ECLI:NL:RBDHA:2024:4495
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging voor voorlopig verblijf op grond van nareis door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, die de Eritrese nationaliteit heeft, tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging voor voorlopig verblijf (mvv) op grond van nareis. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, met het besluit van 2 augustus 2023, en het bezwaar werd bij het bestreden besluit van 12 oktober 2023 gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak op 27 februari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres, de referent, en een tolk aanwezig waren.
Eiseres stelt dat zij gezinshereniging met haar (gestelde) vader beoogt en dat de Staatssecretaris daarom had moeten toetsen aan artikel 8 van het EVRM. De rechtbank oordeelt echter dat de aanvraag terecht is afgewezen, omdat de referent de Nederlandse nationaliteit heeft en eiseres niet aan de voorwaarden voor de mvv voldoet. De rechtbank wijst erop dat in nareisaanvragen altijd een impliciet beroep op artikel 8 van het EVRM besloten ligt, maar dat de Staatssecretaris deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om te toetsen aan dit artikel.
De rechtbank concludeert dat er geen motiveringsgebrek is en dat de Staatssecretaris niet gehouden was een hoorzitting te houden, aangezien er geen twijfel bestond over de afwijzing van de aanvraag. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. M. Garabitian en bekendgemaakt op 22 maart 2024.