In deze zaak hebben eisers, een echtpaar met een V-nummer, op 5 januari 2023 een verzoek tot bestuurlijke heroverweging ingediend voor de besluiten van 14 oktober 2019, waarbij hun eerdere asielaanvragen waren afgewezen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft dit verzoek op 29 november 2023 afgewezen, wat heeft geleid tot beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen op 7 februari 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank heeft beoordeeld of de staatssecretaris het verzoek tot heroverweging terecht heeft afgewezen, aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
Eisers hebben in hun verzoek gesteld dat zij gegronde vrees voor vervolging hebben vanwege hun bekering tot het christendom en dat er nieuwe feiten zijn die hun eerdere afwijzing onterecht maken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers tussen 2013 en 2022 verschillende asielaanvragen hebben ingediend, die telkens zijn afgewezen omdat de staatssecretaris hun bekering niet geloofwaardig achtte. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft beslist dat de later ingebrachte informatie niet leidde tot de conclusie dat eisers ten tijde van het eerdere besluit al voldeden aan de voorwaarden voor een asielvergunning.
De rechtbank heeft de beroepsgrond van eisers dat de staatssecretaris de eerdere besluiten onterecht heeft afgewezen, verworpen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de nieuwe informatie niet wezenlijk verschilde van de eerder ingediende stukken en dat de afwijzing van het verzoek tot heroverweging terecht is gedaan. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en eisers geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson en is op 7 maart 2024 openbaar gemaakt.