ECLI:NL:RBDHA:2024:4576

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
NL23.38218
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning regulier voor verblijf als familie- of gezinslid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier met het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’. De aanvraag werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 28 september 2022, waarna eiser bezwaar maakte. Tijdens de hoorzitting op 7 november 2023 werd het bezwaar afgewezen. De rechtbank behandelde het beroep op 5 maart 2024. Eiser, geboren in 1988 met de Marokkaanse nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor verblijf bij zijn partner, referent, die de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank concludeert dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor een duurzame en exclusieve relatie, wat leidde tot de afwijzing van de aanvraag. Eiser voerde aan dat de afwijzing onterecht was, omdat verweerder niet voldoende had gemotiveerd waarom de overgelegde stukken niet voldoende waren. De rechtbank oordeelt dat de tegenstrijdigheden in de verklaringen van eiser en referent niet relevant zijn en dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van familieleven. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, zonder aanleiding voor proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38218 (beroep) en NL23.38220 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter in de zaken tussen

[verzoeker] , eiser/verzoeker (hierna: verzoeker)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A.A. van Harmelen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. E.S. Fakili).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een verblijfsvergunning regulier met het verblijfsdoel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij [referent] (referent).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 28 september 2022 afgewezen en aan eiser een terugkeerbesluit opgelegd. Eiser heeft daarna bezwaar gemaakt.
1.2.
Op 7 november 2023 zijn eiser en referent gehoord door de ambtelijke hoorcommissie.
1.3.
Met het bestreden besluit van 7 november 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en H. Kanoumi als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser is geboren op [geboortedatum 1] 1988 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Referent is geboren op [geboortedatum 2] 1974 en heeft de Nederlandse nationaliteit. Eiser en referent hebben elkaar op 17 november 2019 in Nederland ontmoet op een feestje bij een vriend. Op 19 juli 2022 heeft eiser een aanvraag ingediend voor verblijf bij referent, zijn gestelde partner. Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen omdat eiser niet beschikt over een geldige mvv [1] . Volgens verweerder heeft eiser niet aangetoond dat hij en referent een duurzame en exclusieve relatie hebben. Verweerder heeft dan ook geconcludeerd dat tussen hen geen sprake is van familieleven. Ook als daar wel vanuit zou moeten worden gegaan, heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de belangenafweging in het nadeel van eiser uitvalt.
Wat vindt eiser?
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser voert aan dat hij een groot aantal stukken heeft overgelegd en dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom dit niet voldoende is. Verder voert eiser aan dat niet alle tegenstrijdigheden die verweerder heeft tegengeworpen relevant zijn, zoals wanneer er telefoonnummers uitgewisseld zijn. Daarnaast voert eiser aan dat zijn gemachtigde in de bezwaarfase antwoorden op vragen heeft weggelaten en verklaringen heeft toegevoegd, waardoor er tegenstrijdigheden ontstonden die hem nu ten onrechte worden tegengeworpen. Tot slot voert eiser aan dat Marokko geen veilig land van herkomst is voor LHBTI’ers. Verweerder had dus niet tegen mogen werpen dat het familieleven ook in Marokko uitgeoefend zou kunnen worden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Gezinsleven
4. De rechtbank volgt verweerder in het standpunt dat eiser en referent te weinig objectieve bewijsstukken hebben overgelegd om hun gestelde duurzame en exclusieve relatie te onderbouwen. Weliswaar is er een groot aantal foto’s overgelegd, maar deze foto’s kunnen op zichzelf het bestaan van een duurzame en exclusieve relatie niet aantonen. Een deel van de foto’s is bovendien ongedateerd. Verder heeft verweerder mogen tegenwerpen dat eiser en referent op verschillende punten wisselend hebben verklaard. Zo heeft referent bij de aanvraag verklaard dat eiser elke dag via videobellen contact heeft met zijn ouders, broers en zussen en dat hij altijd de groeten van ze kreeg. Tijdens de hoorzitting in bezwaar verklaarde eiser echter dat hij door zijn familie is verstoten en geen contact meer met zijn familieleden heeft. Geconfronteerd met deze tegenstrijdigheid gaf eiser aan dat referent waarschijnlijk verkeerd begreep met wie hij aan het videobellen was. Op zitting hebben eiser en referent hierover verklaard dat hun toenmalige gemachtigde eiser had aangeraden om te verklaren dat hij geen contact meer had met zijn familie. Met deze enkele niet nader onderbouwde stelling in beroep is deze tegenstrijdigheid echter niet van tafel. Verweerder heeft eiser in het bestreden besluit dan ook kunnen tegenwerpen dat er tegenstrijdig is verklaard over het contact met zijn ouders. Daarnaast heeft verweerder ook mogen meewegen dat bij de aanvraag is verklaard dat eiser en referent een week na hun ontmoeting telefoonnummers hebben uitgewisseld, terwijl bij de hoorzitting is verklaard dat dit na twee maanden was. Dat deze tegenstrijdigheden niet relevant zouden zijn volgt de rechtbank niet. Of eiser nog contact heeft met zijn familie en het moment waarop eiser en referent telefoonnummers uitwisselden zijn feiten en omstandigheden in een relatie waarvan verweerder mag verwachten dat er niet wisselend over wordt verklaard.
4.1.
Ter zitting heeft eiser nog stukken meegebracht waaruit blijkt dat hij en referent samenwonen en op hetzelfde adres post ontvangen, met het verzoek deze aan het dossier toe te voegen. Deze stukken omvatten post van de huisarts, de tandarts en gasrekeningen. De rechtbank heeft deze stukken niet betrokken bij de beoordeling, omdat dat in strijd zou zijn met de goede procesorde. Verweerder heeft deze stukken niet in de beoordeling kunnen betrekken, eiser heeft ze ook niet in de beroepsgronden aangekondigd en op zitting heeft verweerder geen goede gelegenheid om hierop te reageren. Eiser en referent hebben over deze stukken verklaard dat zij deze al eerder wilden inbrengen, maar dat hun toenmalige gemachtigde dit heeft nagelaten. Dit leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. Nog daargelaten dat dit niet is onderbouwd heeft eiser zelf deze gemachtigde ingehuurd. Dat deze gemachtigde zijn werk volgens eiser en referent niet naar behoren heeft verricht, komt voor hun rekening en risico.
Belangenafweging
5. De rechtbank begrijpt de uitspraak van hoogste bestuursrechter van 13 juli 2022 [2] zo dat verweerder eerst moet vaststellen of er familieleven is. Vervolgens is de vraag of dit familieleven beschermenswaardig is in de zin van artikel 8 van het EVRM. Hierover heeft het EHRM [3] overwogen dat familiebanden tussen volwassenen en hun ouders, en broers en zussen geen bescherming genieten, tenzij er tussen betrokkenen 'additional elements of dependence' - oftewel 'more than the normal emotional ties' - bestaan. [4] Daarbij mag verweerder volgens voormelde uitspraak niet volstaan met de vaststelling of al dan niet beschermenswaardig familieleven bestaat, maar moet hij altijd een belangenafweging verrichten, waarbij hij alle relevante feiten en omstandigheden moet betrekken. Bij uitspraak van 27 maart 2024 is de hoogste bestuursrechter overigens teruggekomen van dit oordeel en heeft zij overwogen dat verweerder in het geval dat hij vaststelt dat er tussen een vreemdeling en referent geen familieleven in de zin van het eerste lid van artikel 8 van het EVRM bestaat, niet meer de belangen van de Nederlandse Staat hoeft af te wegen tegen de belangen van de betrokken vreemdeling. [5]
5.1.
Zoals hiervoor is overwogen, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er sprake is van een schijnrelatie. De rechtbank volgt verweerder dan ook in zijn standpunt dat er geen sprake is van familieleven. Verweerder was dan ook niet gehouden om te beoordelen of het gestelde familieleven beschermenswaardig is en evenmin om de daarmee samenhangende belangenafweging te maken. Verder zou een belangenafweging in dit geval zinledig zijn. Immers, als er geen sprake is van familieleven, kan er ook geen inbreuk op worden gemaakt.
5.2.
De stelling dat Marokko geen veilig land van herkomst is voor eiser en daarom een objectieve belemmering vormt om daar het gestelde gezinsleven uit te oefenen, kan alleen daarom al niet slagen. Voor zover eiser betoogt dat hij niet terug kan naar Marokko omdat Marokko voor hem als LHBTI’er geen veilig land van herkomst is, overweegt de rechtbank dat dit een asielgrond is die in een asielprocedure aan de orde kan worden gesteld.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat verweerder de aanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen.
7. Nu er op het beroep is beslist, zal het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk worden verklaard vanwege een gebrek aan connexiteit. [6]
8. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), ECLI:NL:RVS:2022:2006.
3.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
4.ECLI:NL:RVS:2022:2006, rechtsoverweging 9.2.
6.Op grond van artikel 8:81 en 8:83, derde lid, van de Awb.