 hebben afgelegd.
13. Samengevat vinden eisers dat hun geloofsgroei en/of hun activiteiten voor hun kerk ten tijde van besluit II niet zoveel groter waren dan ten tijde van besluit I dat hieruit kan worden verklaard dat hun herhaalde asielaanvragen met besluit II zijn ingewilligd, terwijl de vorige aanvragen bij besluit I nog waren afgewezen. De brief van pastor [pastoor] van 2022 geeft geen wezenlijk ander beeld van eisers activiteiten voor de kerk dan de brief uit 2018. Eiser was destijds ook al werkzaam als diaken, deed ook toen al jaren aan evangelisatie via de social media van de kerk en de vergelijkende studie over de islam en het christendom was er in 2019 ook al, maar is toen door de staatssecretaris ten onrechte buiten beschouwing gelaten. Hetzelfde geldt voor de certificaten die eisers destijds al hadden en de screenshots van social media posts die eisers toentertijd hebben ingebracht.
13. Het is eisers niet duidelijk wat de wezenlijke verschillen zijn waardoor de beoordeling in besluit II anders is uitgevallen en waarom de verklaringen, toelichting en stukken die ten behoeve van besluit I zijn gegeven en ingebracht, destijds niet voldoende waren om een asielvergunning toe te kennen. Eisers hebben er daarbij op gewezen dat de huidige WI 2022/3 in feite niet afwijkt van WI 2018/10. Eisers komen tot de conclusie dat zij ten tijde van besluit I al voldoende met hun verklaringen en bewijsstukken hebben aangetoond dat sprake is van geloofsontwikkeling, maar dat de staatssecretaris daar ten onrechte aan voorbij is gegaan omdat het zogenaamd geen nieuwe elementen of bevindingen zouden zijn.
13. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris naar aanleiding van de ten behoeve van besluit II verstrekte informatie het asielrelaas van eisers geloofwaardig heeft geacht. Er is in zoverre dus sprake van nieuwe, later bekend geworden informatie. Maar het is de vraag of deze later bekend geworden informatie tot de conclusie zou moeten leiden dat eisers ten tijde van besluit I al aan de voorwaarden voor een asielvergunning voldeden. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
13. De staatssecretaris heeft bij besluit II een nieuwe integrale geloofwaardigheidsbeoordeling gemaakt. De staatssecretaris heeft besluit II niet ten onrechte gebaseerd op de verklaringen van eisers uit 2018 en de destijds overgelegde bewijsstukken, in samenhang met de in 2022 ingebrachte documenten en informatie. De staatssecretaris heeft mogen beslissen dat het bij geloofsgroei vanzelfsprekend is dat nieuwe stukken (kunnen) leiden tot een nieuwe samenstelling van feiten en omstandigheden, omdat deze documenten nieuwe ontwikkelingen betreffen sinds de voorgaande procedure.
13. De staatssecretaris heeft er in besluit II op kunnen wijzen dat de brief van pastoor [pastoor] uit 2022 gedetailleerder en uitgebreider is dan de brief van de pastoor uit 2018 en – anders dan de brief uit 2018 – betrekking heeft op zowel eiser als eiseres. De staatssecretaris heeft daarom aan de brief uit 2022 meer betekenis mogen toekennen. De staatssecretaris heeft bij besluit II ook zwaar gewicht mogen toekennen aan het door eisers in 2022 overgelegde Christ Crisis Corona certificaat, eisers nieuwe essay (uit 2022) over de heilige drie-eenheid, de live uitzending van een kerkdienst via Instagram waarbij eiser diaken was en eiseres ook duidelijk in beeld was, de tv-documentaire waaraan eisers hebben meegewerkt en de toename van hun (kerkelijke) activiteiten op social media. De staatssecretaris heeft zich daarbij op het standpunt kunnen stellen dat aan de eerdere
certificaten die eisers hebben behaald, het door eiser eerder geschreven essay of de verklaring van eiser dat hij in 2018 ook al als diaken diende, niet hetzelfde gewicht hoefde te worden toegekend.
18. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft beslist dat uit de in 2022 ingebrachte informatie niet volgt dat eisers ten tijde van besluit I (in 2019) al voldeden aan de voorwaarden voor vergunningverlening. De in 2022 ingebrachte informatie vormt volgens eisers slechts “meer van hetzelfde”, maar het is nu juist dat méér dat er toe heeft geleid dat de staatssecretaris de asielaanvragen in 2022 heeft ingewilligd. Anders dan eisers hebben aangevoerd, hoefde de staatssecretaris geen doorslaggevend gewicht toe te kennen aan de verklaringen die zij op 8 oktober 2019 hebben afgelegd.
18. Eisers hebben ter zitting de beroepsgrond ingetrokken, dat de staatssecretaris toepassing had moeten geven aan de arresten LH en XY van het Hof van Justitie van de EU (arresten van 10 juni 2021, ECLI:EU:C:2021 478, resp. 9 september 2021, ECLI:EU:C:2021:710) en de uitspraak van de Afdeling van 15 september 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2699). De rechtbank laat deze daarom buiten beschouwing.

Conclusie en gevolgen

20. De staatssecretaris heeft het verzoek tot heroverweging terecht afgewezen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. I.M. de Graaf, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
07 maart 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.