In deze zaak hebben eisers, allen van Syrische nationaliteit, op 15 augustus 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij hun referent. De aanvraag is op 16 augustus 2022 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid ontvangen. Eisers hebben verweerder op 18 februari 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Vervolgens hebben zij op 29 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft op 10 januari 2024 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestuursorgaan in gebreke is gebleven om binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen na ontvangst van de aanvraag een besluit te nemen. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar artikel 6:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin is bepaald dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eisers gegrond is, omdat de termijn voor het nemen van een besluit is overschreden en eisers rechtsgeldig in gebreke zijn gesteld.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een beslissing op de aanvraag bekend te maken. Indien verweerder besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na de bekendmaking van deze uitspraak bekend worden gemaakt. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50.