ECLI:NL:RBDHA:2024:4472

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
09/039252-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bankhelpdeskfraude met meerdere slachtoffers, veroordeling voor oplichting, diefstal met valse sleutel, computervredebreuk, deelname aan een criminele organisatie en wapenbezit

De rechtbank Den Haag heeft op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij bankhelpdeskfraude. De verdachte, geboren in 1998, werd beschuldigd van het medeplegen van oplichting, diefstal met valse sleutel, computervredebreuk, deelname aan een criminele organisatie en wapenbezit. Gedurende de periode van 1 maart 2021 tot en met 4 april 2022 heeft de verdachte samen met anderen 19 slachtoffers opgelicht, waarbij in totaal ongeveer € 115.000,- is gestolen. De slachtoffers, vaak ouderen, werden gebeld door personen die zich voordeden als bankmedewerkers en hen overtuigden om hun pincodes en bankpassen af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een actieve rol speelde in deze criminele activiteiten, waarbij hij ook anderen aanstuurde en faciliteerde. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 48 maanden op, met gedeeltelijke toewijzing van schadevergoedingsvorderingen van benadeelde partijen, waaronder banken die hun klanten schadeloosstelden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, die niet alleen financiële schade, maar ook emotionele schade hebben geleden.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/039252-22 en 08/006845-22 (t.t.z. gevoegd)
Datum uitspraak: 26 januari 2024
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaken van de officieren van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] te [woonplaats]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 12 juli 2022, 10 oktober 2022, 6 januari 2023, 16 maart 2023, 1 juni 2023, 18 augustus 2023 (alle pro forma), 11 en 12 december 2023 (inhoudelijke behandeling) en 26 januari 2024 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mr. N.J. Ros en G.L.M. van den Eshof en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. J.T.H.M. Mühren naar voren is gebracht.
De officier van justitie mr. N.J. Ros heeft op de terechtzitting van 11 december 2023 medegedeeld dat zij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht (Sr) aanhangig te maken.

2.De tenlastelegging

Tegen de verdachte zijn twee dagvaardingen uitgebracht, te weten onder parketnummer 09/039252-22 (hierna: dagvaarding I) en onder parketnummer 08/006845-22 (hierna: dagvaarding II), waarin is vermeld wat hem ten laste is gelegd. De tenlastelegging bij dagvaarding I is op de terechtzitting van 11 december 2023 gewijzigd.
De tekst van de (gewijzigde) tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking in dagvaarding I komt er – kort gezegd – op neer dat de verdachte zich in de periode van 1 maart 2021 tot en met 4 april 2022 schuldig heeft gemaakt aan:
1) medeplegen van oplichting (59 slachtoffers);
2) medeplegen van computervredebreuk (58 slachtoffers);
3) medeplegen van diefstal met valse sleutel (54 slachtoffers)
4) deelname aan een criminele organisatie, gericht op het plegen van de bij dagvaarding I onder 1, 2, 3 en 6 ten laste gelegde strafbare feiten, alsmede op (gewoonte)witwassen;
5) medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie;
6) medeplegen van het voorhanden hebben van niet-openbare gegevens (‘leads’) terwijl hij wist of moest vermoeden dat die door misdrijf verkregen waren.
De verdenking in dagvaarding II komt er – kort gezegd – op neer dat de verdachte zich schudig heeft gemaakt aan:
1) medeplegen van oplichting van [naam 1] ;
2) medeplegen van computervredebreuk (slachtoffer [naam 1] );
3) medeplegen van diefstal met valse sleutel van een geldbedrag van [naam 1] .

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Inleiding
Medio juli 2021 werd door de politie in het werkgebied Duin- en Bollenstreek een toename waargenomen van het aantal aangiften van bankhelpdeskfraude, ook wel “spoofing” genoemd. Naar aanleiding hiervan werd in januari 2022 het onderzoek ‘Asten’ gestart.
In deze zaak gaat het om bankhelpdeskfraude gepleegd in de periode van 1 maart 2021 tot en met eind maart/begin april 2022. In het procesdossier van onderzoek ‘Asten’ bevindt zich een grote hoeveelheid aangiftes waaruit blijkt dat er mensen zijn opgelicht, dat in sommige gevallen bij hen computervredebreuk is gepleegd en dat in veel gevallen bij hen geld en/of goederen zijn gestolen. Dit gebeurde middels de volgende modi operandi.
De slachtoffers, veelal op leeftijd, werden gebeld door personen die zich voordeden als een medewerker van de fraudebestrijdingsafdeling van de bank waar de slachtoffers klant zijn. Slachtoffers werd, overeenkomstig een tevoren uitgeschreven ‘script’, verteld dat er vermoedelijk fraude werd gepleegd met hun bankrekening en/of dat er een virus op hun computer aanwezig was. De beller noemde persoonlijke gegevens van de slachtoffers om zo hun vertrouwen te winnen en hen te doen geloven dat zij daadwerkelijk met de bank van doen hadden. Die gegevens waren haalde de beller uit een lange lijst met namen, telefoonnummers, geboortedata en bankrekeningnummers (ook wel ‘leads’ genoemd). In sommige gevallen werd het gesprek met het slachtoffer na enige tijd overgenomen door een tweede beller, die zich voordeed als een bankmedewerker die hoger in rang was.
Slachtoffers werden er op deze manier toe bewogen om telefonisch hun pincode door te geven. In sommige gevallen werd hen verteld dat zij het programma ‘Anydesk’ of ‘Teamviewer’ op hun computer moesten installeren, zodat een medewerker van de bank het ‘virus’ kon verwijderen. Na installatie moesten zij inloggen in hun digitale bankomgeving. In werkelijkheid konden de daders via Anydesk of Teamviewer de controle over de computer van de slachtoffers, en daarmee dus ook over hun digitale bankomgeving, overnemen. Zij konden vervolgens de transactielimiet van de bankrekening van de slachtoffers verhogen, geld van de spaarrekening overmaken naar de betaalrekening en transacties naar een derde partij klaarzetten, waarna het slachtoffer ertoe werd bewogen die transactie daadwerkelijk te bevestigen. In enkele gevallen werden dergelijke transacties als frauduleus herkend door het fraudedetectie-mechanisme van de bank en zijn de transacties te geblokkeerd.
In andere gevallen werd de slachtoffers door de beller verteld dat er een bankmedewerker bij hen zou langskomen om het virus van hun computer te verwijderen en/of hun bankpas(sen) op te halen. Deze zogenaamde bankmedewerker zou dan een code en/of naam noemen ter verificatie. Vervolgens werd daadwerkelijk bij de slachtoffers aangebeld door een persoon die die naam en/of code noemde. De nep-bankmedewerker ging vervolgens de woning binnen, verrichtte op de computer van de slachtoffers enkele handelingen en/of nam hun bankpas en/of andere waardevolle goederen zoals telefoons of sieraden mee. Met die bankpas werd vervolgens gepind, met gebruikmaking van de eerder door het slachtoffer aan de beller doorgegeven pincode.
In het onderzoek Asten zijn vier verdachten naar voren gekomen die in de genoemde periode volgens bovenstaande modi operandi de fraude zouden hebben gepleegd: [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . In totaal zijn 91 incidenten aan het licht gekomen die volgens het openbaar ministerie in verband kunnen worden gebracht met deze verdachten.
Dit vonnis gaat over [verdachte] , aan wie onder meer betrokkenheid bij 60 van die 91 incidenten wordt verweten. Bij al die incidenten is volgens het openbaar ministerie sprake van oplichting, bij 55 van die 60 incidenten is sprake van diefstal, en bij 59 van die 60 incidenten is ook sprake van computervredebreuk. [verdachte] zal in het hierna volgende worden aangeduid als de verdachte, of met zijn achternaam.
3.2.
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van de bij dagvaarding I en dagvaarding II ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de bij dagvaarding I ten laste gelegde computervredebreuk bij: [naam 2] (incident 4), [naam 3] (incident 15), [naam 4] (incident 17), [naam 5] (incident 24), [naam 6] (incident 26), [naam 7] (incident 29), [naam 8] (incident 30), [naam 9] (incident 65), [naam 10] (incident 66), [naam 11] (incident 67), [naam 12] (incident 68) en [naam 13] (incident 69), omdat bij deze incidenten niet is gebleken dat er computervredebreuk is gepleegd. De verdachte moet ook worden vrijgesproken van de bij dagvaarding I ten laste gelegde diefstal met valse sleutel van geldbedragen van [naam 14] (incident 19), omdat bij [naam 14] geen geldbedragen zijn weggenomen.
Ten aanzien van incident 20 hebben de officieren van justitie geen standpunt ingenomen.
Op specifieke standpunten van de officieren van justitie zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft het volgende bepleit:
- ten aanzien van de bij dagvaarding I onder 1 ten laste gelegde oplichting heeft de raadsman zich met betrekking tot de incidenten 2, 31, 32 en 33 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en van alle overige incidenten vrijspraak bepleit;
- ten aanzien van de bij dagvaarding I onder 2 ten laste gelegde computervredebreuk heeft de raadsman zich met betrekking tot de incidenten 3, 31, 32 en 64 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en van alle overige incidenten vrijspraak bepleit;
- ten aanzien van de bij dagvaarding I onder 3 ten laste gelegde diefstal met valse sleutel heeft de raadsman zich met betrekking tot de incidenten 2, 4, 25 en 64 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en van alle overige incidenten vrijspraak bepleit;
- ten aanzien van de bij dagvaarding I onder 4 ten laste gelegde deelname aan een criminele organisatie heeft de raadsman vrijspraak bepleit;
- ten aanzien van het bij dagvaarding I onder 5 ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen en het onder 6 ten laste gelegde voorhanden hebben van niet-openbare gegevens heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van het bij dagvaarding II ten laste gelegde heeft de raadsman vrijspraak bepleit.
Op specifieke (bewijs)verweren van de raadsman zal hierna – voor zover relevant – nader worden ingegaan.
3.4.
De beoordeling van de tenlasteleggingen [1]
De rechtbank zal hierna eerst de feiten 1, 2 en 3 (oplichting, computervredebreuk en diefstal met valse sleutel) van beide dagvaardingen bespreken. Daarna zullen de feiten 4 en 6 van dagvaarding I worden besproken (heling van niet-openbare gegevens en deelname aan criminele organisatie) en tot slot feit 5 van dagvaarding I (het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie).
3.4.1.
Dagvaardingen I en II, feiten 1, 2 en 3: oplichting, computervredebreuk en diefstal met valse sleutel
Inleidende overwegingen
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich een aantal keer schuldig heeft gemaakt aan diefstal en oplichting, door met twee slachtoffers te bellen (te weten [naam 28] en [naam 29] , incidenten 31 en 32) en door een aantal keer te pinnen met een buitgemaakte pinpas. Hij heeft verklaard dat er meerdere mensen nodig zijn om het proces van bankhelpdeskfraude goed te laten verlopen. Als er bijvoorbeeld vanuit een bepaalde plaats werd gebeld met een slachtoffer dat zich ergens anders bevond, moest daarnaast ook iemand anders bij het slachtoffer in de buurt zijn om de pinpas zo snel mogelijk op te halen en daarmee vervolgens geld te pinnen. [2] Tijdens zijn politieverhoor heeft [verdachte] verklaard dat hij zelf ook een of twee keer een pinpas bij een slachtoffer heeft opgehaald. Als hij als pinner fungeerde kreeg hij de pincode via de telefoon door van iemand anders. Bij het bellen werd gebruik gemaakt van een script en van leads. Ook heeft [verdachte] verklaard dat hij leads heeft doorgestuurd naar een andere persoon en geld heeft verdiend met bankhelpdeskfraude. [3]
De rechtbank is op grond van de hierna, per incident, te bespreken bewijsmiddelen van oordeel dat de rol van [verdachte] bij de bankhelpdeskfraude groter is geweest dan hij in voornoemde verklaringen heeft doen voorkomen. Bij de incidenten waar de rechtbank de betrokkenheid van [verdachte] kan vaststellen, beoordeelt zij die betrokkenheid steeds als medeplegen, omdat hij nauw en bewust samenwerkte met anderen en zelf een materiële of intellectuele bijdrage van voldoende gewicht leverde. Bij incidenten waar de rechtbank kan vaststellen dat [verdachte] betrokken was bij de oplichting van een slachtoffer (het bellen en ontfutselen van de pincode), acht zij hem als medepleger ook verantwoordelijk voor de daarop volgende computervredebreuk (inloggen op internetbankieromgeving) en diefstal met valse sleutel van dat slachtoffer (het pinnen). De oplichting stond immers volledig ten dienste van de computervredebreuk en diefstal: zonder die oplichting waren de computervredereuk en de diefstal niet mogelijk geweest.
Incident 1
Uit de aangifte van [naam 15] blijkt dat [naam 16] op 31 december 2021 rond de klok van 20.00u een e-mail heeft gelezen waarin hij gewaarschuwd werd dat hij mogelijk slachtoffer was geworden van bankfraude. Hij moest op een link klikken en werd verbonden met een medewerker met telefoonnummer [telefoonnummer 1] van de ING bank die zichzelf voorstelde als ‘ [naam 17] ’. Er zou malware op zijn laptop aanwezig zijn en er moesten snel handelingen worden verricht . Er is een vrouw langs gekomen die zich voorstelde als ‘ [naam 18] ’ en zij heeft enkele handelingen op zijn laptop verricht. Daarna moest hij zijn ING-betaalpas en pincode in een envelop doen en inleveren. Nadat zij was vertrokken, is twee keer € 500,- gepind met zijn bankpas. [4]
Behalve [verdachte] wordt ook [medeverdachte 3] verdacht van betrokkenheid bij dit incident. Uit onderzoek naar de bij [medeverdachte 3] in beslag genomen iPhone 11 blijkt dat zij een gesprek heeft met ‘ [naam 19] ’ ( [medeverdachte 3] heeft verklaard dat dat [verdachte] is [5] ). Op 12 januari 2022 spreken [verdachte] en [medeverdachte 3] vermoedelijk over bankhelpdeskfraude. [verdachte] zegt dat [medeverdachte 3] moet bellen omdat hij sowieso een vis gaat klaren. Een ‘vis’ is een slachtoffer, zo heeft [medeverdachte 3] verklaard. [6] [medeverdachte 3] vraagt of zij kan bellen en of hij een voorkeur heeft voor een bank. Op een onbekende datum hebben [verdachte] en [medeverdachte 3] een gesprek waarin [medeverdachte 3] zegt dat zij betaald wil worden, waarop [verdachte] antwoordt dat hij [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) gesproken heeft en dat hij [medeverdachte 3] zondag zal uitbetalen. [medeverdachte 3] zegt dat zij met [verdachte] werkt, niet met [medeverdachte 1] , en dat [verdachte] haar moet betalen. [7] [medeverdachte 3] heeft bij de politie verklaard dat [verdachte] boven haar stond in de rangorde, dat zijn rol bij de door haar gepleegde bankhelpdeskfraude sowieso groter was dan die van haar en dat zij uitbetaald moest worden door hem. Zij moest toestemming aan [verdachte] vragen om voor iemand anders te mogen bellen met slachtoffers, omdat het zo in die rangorde werkte. [8] De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat [medeverdachte 3] nauw samenwerkte met [verdachte] in het kader van bankhelpdeskfraude.
Bij [verdachte] is tijdens zijn fouillering een iPhone 13 gevonden en in beslag genomen. [9] Hij heeft verklaard dat hij deze telefoon ook in gebruik had. [10] Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de telefoon waarmee [naam 16] gebeld is en de historische verkeersgegevens van de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 3] blijkt het volgende. De telefoon waarmee [naam 16] werd gebeld, bevond zich in een dekkingsgebied van een basisstation gelegen aan de [adres 2] te [plaats 1] . De telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 3] bevonden zich op dat moment n datzelfde dekkingsgebied. Om 20:22 uur, 20:47 uur, 21:10 uur en 21:13 uur bevond de telefoon van [verdachte] zich in dekkingsgebieden van basisstations die gelegen zijn aan de [adres 3] te [plaats 2] : de woonplaats van [naam 16] . Vlak voordat met de pinpas van [naam 16] in Hoofddorp werd gepind, maakten de telefoons van [medeverdachte 3] en [verdachte] gebruik van basisstations te Hoofddorp. Op de dag van het delict zijn ook twee inkomende contacten geregistreerd van de telefoon [verdachte] met de telefoon van [medeverdachte 3] . [11]
[medeverdachte 3] heeft bekend dat zij bij slachtoffer [naam 16] binnen is geweest, op de laptop enkele handelingen heeft verricht, de bankpas heeft meegenomen en het geld heeft gepind. Zij was niet alleen, heeft zij verklaard. [12]
Op grond van de omstandigheden dat [medeverdachte 3] de oplichting, computervredebreuk en de diefstal bij aangever [naam 16] heeft bekend, gebleken is dat zij nauw samenwerkte met [verdachte] en dat de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 3] op de dag van het incident contact hadden en exact dezelfde reisbewegingen maakten (onder meer in de buurt van het woonadres van [naam 16] in Lisse en in de buurt van de pinlocatie in Hoofddorp), acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] betrokken was bij dit incident, zowel bij de oplichting, de computervredebreuk als bij de diefstal met valse sleutel.
Incident 2
Aangeefster [naam 66] heeft namens [naam 67] (hierna: [naam 67] ) aangifte gedaan. [naam 67] is op 4 april 2021 gebeld door een vrouw die zich voordeed als medewerker van de Rabobank. Er zou ‘iets’ met de computer van [naam 67] zijn en er kwam even later een getinte man langs die meerdere handelingen op de computer van [naam 67] heeft verricht. [naam 67] heeft zelf ingelogd op internetbankieren, omdat de man dat vroeg. [naam 67] heeft zijn bankpas aan de man meegegeven. Er is vervolgens € 1.600,- gepind bij een pinautomaat. [13]
Naar aanleiding van de oplichting van [naam 67] zijn beelden van het portiek van het appartementencomplex waar hij woont en beelden van de pinautomaat waar de geldbedragen gepind zijn, gedeeld in het programma ‘Opsporing Verzocht’. Er zijn tien meld misdaad anoniem-meldingen binnen gekomen van mensen die de persoon op de beelden herkennen als [verdachte] . [14] [verdachte] heeft bij de raadkamer verklaard dat hij de beelden van Opsporing Verzocht gezien heeft, zichzelf heeft herkend op de beelden en dat hij inderdaad geld heeft gepind. [15] De rechtbank acht op grond daarvan wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] betrokken was bij dit incident, en wel bij de oplichting, de computervredebreuk en de diefstal met valse sleutel. Weliswaar was [verdachte] niet de beller, maar wel is hij langs gegaan bij het slachtoffer en heeft hij door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid de bankpas meegekregen.
Incident 4
Aangever [naam 2] is op 19 september 2021 gebeld door een vrouw die zich voordeed als medewerkster van de ING-bank genaamd [naam 20] . Er zou een buitenlands bedrijf controle hebben gekregen over de bankrekening van [naam 2] en om te voorkomen dat er fraude gepleegd werd, moest [naam 2] twee keer € 4.900,- overmaken naar een ‘tussenrekening’. Dat heeft [naam 2] gedaan. Daarna is een man met Surinaams uiterlijk bij [naam 2] thuis gekomen om zijn bankpas op te halen. [naam 2] heeft de bankpas meegegeven; de pincode had hij telefonisch al aan de vrouw gegeven. Vervolgens zijn op 19 september 2021 negen pintransacties verricht waarbij in totaal nog € 1.900,- is weggenomen, bovenop de € 9.800,- die [naam 2] zelf al had overgemaakt. [16]
[verdachte] is door vier verbalisanten herkend als de persoon die met de bankpas van [naam 2] geldbedragen pint bij Jack’s Casino en BP de Hught te Ughelen. Hij wordt herkend aan zijn postuur, neus, jukbeenderen, lippen en ogen. [17] De rechtbank acht het betrouwbare herkenningen zijn, in aanmerking genomen de scherpte en helderheid van de foto’s en de specifieke uiterlijke kenmerken waaraan [verdachte] wordt herkend. De rechtbank acht betrokkenheid van [verdachte] bij dit incident bewezen, maar alleen bij de diefstal met valse sleutel.
De rechtbank spreekt [verdachte] vrij van oplichting en computervredebreuk, omdat uit het dossier niet is gebleken dat hij betrokken is geweest bij het bellen van [naam 2] of dat hij ook de persoon was die bij [naam 2] binnen is geweest. Op basis van de historische verkeersgegevens van zijn telefoon, kan de rechtbank vaststellen dat [verdachte] bij de pinautomaat in de buurt is geweest, maar niet dat hij bij het slachtoffer thuis was.
Incident 10
Aangeefster [naam 21] is op 13 december 2021 gebeld door een man die zich voordeed als medewerker van de Rabobank fraudehelpdesk. Er zou fraude worden gepleegd met haar bankrekening. Om alle transacties tegen te gaan moest zij inloggen op Rabobank internetbankieren. Zij moest eerst Anydesk installeren. Dat lukte niet, maar er werd een medewerker langs gestuurd om het op te lossen. Vervolgens is een man langs gekomen, moest zij haar bankpas doorknippen en heeft die man die doorgeknipte bankpas meegenomen. Zij heeft haar creditcard niet gegeven, maar wel de gegevens en codes daarvan. Later bleek dat er bij haar € 9.800,- was afgeschreven van haar bankrekeningen en dat er € 4.550,- was gepind bij een geldmaat in Lisse. [18]
Op de iPhone 13 van [verdachte] staat een afbeelding opgeslagen waarop een bankoverschrijving op internetbankieren te zien is van [naam 21] , te weten een bijschrijving van € 18.000,-. Op diezelfde afbeelding is een afschrift van
€ 9.800,- te zien naar ‘(onleesbaar) [naam 68] ’ en zijn vijf pintransacties te zien bij een geldmaat in Lisse, te weten van € 100,-, € 1.450,-, € 1.300,-, € 1.000,- en € 700,-. [19] Met de pinpas van [naam 21] zijn exact deze pintransacties verricht in Lisse én op haar bankrekening is € 18.000,- bijgeschreven vanaf haar eigen rekening en € 9.800,- afgeschreven naar [naam 68] . [20] Uit onderzoek naar de iPhone 13 van [verdachte] is ook gebleken dat hij op 13 december 2021, de dag dat [naam 21] is opgelicht en bestolen, tussen 10:59 uur en 11:59 uur een gesprek heeft met [medeverdachte 2] waarin hij zegt ‘
ga nu kijken of we 18k kunnen legen’. [21] 18k (18.000) is exact het geldbedrag dat vanaf de spaarrekening is bijgeschreven op de bankrekening van [naam 21] . Op grond van deze bewijsmiddelen, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] betrokken was bij dit incident, en wel bij oplichting, computervredebreuk en diefstal met valse sleutel.
Incidenten 15, 17, 18, 19 en 20
Aangeefster [naam 3] (incident 15) is op 20 december 2021 gebeld door een man die zich voordeed als medewerker van de Rabobank die haar vertelde dat er geld van haar rekening overgeschreven werd naar een rekeningnummer in België. Er zou een vrouwelijke medewerker langs komen om haar bankpas op te halen. Een vrouw met haar haren strak naar achteren, gekleed in een teddy-jas tot haar knieën is langs gekomen. [naam 3] heeft haar bankpassen van de Rabobank en de ING en de bankpas van haar man meegegeven en diezelfde dag is € 2.932,95 weggenomen middels pintransacties met de afgegeven bankpassen. [22]
[naam 22] heeft aangifte gedaan namens haar moeder, [naam 4] (incident 17). [naam 4] is op 28 december 2021 gebeld door een vrouw namens de fraudedesk van de ING bank. Er zou € 1400,- van haar rekening afgeschreven worden en er zou een vrouw langskomen om haar bankpas op te halen. Dat was nodig om de rekening te blokkeren. Omstreeks 23:30 uur is die vrouw langs gekomen en heeft [naam 4] de bankpas meegegeven. Er is vervolgens € 500,-, € 300,- en € 450,- gepind. [23]
Aangever [naam 23] (incident 18) is 29 december 2021 gebeld door een vrouw namens de Secure afdeling van de ING bank en werd verteld dat er fraude geconstateerd is met zijn bankrekening. Hij moest Anydesk installeren, maar dat is niet gelukt. Er is een vrouw langs gekomen aan wie hij zijn telefoon heeft gegeven. Hij was ingelogd in zijn internetbankieren omgeving en zij heeft de transactielimieten van zijn spaar- en betaalrekening verhoogd. Zij heeft zijn bankpas en creditcard inclusief pincodes meegekregen en vervolgens is er
€ 8.550,35 van zijn rekeningen weggenomen. [24]
Aangeefster [naam 14] (incident 19) is op 30 december 2021 gebeld door een persoon die zich voorstelde als medewerker van de ING bank die haar vertelde dat er een verdachte transactie van € 1.800,- op haar rekening gaande was. Zij moest een beveiligingsapp downloaden en heeft dat ook gedaan. Zij heeft twee uur aan de telefoon gehangen. Er stond een bedrag van € 4.235,- klaar om over te worden gemaakt naar een derde rekening, maar de bank heeft dat kunnen blokkeren. [25]
Aangeefster [naam 24] (incident 20) is op 6 januari 2022 gebeld door een medewerker van de Rabobank die vertelde dat er een bedrag van haar rekening was afgeschreven en dat de bank dit verdacht vond. Er is een vrouw bij haar thuis langs gekomen die enkele handelingen op haar laptop verricht heeft en zij heeft de bankpassen en pincodes van [naam 24] meegekregen. Er is vervolgens € 4.335,- van haar bankrekening afgeschreven. [26]
De rechtbank stelt vast dat uit iedere aangifte van de incidenten 15, 17, 18, 19 en 20 blijkt dat het slachtoffer is opgelicht en dat behalve bij [naam 14] (incident 19) ook in alle gevallen een geslaagde diefstal heeft plaatsgevonden. Bij [naam 23] , [naam 14] en [naam 24] is ook computervredebreuk gepleegd (incidenten 18, 19 en 20). In het geval van [naam 14] blijkt uit de aangifte dat er een bedrag van € 4.235,- klaar stond om overgemaakt te worden wat [naam 14] niet zelf had gedaan, zodat ook daar sprake moet zijn geweest van de computervredebreuk.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat [verdachte] , gebruikmakend van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , [naam 16] (incident 1) heeft opgelicht. Uit onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer gekoppeld is geweest aan de IMEI-nummers [IMEI 1] en [IMEI 2] . Uit de historische verkeersgegevens van deze IMEI-nummers blijkt weer dat met de telefoon waar die IMEI-nummers aan gekoppeld waren, gebeld is met [naam 3] , [naam 4] , [naam 23] en [naam 14] op de momenten dat zij slachtoffer zijn geworden van oplichting. [27]
Behalve [verdachte] wordt ook [medeverdachte 3] verdacht van betrokkenheid bij de incidenten 15, 17, 18, 19 en 20. [medeverdachte 3] heeft bekend dat zij bij de incidenten 17, 18 en 20 de vrouw is geweest die bij de slachtoffers in huis is gekomen en de bankpassen heeft opgehaald. [28] [29] Zoals onder incident 1 is besproken, werkte [medeverdachte 3] onder andere samen met [verdachte] in het kader van de door haar gepleegde fraude.
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de telefoon waarmee de oplichting jegens [naam 3] is gepleegd en de telefoons in gebruik bij [verdachte] en [medeverdachte 3] blijkt het volgende. De ‘oplichtingstelefoon’ en de telefoon van [verdachte] maken de gehele avond van het incident gebruik van een zendmast die het gebied dekt waar het verblijfadres van [verdachte] , het [adres 4] te Amsterdam , ligt. De telefoon van [medeverdachte 3] maakt ook gebruik van een zendmast die dat gebied dekt, maar op het moment dat [naam 3] haar bankpassen heeft meegegeven aan de vrouw, maakt de telefoon van [medeverdachte 3] gebruik van een zendmast die het adres van [naam 3] dekt. [30]
[medeverdachte 3] voldoet aan het door [naam 3] opgegeven signalement van de persoon die bij haar langs is geweest. Op grond van de historische verkeersgegevens van haar telefoon kan worden vastgesteld dat zij eerst in de buurt van het verblijfadres van [verdachte] was en vervolgens in de nabijheid van het adres van [naam 3] . Vastgesteld is dat zij de bankhelpdeskfraude die zij pleegde, onder andere samen met [verdachte] pleegde. De rechtbank oordeelt op grond van al het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, dat [verdachte] betrokken was bij het incident van [naam 3] , en wel bij oplichting en diefstal met valse sleutel. [verdachte] zal worden vrijgesproken van computervredebreuk, omdat uit de aangifte niet blijkt dat bij deze aangeefster computervredebreuk is gepleegd.
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de telefoon waarmee [naam 4] gebeld is en de historische verkeersgegevens van de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 3] blijkt het volgende. De telefoon waarmee [naam 4] gebeld is, bevond zich op het moment van bellen in een dekkingsgebied van een basisstation gelegen aan de [adres 2] te [plaats 1] . De telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 3] bevonden zich op dat moment ook in een dekkingsgebied van een basisstation gelegen aan de [adres 2] te [plaats 1] . [31] [medeverdachte 3] heeft bekend dat zij de vrouw is die de pinpas heeft opgehaald en gepind heeft. Zij werkte in het kader van de bankhelpdeskfraude onder andere met [verdachte] samen.
Op grond van al deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] betrokken was bij het incident van [naam 4] , en wel bij oplichting en diefstal met valse sleutel. [verdachte] zal worden vrijgesproken van computervredebreuk, omdat uit de aangifte niet blijkt dat bij [naam 4] computervredebreuk gepleegd is.
Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de telefoon waarmee [naam 23] gebeld is en de historische verkeersgegevens van de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 3] blijkt het volgende. De telefoon waarmee [naam 23] gebeld is, bevond zich op het moment van bellen in een dekkingsgebied van een basisstation gelegen aan de [adres 2] te Zwanenburg. De telefoons van de [verdachte] en [medeverdachte 3] bevonden zich op het moment dat [naam 23] gebeld werd ook in een dekkingsgebied van het basisstation gelegen aan de [adres 2] te [plaats 1] . [32] [medeverdachte 3] heeft bekend dat zij de vrouw is die de pinpas heeft opgehaald en gepind heeft. Zij werkte in het kader van de bankhelpdeskfraude onder andere met [verdachte] samen.
De telefoons van [medeverdachte 3] en [verdachte] maakten bovendien gebruik van basisstations die gelegen zijn op 500 meter tot een kilometer afstand van het adres van slachtoffer [naam 23] in Amersfoort, rond het tijdstip dat zij haar bankpassen meegaf. De telefoon van [verdachte] maakte vlak nadat met de pinpas van [naam 23] gepind is bij de Geldmaat aan het [adres 5] te Amsterdam , gebruik van een basisstation dat dat adres dekt. [33]
Op grond van al deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] betrokken was bij het incident van [naam 23] , en wel bij oplichting, computervredebreuk en diefstal met valse sleutel.
Bij [naam 14] is geen oplichting of diefstal gepleegd, omdat niet blijkt dat de aangeefster goederen of gegevens heeft afgegeven of dat bij haar geld of goederen zijn weggenomen. [verdachte] zal dan ook worden vrijgesproken van oplichting en diefstal bij [naam 14] . Wel stond na een telefonisch gesprek met een nep-ING medewerker een bedrag van € 4.235,- klaar om overgemaakt te worden vanaf haar rekening naar een onbekende rekening. Zij is gebeld door dezelfde telefoon waarmee ook [naam 16] en de overige hiervoor besproken slachtoffers van de incidenten 15, 17 en 18 gebeld zijn. [34] De telefoon waarmee gebeld werd, bevond zich op dat moment in een dekkingsgebied van het basisstation gelegen aan de [adres 2] te Zwanenburg. Op dat moment bevonden zich daar ook de telefoons van [medeverdachte 3] en [verdachte] . [35]
Op grond van al het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] betrokken was bij de computervredebreuk bij [naam 14] .
[medeverdachte 3] heeft bekend dat zij bij [naam 24] thuis de bankpas heeft opgehaald en dat zij niet alleen was. [36] Zoals hiervoor besproken is gebleken dat zij veelvuldig bankhelpdeskfraude pleegde in samenwerking met [verdachte] . Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 3] blijkt dat die rond het tijdstip dat de bankpas van [naam 24] is meegenomen beide gebruik maakten van een basisstation in Hilvarenbeek met een dekkingsgebied waarbinnen ook het adres van het slachtoffer valt.
Op grond van deze omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] betrokken was bij het incident van [naam 24] , en wel bij oplichting, computervredebreuk en diefstal met valse sleutel.
Incident 24
Uit de aangifte van [naam 25] blijkt dat zij op 3 februari 2022 tussen 20:45 uur en 21:20 uur slachtoffer is geworden van bankhelpdeskfraude. Zij is gebeld door een vrouw en haar werd verteld dat haar pas ‘gekraakt’ zou worden. Een medewerker zou langskomen om haar bankpas op te halen. Tien minuten later heeft zij haar pinpas meegegeven aan een jongeman die aan de deur kwam. Om 21:16 uur en 21:21 uur is € 500,- en € 200,- gepind bij een Geldmaat in Amsterdam en een tankstation van Esso in Amsterdam. [37]
[verdachte] is in beeld gekomen omdat hij samen met [medeverdachte 2] op 3 februari 2022 in een hotelkamer in het hotel Best Western in Amsterdam verbleef, toen het personeel hoorde dat op die kamer telefoongesprekken werden gevoerd die vermoedelijk met bankhelpdeskfraude te maken hadden. [verdachte] huurde die kamer. [38] [medeverdachte 2] heeft in haar politieverhoor bekend dat zij op 3 februari 2022 inderdaad in de hotelkamer slachtoffers heeft gebeld in het kader van bankhelpdeskfraude. [39] Uit onderzoek naar camerabeelden rond het tankstation Esso blijkt dat de vermoedelijke daders hebben gereden in een zwarte Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] . [40] Dat was de toenmalige auto van [medeverdachte 2] . [41] De historische verkeersgegevens van de telefoon van [verdachte] zijn opgevraagd en daaruit blijkt dat zijn telefoonnummer op 3 februari 2022 om 21:17 uur gebruik maakte van een basisstation dat staat in de richting van de geldmaat waar om 21:16 uur werd gepind met de pinpas van de aangeefster [naam 25] en in de buurt van de Esso waar om 21:21 uur met haar pinpas werd gepind. Voorafgaand en na deze tijdstippen maakt de telefoon gebruik van een basisstation met een dekkingsgebied in de richting van het Best Western Hotel in Amsterdam. [42] Verder blijkt dat de kleding van de pinner bij de Geldmaat grote gelijkenissen vertoont met de kleding die [verdachte] droeg in het Best Western Hotel Amsterdam op 3 februari 2022 en dat het signalement van de pinner bij de Esso grote gelijkenissen vertoont met een derde persoon die samen met [verdachte] en [medeverdachte 2] op 3 februari 2022 in het Best Western Amsterdam is geweest, te weten [naam 26] . [43]
Al deze omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, maken dat de rechtbank bewezen acht dat [verdachte] betrokken was bij dit incident, en wel bij oplichting en diefstal met valse sleutel. Aangezien niet is gebleken dat bij [naam 25] computervredebreuk is gepleegd is, zal [verdachte] daarvan worden vrijgesproken.
Incident 25
Aangever [naam 27] is op 27 februari 2022 gebeld door een vrouw die zich voorstelde als medewerkster van de fraudedesk van de ABN Amro bank. Er zou € 4.000,- van zijn rekening worden afgeschreven. Vervolgens is [naam 27] geïnstrueerd Anydesk te downloaden. De medewerkster vroeg of hij nog andere rekeningen had, waarop [naam 27] antwoordde dat hij bij de ING bank een rekening heeft. De medewerkster heeft [naam 27] doorverbonden met een zogenaamde medewerker van de ING bank, een man, die hem vertelde dat hij zijn bankpassen moest doorknippen en dat hij nieuwe passen en pincodes zou krijgen. Er werd een medewerkster, [naam 30] , langs gestuurd om de doorgeknipte passen op te halen. [naam 27] heeft telefonisch na de ‘piep’ zijn pincodes ingesproken. De medewerkster is na korte tijd vertrokken, met de doorgeknipte passen. De dag erna bleek bij [naam 27] in totaal € 10.417,95 van zijn rekeningen te zijn afgeschreven. Er was een bedrag afgeschreven bij een betaalautomaat van MobielWerkt BV en er waren diverse bedragen gepind. [44]
Met de pinpas van [naam 27] zijn op 28 februari 2022 vijf pintransacties verricht bij de Albert Heijn aan de Stadhouderskade 101 te Amsterdam. De camerabeelden zijn bekeken en daarop is een man te zien die vijf pintransacties verricht bij de pinautomaat, gebruikmakend van contactloos betalen met een telefoon. Deze persoon wordt door een verbalisant herkend als [verdachte] . De verbalisant herkent hem aan de vorm van zijn hoofd, neus, lippen, oren en ogen. De verbalisant ziet ook dat de jas die de pinner draagt overeenkomt met de jas die [verdachte] tijdens zijn aanhouding droeg. [45]
Met de pinpas van [naam 27] is ook een aankoop gedaan van een iPhone 13 met het IMEI nummer [IMEI 3] bij een Belsimpel winkel in Amsterdam. Na de aanhouding van [verdachte] is diezelfde iPhone 13 onder hem in beslag genomen. Ook zijn er beelden bij de Belsimpel winkel opgevraagd van de aanschaf van de iPhone 13. Een verbalisant ziet op die beelden grote gelijkenissen tussen de man die de iPhone 13 koomt en [verdachte] . [46] Verder blijkt uit de historische verkeersgegevens van de telefoon van [verdachte] dat deze aanstraalde in de richting van de pinautomaat waar werd gepind met de pinpas van [naam 27] en in de richting van de Belsimpel winkel in Amsterdam waar de iPhone 13 werd aangeschaft, op de momenten dat die pintransacties werden verricht. [47]
Op grond van voornoemde omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] betrokken was bij dit incident, maar alleen bij diefstal met valse sleutel. De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van oplichting en computervredebreuk bij [naam 27] , omdat uit het dossier niet gebleken is dat hij daarbij betrokken is geweest.
Incidenten 31 en 32
Aangever [naam 28] is op 23 maart 2022 gebeld door een man die zich voordeed als medewerker van de ING bank genaamd ‘ [naam 17] ’, die hem vertelde dat er bedragen van zijn rekening waren afgeschreven en dat [naam 28] speciale handelingen moest verrichten om dit terug te draaien. [naam 28] moest verschillende programma’s downloaden en moest een code van negen cijfers invoeren, waarna de man de controle kreeg over zijn computer. De man veranderde de transactielimiet naar € 2.500,-. Er stond een bedrag van € 1.900,- klaar om verzonden te worden, maar dat is niet gebeurd. [48]
Aangever [naam 29] is op 23 maart 2022 gebeld door een man die zich voordeed als medewerker van de ING bank die vertelde dat zijn bankrekening 72 uur geblokkeerd was omdat er iemand geld van zijn rekening wilde halen. [naam 29] moest zijn laptop opstarten en iets intoetsen bij de ING en vervolgens € 600,- overmaken naar een naam met vreemde letters. Het geldbedrag is uiteindelijk niet afgeschreven. [49]
[verdachte] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de persoon is die de telefoongesprekken met [naam 28] en [naam 29] heeft gevoerd. De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] betrokken was bij deze incidenten, en wel bij oplichting van [naam 28] en [naam 29] en bij computervredebreuk bij [naam 28] . De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van de ten laste gelegde computervredebreuk bij [naam 29] , omdat uit de aangifte niet blijkt dat bij hem computervredebreuk is gepleegd.
Incident 33
Aangever [naam 31] is op 25 maart 2022 gebeld door een vrouw die zich voorstelde als [naam 32] van de politie. Die heeft hem doorverbonden met een persoon die zich voorstelde als [naam 33] , medewerker van de ING bank. Er zouden twee verdachte mannen nabij zijn woning zijn waarvan er één al opgepakt was en er werd een nep-medewerker van de ING bank langs gestuurd om de pinpassen van [naam 31] op te halen. Deze persoon heeft van [naam 31] toegang tot zijn computer gekregen en heeft twee pinpassen met pincodes van [naam 31] gekregen. Er is € 100,- gepind en er is geprobeerd € 500,- af te schrijven, maar dat is niet gelukt. [50]
Vanwege gerezen verdenkingen jegens [verdachte] was al eerder een bevel tot opnemen van telecommunicatie verleend op het telefoonnummer van de verdachte, [telefoonnummer 2] . Dat nummer was gekoppeld aan de iPhone 13 die hij in bezit had. [51] Uit deze opname is gebleken dat met dit telefoonnummer gebeld is met slachtoffer [naam 31] op 25 maart 2022. Op de iPhone 13 van [verdachte] is ook een afbeelding aangetroffen van de pinpas van het slachtoffer. [52] Op grond van het feit dat het slachtoffer gebeld is met het telefoonnummer van [verdachte] en het feit dat een afbeelding van de pinpas van [naam 31] op de telefoon van [verdachte] is aangetroffen, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] bij dit incident betrokken was, en wel bij oplichting, computervredebreuk en diefstal met valse sleutel.
Incident 34
Aangeefster [naam 34] is op 28 maart 2022 gebeld door een man die zich voorstelde als [naam 107] , medewerker van de ING bank. Er zou ongeveer € 1.250,- van haar rekening worden overgemaakt naar België en Hoorn. [naam 17] zou een medewerker, [naam 35] langs sturen. [naam 34] moest telefonisch na de ‘piep’ haar pincode inspreken en heeft dat gedaan. De medewerker is bij haar thuis langs gekomen en heeft een ING bankpas en creditcard meegenomen. Er bleek vervolgens € 400,- van haar rekening te zijn gehaald. [53]
Zoals onder incident 33 is overwogen was het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in gebruik bij [verdachte] en was daar een tap op geplaatst. Daaruit is gebleken dat met dit telefoonnummer op 28 maart 2022 vijf keer is gebeld naar slachtoffer [naam 34] . [54] [naam 34] is uiteindelijk opgelicht door een persoon die gebruik maakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] , dat gekoppeld was aan het IMEI-nummer [IMEI 4] . Dat is het IMEI-nummer van een Mobiwire F2 telefoon die bij [verdachte] op zijn slaapkamer lag, vlak voor hij werd aangehouden. [55] Op grond van deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] betrokken was bij dit indicent, en wel bij de oplichting en diefstal met valse sleutel. Uit de aangifte is niet gebleken dat bij [naam 34] ook computervredebreuk is gepleegd. De rechtbank zal [verdachte] daarvan dus vrijspreken.
Incident 61
Aangever [naam 37] is op 3 maart 2022 gebeld door een persoon die zich voorstelde als medewerker van de ING bank. Er zou zijn ingebroken op zijn bankrekening. Hij moest Anydesk downloaden. [naam 37] heeft een vergoeding van € 3.500,- ontvangen van de Rabobank. [56] De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat bij [naam 37] € 3.500,- is weggenomen.
Op de iPhone 13 van [verdachte] is een video aangetroffen die gemaakt is op 3 maart 2022 om 19:29:52 uur. De video is aangetroffen in de DCIM-map. [57] In die map worden standaard foto’s opgeslagen die met de telefoon zelf zijn gemaakt. [58] Op de video is een gesprek te horen tussen een man en een vrouw dat gaat over een transactie via Rabobank bankieren. Op de video is ook te zien dat vanaf de rekening van [naam 37] een bedrag van € 3.500,- naar [naam 36] is overgemaakt. Op de iPhone 13 van [verdachte] is ook een foto aangetroffen van de pinpas van [naam 36] , met daarop ook het bankrekeningnummer waar de € 3.500,- naar is overgemaakt. [59] Op grond van deze omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] betrokken was bij dit incident, en wel bij oplichting, computervredebreuk en diefstal met valse sleutel.
Incident 64
Aangeefster [naam 38] is op 25 januari 2022 rond 17:30 uur gebeld door een bankmedewerker die zich als [naam 39] voorstelde. Die vertelde dat er vanaf haar rekening € 17.000,- naar ene meneer Klaver werd overgeschreven. Zij moest telefonisch haar pincode inspreken en er zou een medewerker langskomen om haar bankpas op te halen. Deze medewerker is langs gekomen en heeft ook op haar tablet ingelogd. Haar internetbankieren stond daar nog open en ook was daarop ingelogd. Op de tablet zou een virus staan, dus moest de tablet ook meegenomen worden. [naam 38] heeft haar bankpas doorgeknipt en meegegeven aan de medewerker. Uiteindelijk is € 6.550 bij haar afgeschreven middels pintransacties. [60]
Op de iPhone 13 van [verdachte] is een video aangetroffen, gemaakt op 25 januari 2022, waarop te zien is dat hij samen met een andere persoon in een auto zit. De verdachte filmt en heeft een tablet op schoot met daarop zichtbaar de rekeninggegevens van slachtoffer [naam 38] en pintransacties te Amsterdam. [61] [verdachte] heeft ter terechtzitting bekend dat hij op de video te zien is en dat hij ook contant geld in zijn handen heeft, wat de opbrengst was van de pintransacties met de pinpas van slachtoffer [naam 38] . [62] Op grond van deze omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] betrokken was bij dit incident, en wel bij computervredebreuk en diefstal met valse sleutel.
De rechtbank spreekt [verdachte] vrij van oplichting bij [naam 38] , omdat [verdachte] niet voldoet aan het signalement van de persoon die bij [naam 38] langs is gekomen (een licht getinte jongeman van ongeveer 1.67 meter lang met een Marokkaans accent) en verder ook niet is gebleken dat [verdachte] het telefoongesprek met [naam 38] heeft gevoerd of daar nauw bij betrokken was.
Incident 75
Aangever [naam 40] is op 26 oktober 2021 gebeld door iemand die zich voorstelde als medewerker van de ING bank genaamd ‘ [naam 17] ’, De medewerker vertelde dat er onterecht geld van zijn rekening werd gehaald. [naam 40] moest Anydesk downloaden en de nep-medewerker nam op die manier de computer over. Af en toe vroeg de medewerker aan [naam 40] om een code in te voeren op de ING identifier en de responsecode door te geven. De medewerker vroeg [naam 40] of hij ook een ABN Amro rekening had en heeft vervolgens ook op die rekening van [naam 40] dezelfde handelingen verricht. Na lange tijd is de verbinding verbroken en daarna bleek dat er
€ 47.505,93 is afgeschreven van de rekeningen van [naam 40] . Later zag Van [naam 40] dat hij om 22:45 uur een mail van [e-mailadres 1] had ontvangen om met een link Anydesk te downloaden. [63]
Zoals hierboven onder incident 31 en 32 overwogen, heeft [verdachte] bekend dat hij de slachtoffers [naam 28] en [naam 29] heeft opgebeld en zich heeft voorgesteld als [naam 17] , dezelfde naam die door de beller van slachtoffer Van [naam 40] is gebruikt. Verder is op de iPhone 13 van [verdachte] een afbeelding aangetroffen met daarop de internetbankieren-omgeving van [naam 40] openstaand, waarop bijschrijvingen van € 8.553,-, € 11.155,-, € 13.455,- en € 12.500,- en afschriften van € 11.555,-, € 12.425,-, € 12.110,- en € 6.915,93 zichtbaar zijn. [64] Gezien de omstandigheden dat [verdachte] zich eerder heeft bediend van de naam [naam 17] om een slachtoffer op te bellen én gezien de op zijn telefoon aangetroffen afbeelding, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] betrokken was bij dit incident, en wel bij oplichting, computervredebreuk en diefstal met valse sleutel.
Incident [naam 1] [65]
Aangeefster [naam 1] is op 9 maart 2021 gebeld door een persoon die zich voordeed als medewerkster van de Rabobank, waarna haar verteld werd dat er vermoedelijk fraude werd gepleegd met haar bankrekening en er een andere medewerker langs zou komen om haar te helpen. De jongeman die langs is gekomen stelde zich voor als meneer [naam 41] en was ongeveer 1.90 meter lang, had een slank postuur, bruine huidskleur en kort zwart haar. Zij moest haar inlogcode invoeren voor Rabobank internetbankieren. Vervolgens moest zij nog twee of drie keer haar inlogcode invoeren. De jongeman die langs is gekomen heeft op haar iPad in haar internetbankierenomgeving enkele handelingen verricht en is met haar pinpas vertrokken. Die pinpas had hij nodig om orde op zaken te stellen. Uiteindelijk is € 9.953,- bij haar weggenomen door middel van pintransacties en door verschillende betalingen bij winkels in Rotterdam. [66]
[verdachte] voldoet aan het signalement van de persoon die bij [naam 1] thuis langs is geweest. In de buurt van de pinautomaat waar contante geldbedragen zijn gepind met de pinpas van [naam 1] , is de Volkswagen Polo van [medeverdachte 2] met kenteken [kenteken] op camerabeelden gezien. [verdachte] is op 19 maart 2021 staande gehouden terwijl hij in deze auto reed. [67] Naar aanleiding van het programma Opsporing Verzocht, waarin beelden van de pinner van de geldbedragen zijn getoond, zijn vijf anonieme meldingen binnengekomen van personen die de pinner herkennen als [verdachte] . [68] De pinner is bovendien op beelden door een verbalisant herkend als [verdachte] . [69]
Op grond van deze omstandigheden, in onderling verband en in samenhang bezien, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] betrokken was bij dit incident, en wel bij oplichting, computervredebreuk en diefstal met valse sleutel.
Vrijspraak incident 3
Op de telefoon van [verdachte] is in de DCIM-map een foto aangetroffen van een bankpas van [naam 42] . [naam 42] is op 16 augustus 2021 gebeld en vervolgens middels de in dit dossier bekend geworden modus operandi opgelicht en bestolen. De aanwezigheid van deze foto vragen roept zonder meer vragen op, maar is onvoldoende om zijn betrokkenheid bij dit incident vast te stellen. Blijkens het proces-verbaal zijn de op de iPhone 13 aangetroffen afbeeldingen, waaronder de foto van de bankpas van [naam 42] , gemaakt in de periode van 4 november 2021 tot en met 25 maart 2022. De foto is dus op zijn vroegst pas bijna drie maanden na het incident op de iPhone 13 terechtgekomen. In het dossier bevinden zich geen andere aanwijzingen dat [verdachte] op enige manier betrokken is geweest bij dit incident. Om deze reden zal [verdachte] worden vrijgesproken van betrokkenheid bij dit incident.
Vrijspraak incidenten 7, 8, 9, 11 12, 13, 14 en 16
Vastgesteld is dat [verdachte] , gebruikmakend van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , slachtoffer [naam 16] (incident 1) heeft opgelicht. Uit onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer gekoppeld is geweest aan de IMEI-nummers [IMEI 1] en [IMEI 2] . Uit de historische verkeersgegevens van deze IMEI-nummers blijkt dat met de telefoon waar dat IMEI-nummer aan gekoppeld was, gebeld is met de slachtoffers [naam 43] , [naam 23] , [naam 44] , [naam 45] , [naam 46] , [naam 47] , [naam 48] en [naam 49] op de momenten dat zij slachtoffer zijn geworden van oplichting.
Dat [verdachte] één keer betrokken is geweest bij een incident van bankhelpdeskfraude waarbij het slachtoffer is gebeld met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] , betekent niet dat zonder meer kan worden vastgesteld dat hij bij iedere oplichting betrokken is geweest waarbij enig verband is te leggen met dat telefoonnummer. Daarvoor is meer bewijs nodig, te meer omdat uit het dossier blijkt dat de telefoons en laptops die door deze dadergroep werden gebruikt voor deze vorm van fraude door meerdere mensen op verschillende momenten werden gebruikt. Nu verder uit het dossier niet is gebleken dat [verdachte] betrokken is geweest bij de incidenten 7, 8, 9, 11, 12, 13, 14 en 16, zal de rechtbank de hem daarvan vrijspreken.
Vrijspraak incidenten 26, 29, 30 en 35
In de slaapkamer waar [verdachte] vlak voor zijn aanhouding verbleef, is op het bed een Mobiwire F2 telefoon aangetroffen. Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van deze telefoon blijkt dat daarmee de slachtoffers [naam 6] (incident 26), [naam 50] (incident 29) [naam 8] (incident 30) en [naam 51] (incident 35) zijn gebeld. In het dossier blijkt verder niet dat het [verdachte] is geweest die deze slachtoffers gebeld heeft, terwijl daaruit dus wel blijkt dat telefoons door meerdere mensen op verschillende momenten werden gebruikt om fraude mee te plegen.
Ten aanzien van de incidenten 26, 29 en 30 bevinden zich in het dossier geen andere aanwijzingen dat [verdachte] daar op enige manier bij betrokken is geweest. Voor wat betreft incident 35 wordt ook [medeverdachte 3] verdacht van betrokkenheid daarbij, omdat in haar telefoon notities staan opgeslagen die betrekking hebben op slachtoffer [naam 51] en omdat de telefoon die bij [naam 51] gestolen is, bij [medeverdachte 3] in beslag is genomen. Zoals hiervoor overwogen werkte zij veelvuldig samen met [verdachte] . De rechtbank kan echter niet vaststellen dat zij ook bij dit incident met [verdachte] heeft samengewerkt. De locatie van [verdachte] ten tijde van dit incident is onbekend, zijn signalement komt niet overeen met het signalement dat [naam 51] geeft van de man die bij hem thuis langs is geweest en evenmin is gebleken dat [verdachte] en [medeverdachte 3] op de dag van dit incident contact hebben gehad of bij elkaar in de buurt zijn geweest.
De rechtbank zal [verdachte] daarom vrijspreken van betrokkenheid bij de incidenten 26, 29, 30 en 35.
Vrijspraak incidenten 27 en 28
De slachtoffers [naam 52] (incident 27) en [naam 53] (incident 28) zijn op 17 maart 2022 met dezelfde telefoon gebeld waarmee ook de slachtoffers [naam 28] (incident 31) en [naam 29] (incident 32) op 23 maart 2022 zijn gebeld. Zoals hiervoor al is overwogen, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] bij die laatste twee incidenten betrokken was.
Anders dan bij incidenten 31 en 32, heeft [verdachte] geen bekennende verklaring afgelegd over zijn betrokkenheid bij de incidenten 27 en 28. Uit het proces-verbaal blijkt dat met de telefoon, de Motorola E20, 304 uitgaande gesprekken zijn uitgeluisterd gedurende zes dagen, volgens de politie allemaal gesprekken in het kader van bankhelpdeskfraude, waarbij vier verschillende stemmen zijn gehoord. Het staat daarmee vast dat [verdachte] niet de enige gebruiker van deze telefoon was. Nu zich in het dossier geen aanvullend bewijs bevindt dat [verdachte] de telefoon heeft gebruikt op het moment dat Reuter en Heijnen werden opgelicht en zich verder ook geen aanwijzingen in het dossier bevinden omtrent de betrokkenheid van [verdachte] bij deze incidenten, zal hij daarvan worden vrijgesproken.
Vrijspraak incident 36
[naam 54] is op 2 april 2022 gebeld door een nep-medewerker van de Rabobank en vervolgens opgelicht. Bij hem thuis zijn twee mannen langs gekomen die onder andere zijn bankpas en telefoon hebben meegenomen.
Vlak voor zijn aanhouding is [verdachte] uit het raam van zijn slaapkamer gesprongen, de bosjes in. In die bosjes is de bankpas van [naam 54] gevonden. Vlak na de aanhouding van [verdachte] is de telefoon van [naam 79] , aangetroffen de slaapkamer van [verdachte] aan het [adres 4] te Amsterdam.
Dat [verdachte] deze gestolen pinpas en telefoon in zijn bezit had, roept zonder meer vragen op. De rechtbank kan desondanks niet vaststellen dat [verdachte] bij dit incident betrokken was. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat [verdachte] zelf gebeld heeft en hij voldoet ook niet aan het signalement van de twee mannen die bij [naam 79] thuis langs zijn gekomen. De rechtbank zal [verdachte] dan ook vrijspreken van betrokkenheid bij dit incident.
Vrijspraak incident 58
[naam 55] is op 12 januari 2022 gebeld en opgelicht door een nep-medewerker van de Rabobank die zich voorstelde als [naam 56] . Na het downloaden van Anydesk is bij hem € 20.000,- weggenomen. De geldbedragen zijn overgemaakt naar een rekeningnummer op naam van [naam 108] . Op de telefoon van [verdachte] is een foto aangetroffen van de bankpas van [naam 108] met datzelfde rekeningnummer. Dit roept vragen op, maar is onvoldoende om vast te kunnen stellen of en zo ja op welke manier [verdachte] betrokken is geweest bij dit incident. Nu zich in het dossier geen andere aanwijzingen bevinden dat [verdachte] op enige wijze betrokken is geweest bij dit incident zal de rechtbank hem daarvan vrijspreken.
Vrijspraak incident 59
[naam 57] is op 13 januari 2022 gebeld en opgelicht door een nep-medewerker van de SNS bank. Een andere nep-medeweker is bij haar aan de deur langs gekomen en heeft haar iPad en bankpas meegenomen. Van de bankrekening van [naam 57] is geld overgemaakt naar een bankrekening op naam van [naam 58] . Op de telefoon van [verdachte] is een foto aangetroffen van de bankpas van deze [naam 58] met datzelfde rekeningnummer. Ook hier geldt dat dit vragen oproept, maar onvoldoende is om vast te kunnen stellen dat [verdachte] betrokken was bij dit incident. Nu zich in het dossier verder geen aanwijzingen bevinden dat [verdachte] op enige wijze betrokken is geweest bij dit incident zal de rechtbank hem daarvan vrijspreken.
Vrijspraak incident 60
[naam 59] is op 23 februari 2022 gebeld en opgelicht door een nep-medewerker van de ABN-bank. Hij moest Anydesk installeren en heeft zijn bankpas meegegeven aan een andere nep-medewerker die bij hem thuis langs is gekomen. Er is bij [naam 59] in totaal € 5.450,- weggenomen. Op de telefoon van [verdachte] is in de DCIM-map een foto van de bankpas van [naam 59] aangetroffen. Dit roept wederom vragen op, maar is onvoldoende om zonder meer vast te stellen dat [verdachte] betrokken was bij dit incident. Nu zich in het dossier verder geen aanwijzingen bevinden dat [verdachte] op enige wijze betrokken is geweest bij dit incident zal de rechtbank hem daarvan vrijspreken.
Vrijspraak incident 62
[naam 60] is, anders dan alle andere slachtoffers in het dossier, opgelicht via WhatsApp-fraude. Zij heeft op 10 maart 2022 een WhatsApp-bericht ontvangen van een persoon die zich voordeed als haar dochter. Die persoon vertelde dat hij/zij niet kon inloggen op internetbankieren en nog twee rekeningen moest betalen en vroeg aan [naam 60] of zij dat snel voor haar kon doen. [naam 60] heeft dat gedaan en heeft € 1.563,24 overgemaakt naar een rekeningnummer op naam van [naam 61] . Op de iPhone 13 van [verdachte] is in de DCIM-map een foto aangetroffen van de bankpas van [naam 61] met dat rekeningnummer. Verder bevinden zich in het dossier geen aanwijzingen dat [verdachte] bij dit incident betrokken was. Bovendien valt op dat [naam 60] geen slachtoffer is van bankhelpdeskfraude, maar van WhatsApp-fraude. Uit het dossier is niet gebleken dat [verdachte] zich daar mee bezig heeft gehouden. De rechtbank zal [verdachte] vrijspreken van betrokkenheid bij dit incident.
Vrijspraak incident 63
[naam 62] is op 5 november 2021 gebeld en opgelicht door een nep-medewerker van de Rabobank. Er is een jongeman langs gekomen die Anydesk geïnstalleerd heeft. De jongeman heeft vervolgens haar pinpassen, iPhone en paspoort meegenomen. Er is € 8.100,- overgemaakt naar twee rekeningen. Eén van die rekeningen stond op naam van de heer [naam 63] . Op de iPhone 13 van [verdachte] is in de DCIM-map een foto aangetroffen van de bankpas van [naam 63] met dat rekeningnummer. Nu zich in het dossier verder geen aanwijzingen bevinden dat [verdachte] op enige wijze betrokken is geweest bij dit incident zal de rechtbank hem daarvan vrijspreken.
Vrijspraak incident 64A
[naam 64] is op 19 maart 2021 gebeld en opgelicht door iemand die zich voorstelde als medewerker van de Rabobank. [naam 64] heeft Teamviewer geïnstalleerd en is ingelogd op internetbankieren. Zijn laptop is vervolgens overgenomen en de daders hebben € 8.649,07, € 8.865,29 en € 3.499,43 overgemaakt naar derdenrekeningen. [naam 64] moest vervolgens een foto van zijn paspoort sturen naar het telefoonnummer [telefoonnummer 4] , zogenaamd zodat dit rechtgezet kon worden.
In de iPhone 13 van [verdachte] is het hiervoor genoemde telefoonnummer [telefoonnummer 4] in de contactenlijst opgeslagen onder de naam ‘beller’. De officieren van justitie hebben gerekwireerd tot bewezenverklaring van dit incident omdat uit het onderzoek gebleken is dat [verdachte] meerdere bellers had die voor hem werkten.
De rechtbank kan op basis van de enkele vaststelling dat [verdachte] dat telefoonnummer in zijn contactenlijst had opgeslagen, niet vaststellen dat hij ook daadwerkelijk betrokken is geweest bij dit incident. In het dossier bevindt zich verder geen enkele aanwijzing dat [verdachte] een rol daarbij heeft vervuld. De rechtbank zal [verdachte] dus vrijspreken van betrokkenheid bij dit incident.
Vrijspraak incidenten 65 tot en met 74 en 76 tot en met 84
De slachtoffers van de incidenten 65 tot en met 74 [70] en 76 tot en met 84 [71] zijn allemaal gebeld door een persoon die zich heeft voorgesteld als ‘ [naam 17] ’. [verdachte] wordt daarmee in verband gebracht omdat de dader bij de incidenten 31 en 32 zich ook heeft voorgesteld als ‘ [naam 17] ’. [verdachte] heeft bekend dat hij die twee slachtoffers, [naam 28] en [naam 29] , gebeld heeft.
Het is echter niet zonder meer vast te stellen dat [verdachte] betrokken is geweest bij alle incidenten waarbij door de dader(s) de naam ‘ [naam 17] ’ is gebruikt. Daarvoor zal meer bewijs voorhanden moeten zijn en dat bevindt zich in het geval van de onderhavige incidenten niet in het dossier. Uit het dossier blijkt bovendien dat slachtoffer [naam 28] achtereenvolgens in gesprek is geweest met twee verschillende personen die zich allebei voorstelden als [naam 17] . Alleen daaruit blijkt al dat [verdachte] niet de enige persoon was die de naam [naam 17] gebruikte bij het plegen van bankhelpdeskfraude. Verder blijkt uit het dossier ook dat bij dit soort feiten veelvuldig gebruik wordt gemaakt van zogenaamde scripts die de daders voorlezen en dat die scripts circuleren. Daardoor kan het zijn dat veel verschillende daders dezelfde namen gebruiken. De rechtbank zal [verdachte] daarom vrijspreken van betrokkenheid bij de incidenten 65 tot en met 74 en 76 tot en met 84.
3.4.2.
Dagvaarding I, feit 6: heling van niet-openbare gegevens
Op de bij [verdachte] in beslag genomen iPhone 13 zijn acht Excellijsten aangetroffen met daarop persoonsgegevens van honderden personen. [72] [verdachte] heeft ter terechtzitting van 11 december 2023 verklaard dat de iPhone 13 van hem was en heeft voor het overige ook een bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van dit ten laste gelegde feit. [73] De rechtbank beschouwt het als feit van algemene bekendheid dat dergelijke grote hoeveelheden persoonsgegevens niet legaal beschikbaar zijn. De rechtbank acht dit feit dan ook bewezen. Zij acht ook medeplegen bewezen, omdat hiervoor bewezen geachte incidenten van bankhelpdeskfraude werden gepleegd met behulp van dergelijke lijsten en [verdachte] daar telkens handelde in samenwerking met een ander of anderen.
3.4.3.
Dagvaarding I, feit 4: deelname aan een criminele organisatie
Algemene overwegingen met betrekking tot deelname aan een criminele organisatie
Onder een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr moet worden verstaan: een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat een persoon, om als deelnemer aan die organisatie te kunnen worden aangemerkt, moet hebben samengewerkt met, of bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling, een bepaalde hiërarchie en/of geledingen. Dit zijn echter geen constitutieve vereisten om van een samenwerkingsverband te kunnen spreken.
Bewezen moet worden dat de organisatie als oogmerk heeft om misdrijven te plegen. Het oogmerk daartoe is voldoende: een gepleegd misdrijf of poging of voorbereiding daartoe is niet vereist. Het oogmerk kán echter wel blijken uit de door de criminele organisatie gepleegde misdrijven. Het oogmerk moet bovendien, gelet op de duurzaamheid van het samenwerkingsverband, gericht zijn op het gedurende enige tijd plegen van misdrijven. Het is niet vereist dat de verdachte precies wist op welke misdrijven het oogmerk van de organisatie was gericht. De verdachte dient in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven. Daarnaast is het niet van belang of de verdachte is vrijgesproken van betrokkenheid bij een misdrijf dat in het verband van de organisatie is begaan.
Om van deelnemen aan de criminele organisatie te kunnen spreken, dient de verdachte te behoren tot de organisatie en moet hij of zij een aandeel hebben in, dan wel ondersteuning bieden aan gedragingen ter verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Een dergelijke bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
De rechtbank zal aan de hand van dit juridisch kader beoordelen of sprake is geweest van een duurzaam samenwerkingsverband tussen [verdachte] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en/of een of meer anderen, of die organisatie als oogmerk had het plegen van de genoemde misdrijven en of [verdachte] daaraan heeft deelgenomen.
De verklaringen van de verdachten
De verklaring van [verdachte] over zijn aandeel in bankhelpdeskfraude is hierboven reeds opgenomen. Hij heeft bekend dat hij zich daaraan schuldig heeft gemaakt door een aantal keer slachtoffers te bellen, een of twee keer een pinpas bij slachtoffers thuis op te halen en een aantal keer te pinnen met buitgemaakte pinpassen. Ook blijkt uit zijn verklaring dat meerdere mensen nodig zijn om het proces van bankhelpdeskfraude goed te laten verlopen en dat hij er geld mee heeft verdiend.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij zich in samenwerking met anderen schuldig heeft gemaakt aan bankhelpdeskfraude. Over de taakverdeling verklaarde [medeverdachte 3] dat iemand de betaalpas ophaalt, iemand het geld pint, iemand het slachtoffer opbelt en dat er vaak iemand is die aanstuurt. Het geld werd verdeeld onder deze personen. [medeverdachte 3] zelf is bij slachtoffers naar binnen geweest, heeft pinpassen opgehaald, heeft daarmee gepind en heeft ook een aantal keer slachtoffers gebeld. Bij het ophalen en pinnen werd zij aangestuurd door een andere persoon met wie zij contact hield en aan wie zij terugkoppelde. Als ophaler heeft [medeverdachte 3] in sommige gevallen de transactielimiet van een slachtoffer verhoogd, door in diens digitale betaalomgeving enkele wijzigingen aan te brengen. Zij verklaarde dat er ook wel eens waardevolle spullen zoals telefoons en sieraden van slachtoffers werden meegenomen. Het bellen gebeurde meestal vanuit appartementen en hotels. [74] Er was sprake van een zekere rangorde. [verdachte] stond boven haar en [medeverdachte 3] vroeg bijvoorbeeld toestemming aan [verdachte] voordat zij voor iemand anders ging bellen. Ook werd zij door hem uitbetaald. [medeverdachte 3] kende [medeverdachte 1] als een vriend van [verdachte] en zij heeft ook een keer geld van hem gekregen toen [verdachte] haar moest uitbetalen. Ook [medeverdachte 2] heeft volgens [medeverdachte 3] een aandeel in de fraude. [75]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat zij zich ook schuldig heeft gemaakt aan bankhelpdeskfraude en dat zij daar geld mee heeft verdiend. Zij heeft in totaal ongeveer 20 potentiële slachtoffers aan de telefoon heeft gehad en heeft op meerdere dagen vanuit hotelkamers met hen gebeld. [76] Het proces ging volgens [medeverdachte 2] als volgt in zijn werk:
“Je krijgt een laptop voor je. Op die laptop staat een Excelbestand open met heel veel namen. Telefoonnummers, rekeningnummer, adres. Soms verzekeringsgegevens. Je krijgt een verhaaltje voor je neus. Dat wordt een script genoemd. Dat is het verhaaltje wat je voor moet lezen of vertelt aan de mensen aan de lijn. Dan wordt je verteld dat je die die en die personen belt. Op het moment dat de persoon de pincode heeft afgegeven, want dat is een proces van het bellen, dan wordt de pas dus opgehaald door andere personen. Dat staat er niet echt los van, maar dat is een ander proces dat in zijn werk gaat. Volgens mij haalt een persoon de pinpas op aan huis. Dan gaat die persoon met pinpas en gekregen pincode geld opnemen. Dat geld wordt verdeeld in percentages die daar mee hebben geholpen. Die percentages verschillen met het risico wat je loopt.” [77]
heeft geen verklaring afgelegd, behalve een ter terechtzitting schriftelijk ingediende verklaring dat hij niets met de feiten te maken heeft.
Samenwerkingsverband
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte] betrokken is geweest bij negentien incidenten van bankhelpdeskfraude. Uit de daarbij aangehaalde bewijsmiddelen en overwegingen blijkt dat hij daarbij samenwerkte met anderen. Dat er bij het plegen van bankhelpdeskfraude een hoge mate van samenwerking nodig was, wordt bevestigd door de hiervoor aangehaalde verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Om deze vorm van fraude succesvol te voltooien, waren er minstens twee personen nodig onderling met elkaar moesten afstemmen en informatie moesten uitwisselen. Er was sprake van een rangorde en een taakverdeling. Gebleken is dat [medeverdachte 3] en [verdachte] intensief samenwerkten en contact hadden over bankhelpdeskfraude.
Verder blijkt uit onderzoek naar de telefoon van [medeverdachte 3] het volgende.
Uit WhatsApp-gesprekken tussen [medeverdachte 3] en ‘ [naam 89] ’, gevoerd tussen 30 december 2021 en 30 maart 2022 blijkt dat zij het telefoonnummer van een slachtoffer uitwisselen en zegt [naam 89] dat zij ‘nu niet bij [medeverdachte 1] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1] ) is en die dag niet werkt’. Op 6 januari 2022 vraagt [naam 89] aan [medeverdachte 3] tot hoe veel er verhoogd is en antwoordt [medeverdachte 3] met ‘4.050’. [medeverdachte 3] vraagt of het gelukt is en zegt dat ze moet doen wat [medeverdachte 1] zegt. Op 20 januari 2022 spreken zij over een ‘ophaal in Tiel’, op 30 januari 2021 vraagt [medeverdachte 3] aan [naam 89] of zij deze week weer gaat werken met [medeverdachte 1] en daarop antwoordt [naam 89] met ‘ja’. Op 10 februari 2022 zegt [naam 89] dat [medeverdachte 3] moet aangeven of ze actief is en op 12 februari 2022 vraagt [medeverdachte 3] hoe laat ze weer kan beginnen. [naam 89] geeft aan dat ze samen wil werken en een verse lijst heeft. Op 30 maart 2022 zegt [naam 89] dat alles verwijderd moet worden omdat [medeverdachte 1] aangehouden is. [78]
Uit WhatsApp-(audio)gesprekken tussen ‘ [naam 90] ’ en [medeverdachte 3] , gevoerd tussen 7 november 2021 en 23 februari 2022, blijkt het volgende. Op 7 november 2021 legt [naam 90] uit dat ze samen naar binnen mogen, een uniform krijgen en dat ze iets moeten downloaden op de computer ‘zodat zij er in kunnen’. Daarna kunnen ze de buit krijgen. [naam 90] zegt ‘wij gaan naar binnen, die mensen zijn oud’ en dat zij moeten zeggen dat zij van het bedrijf zijn ‘dat gebaseerd is op antivirussen’. ‘Die mensen zijn zo oud, dat ze niet weten met wie wij bellen, ze geloven ons gewoon als we zeggen dat het onze werkgever is’. Wat ze verdienen per klus verschilt, maar ‘ze gaat niet voor onder de 500’. Per klant wordt 3 of 4k verdiend en dan wordt de winst verdeeld. Op 20 november 2021 zegt [medeverdachte 3] dat ‘ [bijnaam 1] ’ wil dat zij een Airbnb boekt voor vijf dagen (gebleken is dat [medeverdachte 3] met ‘ [bijnaam 1] ’ doelt op [verdachte] ). [79] Er is daar een grote buit. Op 30 november 2021 zegt [medeverdachte 3] dat zij iets terug moet brengen naar ‘ [bijnaam 2] ’. In haar verhoor heeft [medeverdachte 3] verklaard dat met ‘ [bijnaam 2] ’ [medeverdachte 1] wordt bedoeld. [80] Op 27 december 2021 zegt [medeverdachte 3] dat zij ‘morgen de hele dag voor [bijnaam 1] gaat bellen’. In een audio-bericht zegt [medeverdachte 3] tegen [naam 90] dat zij ( [medeverdachte 3] ) haar geld zou krijgen. [medeverdachte 1] heeft nog € 800,- in Paysafe liggen en die gaat hij haar geven. [81]
Daarnaast zijn op de iPhone 13 van [verdachte] chats aangetroffen tussen hem en [medeverdachte 2] . In een iMessage-gesprek tussen [medeverdachte 2] en [verdachte] van 10 december 2021 zegt [medeverdachte 2] dat zij ‘leads wilde laten sturen’. [medeverdachte 2] zegt dat het ‘0,45 cent per stuk is als je 500 doet’. [medeverdachte 2] zegt dat zij graag samen met [verdachte] wilde bellen en [verdachte] zegt dat [medeverdachte 1] er 50 belt. [verdachte] zegt dat zij ‘veel van [medeverdachte 1] kan leren’. [medeverdachte 2] zegt dat zij graag met [verdachte] wil werken. Op 12 december zegt [verdachte] ‘ga nu kijken of we 18k kunnen legen’ en op 13 december zegt hij ‘ophaler na adres sturen’. [medeverdachte 2] zegt tegen [verdachte] ‘jij gaat zelf die leads verpesten met je zware stem, regel eerst alles, ophalers enzo’. [verdachte] antwoordt ‘geen zorgen [bijnaam 2] heeft ze in het veld’. Op 16 december 2021 vraagt [verdachte] of [medeverdachte 2] snel kan komen ‘want hij heeft een ophaal’. Op 17 december 2021 zegt hij ‘ik heb goeie script voor je, uitstekend, als jij deze uitspreekt, rijk rijk’. [82]
Zowel [medeverdachte 3] als [medeverdachte 2] heeft verklaard dat gewerkt werd vanuit hotelkamers en/of appartementen. In de periode van 14 tot en met 18 maart 2022 maakten de telefoons van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] gebruik van zendmasten met een dekkingsgebied waarbinnen vakantiepark De Eemhof ligt. [83] Een vakantiehuisje op dat park was geboekt door [medeverdachte 1] en in een prullenbak van dat huisje is een hoesje van een Motorola telefoon (device model: Moto E20) met IMEI-nummers [IMEI 5] en [IMEI 6] gevonden. [84] Uit onderzoek naar de historische verkeersgegevens van die telefoon blijkt dat tussen 21 en 29 maart 2022 in totaal 304 uitgaande gesprekken zijn gevoerd, waaronder gesprekken met de slachtoffers [naam 28] en [naam 29] . [85] [verdachte] heeft bekend dat hij die gesprekken heeft gevoerd. Op 29 maart 2022 is [medeverdachte 1] aangehouden in een huisje in Center Parcs. Op de kamer waar [medeverdachte 1] is aangehouden lag de Motorola E20 waarvan het telefoonhoesje op vakantiepark De Eemhof is aangetroffen. [86] Op die kamer lag ook een laptop waarop negen Excellijsten zijn aangetroffen met daarop persoonsgegevens van mogelijke slachtoffers. [87] Uit onderzoek aan de laptop blijkt ook dat met de e-mailadressen ‘ [e-mailadres 1] ’, ‘ [e-mailadres 2] ’, ‘ [e-mailadres 3] ’, ‘ [e-mailadres 2] ’ en ‘ [e-mailadres 4] ’ is ingelogd in Google Chrome. De naam [naam 17] is in dit dossier bij 23 aangiftes naar voren gekomen als de naam waarmee de beller zich heeft voorgesteld aan een slachtoffer. [88] In negen gevallen zijn die slachtoffers ook gemaild door een van de in de laptop aangetroffen e-mailadressen waarin de naam [naam 17] Loeps is verwerkt. [89] Op die laptop zijn ook zoekslagen naar adresgegevens ingevoerd die overeenkomen met adresgegevens van zes uit het onderzoek Asten bekende slachtoffers van bankhelpdeskfraude. [90]
Uit al het voorgaande blijkt dat [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en anderen (onder wie ‘ [naam 90] ’ en ‘ [naam 89] ’) betrokken waren bij bankhelpdeskfraude en dat zij dat in nauw overleg en met intensieve samenwerking deden. Er waren lijsten met persoonsgegevens nodig (‘leads’), er was een script nodig aan de hand waarvan het gesprek met potentiële slachtoffers werd gevoerd, iemand moest een bankpas ophalen en/of handelingen op de computer van de slachtoffers verrichten, iemand moest geld pinnen en het geld moest verdeeld worden. Om dat alles goed te laten verlopen werd intensief overleg gevoerd, werden taken verdeeld en was sprake van een rangorde. De rechtbank oordeelt dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband tussen [medeverdachte 2] , [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en andere personen. Dit samenwerkingsverband was er onmiskenbaar op gericht om bankhelpdeskfraude te plegen en had een zekere structuur en duurzaamheid. Er was sprake van een rangorde, taken werden verdeeld, mensen werden gevraagd wanneer ze konden werken, [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en anderen werkten
voor[medeverdachte 1] of
voor[verdachte] en die laatste twee betaalden anderen uit. Slachtoffers werden vaak gebeld vanuit hotels, appartementen of vakantiehuisjes, die moesten worden gehuurd. Ook moest er apparatuur voorhanden zijn: telefoons en laptops. Dat duidt op een gestructureerde planning. De duurzaamheid blijkt voorts uit de periode waarin [verdachte] zich bezig heeft gehouden met bankhelpdeskfraude, zijnde vanaf 9 maart 2021 (incident [naam 1] ) tot het moment van aanhouding.
Deelname aan de criminele organisatie door de verdachte
[verdachte] is betrokken geweest bij in ieder geval negentien gevallen van bankhelpdeskfraude en hij had ‘leads’ voorhanden. Alleen al daaruit blijkt zijn deelname aan het samenwerkingsverband. Daarnaast blijkt uit al hetgeen op zijn iPhone 13 is aangetroffen, de chatgesprekken en de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] dat [verdachte] anderen heeft aangestuurd die slachtoffers moesten bellen, pinpassen moesten ophalen en geldbedragen moesten pinnen. De rechtbank acht dus bewezen dat [verdachte] heeft deelgenomen aan een samenwerkingsverband dat tot oogmerk had het plegen van misdrijven. Dat daartoe ook het plegen van (gewoonte)witwassen behoorde, acht de rechtbank niet bewezen.
Pleegperiode
De pleegperiode vangt aan op het moment van het eerste bekende incident (dagvaarding II, slachtoffer [naam 1] , 9 maart 2021) en eindigt op het moment van aanhouding, 4 april 2022.
3.4.4.
Dagvaarding I, feit 5: voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie
In de woning gelegen aan het [adres 4] te Amsterdam is vlak na de aanhouding van [verdachte] een vuurwapen aangetroffen in een lade in de linkerzijde van het bed. Ook werden in de woning een zakje met zes patronen en een doosje gevuld met patronen gevonden. [91] Het wapen is onderzocht en gebleken is dat het een omgebouwd gaspistool betreft van het merk Zoraki. Het vuurwapen is geschikt om patronen mee af te vuren en is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3, gelet op artikel 2, lid 1, categorie III sub 1 van de Wet Wapens en munitie. In het vuurwapen zat een patroonmagazijn met vijf stuks munitie. Deze patronen en de andere aangetroffen patronen (in totaal 64 stuks) zijn alle munitie in de zin van artikel 1 onder 4 gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie. [92] [verdachte] heeft in zijn politieverhoor verklaard dat hij dit vuurwapen en de munitie inderdaad onder zich hield. [93]
De rechtbank acht het feit dan ook wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat het niet gaat om een Glock, zoals ten laste gelegd. Die merknaam is valselijk aangebracht. De rechtbank zal [verdachte] tevens vrijspreken van het ten laste gelegde medeplegen, omdat niet gebleken is dat hij dit feit in tezamen en in vereniging met een of meer anderen gepleegd heeft.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding I
1.
hij in de
periodevan
9maart 2021 tot en met 4 april 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en anderen wederechtelijk te bevoordelen, telkens hetzij door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid, hetzij door listige kunstgrepen, hetzij door een samenweefsel van verdichtsels
- [naam 16] (incident 1) en
- [naam 67] (incident 2) en
- [naam 21] (incident 10) en
- [naam 3] (incident 15) en
- [naam 4] (incident 17) en
- [naam 23] (incident 18) en
- [naam 24] (incident 20) en
- [naam 5] (incident 24) en
- [naam 28] (incident 31) en
- [naam 29] (incident 32) en
- [naam 31] (incident 33) en
- [naam 34] (incident 34) en
- [naam 37] (incident 61) en
- [naam 40] (incident 75)
heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en/of het ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
- de afgifte van meerdere geldbedragen en/of hun bankpassen en/of creditcards en/of en/of tablet en/of
- het ter beschikking stellen van de creditcardgegevens en/of pincode en/of (inlog)gegevens waarmee kon worden ingelogd in de computer en/of (inlog)gegevens van de internetbankierenomgeving en de daarin beschikbare gegevens (zoals het betaallimiet) gekoppeld aan de rekeningen van voornoemde persoon/personen, door:
- telefonisch contact op te nemen met voornoemde personen en/of
- zich voor te doen als bankmedewerkers van voornoemde personen en/of
- daarbij gebruik te maken van spoofing, namelijk door gebruik te maken van het telefoonnummer van de bank waardoor het (in strijd met de waarheid) lijkt alsof daadwerkelijk door een bankmedewerker wordt gebeld en
- tegen voornoemde personen te zeggen dat zij slachtoffer zijn geworden van fraude en een virus/beveiligingsprobleem
hebbenop diens computer/tablet en voornoemde personen hun geld moesten veiligstellen en/of
- tegen voornoemde personen te zeggen dat zij het programma Anydesk althans een computerprogramma moesten downloaden en in moeten loggen op dat computerprogramma/Anydesk en te vragen om (inlog)gegevens te delen en/of
- tegen voornoemde persoon te zeggen dat zij geld moesten overmaken naar een rekeningnummer dat door verdachte en zijn mededaders werd opgegeven en/of
- tegen voornoemde personen te zeggen dat zij hun bankpassen door moesten knippen en dat hun bankpassen zouden worden opgehaald en dat zij hun pincodes telefonisch na de ‘piep’ konden inspreken en hun pincodes in een envelop moesten stoppen en/of
- ( vervolgens) zich naar de woning van voornoemde personen te begeven en zich aldaar voor te doen als bank- en/of (computer)beveiligingsmedewerker en/of
- hun bankpassen en tablet mee te nemen en/of
- tegen voornoemde personen te zeggen dat er malware en een virus op de computer zat dat moest worden verwijderd en dat er handelingen op de computer moesten worden verricht;
2.
hij in de
periode van 9maart 2021 tot en met 4 april 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen telkens opzettelijk en wederrechtelijk is binnengedrongen in een geautomatiseerd werk of in een deel daarvan, te weten:
computers van
- [naam 16] (incident 1) en
- [naam 67] (incident 2) en
- [naam 21] (incident 10) en
- [naam 23] (incident 18) en
- [naam 14] (incident 19) en
- [naam 24] (incident 20) en
- [naam 28] (incident 31) en
- [naam 31] (incident 33) en
- [naam 37] (incident 61) en
- [naam 38] (incident 64) en
- [naam 40] (incident 75)
en servers van de Rabobank en ING bank en Abn Amro bank met daarop de internetbankierenomgeving van voornoemde personen, althans een deel daarvan, waarbij verdachte en zijn mededaders telkens de toegang tot de geautomatiseerde werken hebben verworven:
- door een technische ingreep, te weten: het installeren van Anydesk op de computer van voornoemde personen en/of
- met behulp van valse sleutels, te weten: de (inlog)gegevens voor het internetbankieren (te weten de gebruikersnaam en wachtwoord en inlogcode) van/bij deze banken en/of
- door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten: als geautoriseerde medewerkers van deze bank en (computer)beveiligingsmedewerker;
3.
hij in de
periode van 9maart 2021 tot en met 4 april 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijk toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen, in elk geval enig goed, die geheel toebehoorden aan
- [naam 16] (incident 1) en
- [naam 67] (incident 2) en
- [naam 2] (incident 4) en
- [naam 21] (incident 10) en
- [naam 3] (incident 15) en
- [naam 4] (incident 17) en
- [naam 23] (incident 18) en
- [naam 24] (incident 20) en
- [naam 5] (incident 24) en
- [naam 27] (incident 25) en
- [naam 31] (incident 33) en
- [naam 34] (incident 34) en
- [naam 37] (incident 61) en
- [naam 38] (incident 64) en
- [naam 40] (incident 75)
waarbij de verdachte en zijn mededaders het weg te nemen geld onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten: door met behulp van de inloggegevens (gebruikersnaam en/of wachtwoord en/of toegangscode) van de internetbankierenomgeving van voornoemde personen, tot welk gebruik hij, verdachte en zijn mededaders niet gerechtigd waren, wederrechtelijk in te loggen in de internetbankierenomgeving van voornoemde personen en/of door gebruik te maken van de pinpas en pincode van voornoemde personen;
4.
Hij in de
periode van 9maart 2021 tot en met 4 april 2022 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, waaronder
- [medeverdachte 1] en
- [medeverdachte 2] en
- [medeverdachte 3] en
- onbekend gebleven personen,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten:
- heling van niet-openbare gegevens en
- oplichting en
- computervredebreuk en
- diefstal met valse sleutel;
5.
hij op 4 april 2022 te Amsterdam, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool, en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad;
6.
Hij in de
periode van 9maart 2021 tot en met 4 april 2022 te Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, niet-openbare gegevens, te weten meerdere lijsten met daarop het telefoonnummer en/of de voornaam en/of de initialen en/of de achternaam en/of het geslacht en/of de geboortedatum en/of de postcode en/of de woonplaats en/of de straatnaam en/of het huisnummer van meerdere personen voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte en zijn mededaders, ten tijde van het voorhanden krijgen van deze gegevens wisten dat deze door misdrijf waren verkregen.
Dagvaarding II
1.
hij op 9 maart 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [naam 1] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed en het ter beschikking stellen van gegevens, te weten:
- de afgifte van haar bankpas en
- het ter beschikking stellen van inloggegevens van de Rabobank bankieren app
met daarin de internetbankierenomgeving gekoppeld aan de bankrekening van
die [naam 1] ,
door:
- telefonisch contact op te nemen met die [naam 1] en zich voor te doen als een medewerkster van de Rabobank en
- tegen die [naam 1] te zeggen dat zij slachtoffer is geworden van fraude en
- door naar de woning van die [naam 1] te gaan en zich aldaar voor te doen als meneer [naam 41] , zijnde een medewerker van de Rabobank en tegen die [naam 1] te zeggen dat haar IPad moest worden beveiligd en die [naam 1] te vragen om de inloggegevens van haar Rabo bankieren app in te toetsen en
- aan die [naam 1] te vragen om de afgifte van haar pinpas en daarbij te vertellen dat de pinpas nodig was om de zaken in orde te maken;
2.
hij op
9maart 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk en wederrechtelijk is binnengedrongen in een geautomatiseerd werk of in een deel daarvan, te weten:
de IPad van [naam 1] en een of meer servers van de Rabobank waarop de Rabobank bankieren app met daarop de beveiligde internetbankierenomgeving van de bankrekening van [naam 1] stond, althans een deel daarvan, waarbij verdachte en zijn mededaders de toegang tot de geautomatiseerde werken hebben verworven:
- met behulp van een valse sleutel, te weten: de inlogcode/gegevens voor de Rabobank bankieren app die toegang gaf tot de internetbankierenomgeving van de spaarrekening en betaalrekening van die [naam 1] bij de Rabobank en
- door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid, te weten:
door
zichvoor te doen als meneer [naam 41] , zijnde een medewerker van de Rabobank en door zich voor te doen als de rechtmatige gebruiker van de rekeningen van die [naam 1] ;
3.
hij op 9 maart 2021, te Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, geldbedragen van in totaal € 9.467,90, die geheel aan [naam 1] toebehoorde
n, heeft weggenomen met
het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door met een even daarvoor ontvreemde bankpas te pinnen bij de Rabobank en verschillende winkels en daarbij de even daarvoor ontvreemde pincode te gebruiken.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat, gelet op hetgeen door de verdediging ten aanzien van het bewijs is bepleit, aan de verdachte een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest moet worden opgelegd. Subsidiair, indien de rechtbank tot meer bewezen verklaarde feiten (incidenten) zou komen, moet aan de verdachte een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van het voorarrest worden opgelegd, opdat de verdachte direct in aanmerking komt voor een voorwaardelijke invrijheidsstelling. Meer subsidiair, indien de rechtbank tot een hogere gevangenisstraf zou komen, heeft de verdediging bepleit dat het onvoorwaardelijk deel niet langer dan 24 maanden met aftrek zou moeten zijn.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich samen met anderen gedurende ruim een jaar bezig gehouden met bankhelpdeskfraude. Het betreft een vorm van fraude waarbij slachtoffers worden gebeld door personen die zich voordoen als medewerker van de bank, die het vertrouwen van de slachtoffers winnen en hen ervan overtuigen dat zij meteen moeten ingrijpen om niet het slachtoffer te worden van fraude. In werkelijkheid gebeurt het tegenovergestelde. De nietsvermoedende slachtoffers geven hun pincode door, installeren software waarmee hun computer kan worden overgenomen of laten een handlanger van de beller toe in hun huis, die zich voordoet als bankmedewerker en hun pinpas of waardevolle spullen meeneemt. Met de meegenomen pinpas worden vervolgens grote bedragen gepind.
De verdachte is bij negentien incidenten van bankhelpdeskfraude zelf direct betrokken geweest. Daarbij is een totaalbedrag van ongeveer € 115.000,- weggenomen. Verder heeft de verdachte indirect een bijdrage geleverd aan een veel groter aantal incidenten, aangezien hij heeft deelgenomen aan een crimineel samenwerkingsverband dat op grote schaal bankhelpdeskfraude pleegde. De verdachte heeft daarbij een aansturende en faciliterende rol gehad.
De slachtoffers van bankhelpdeskfraude zijn doorgaans ouderen, die door de daders bewust op hun leeftijd worden uitgekozen, omdat ervan wordt uitgegaan dat zij minder begrip hebben van het moderne betalingsverkeer. In deze zaak is dat niet anders. Illustratief is dat uitdrukkelijk wordt gevraagd om een lijst van potentiële slachtoffers die “oud oud” zijn; de rechtbank begrijpt: (hoog)bejaard. Het gaat hier om kwetsbare slachtoffers, wier vertrouwen in anderen én in zichzelf vaak ernstig wordt geschaad als zij erachter komen dat zij slachtoffer zijn geworden van deze vorm van fraude. Dikwijls kampen zij met gevoelens van angst, stress en schaamte. Door zijn handelen heeft de verdachte aan de slachtoffers dus niet alleen financiële schade, maar ook emotionele schade toegebracht. Meer in algemene zin geldt dat met deze vorm van fraude het vertrouwen dat door de samenleving moet kunnen worden gesteld in het betalingsverkeer en bankwezen, wordt ondermijnd. Wanneer dit vertrouwen niet meer aanwezig is, bestaat het risico van ontwrichting van het maatschappelijk en economisch verkeer.
De verdachte heeft slechts uit eigen financieel gewin gehandeld. Hij heeft daarbij op geen enkele wijze oog gehad voor de negatieve gevolgen van zijn handelen.
Daarnaast heeft de verdachte een geladen vuurwapen en munitie voorhanden gehad in een woning. Het voorhanden hebben van een vuurwapen vormt een onaanvaardbaar gevaar voor de veiligheid van personen. De ervaring leert immers dat het voorhanden hebben van een wapen kan leiden tot het gebruik ervan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 22 november 2023. Daaruit blijkt dat hij in het verleden veelvuldig met justitie in aanraking is gekomen en meerdere lange gevangenisstraffen opgelegd heeft gekregen, onder meer een jeugddetentie van acht maanden wegens gekwalificeerde diefstal en openlijke geweldpleging. De verdachte heeft zich kennelijk niets aangetrokken van deze eerdere veroordelingen.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 30 november 2023. Het rapport is tot stand gekomen op grond van reclasseringscontacten en referenteninformatie. De verdachte toonde zich weinig meewerkend, hij vertrok voortijdig omdat hij andere afspraken had, hij vond vragen onnodig, of hij belde laat af. De reclassering schrijft dat bij de verdachte sprake is van ernstige problematiek en van een hoog recidiverisico. De dagbesteding, financiën, het sociale netwerk en het psychosociaal functioneren van de verdachte worden als criminogene factoren gezien. De verdachte toont zich niet gemotiveerd tot gedragsverandering te komen. De verdachte valt onder de top600-aanpak, maar tot op heden heeft geen enkel hulptraject voor positieve gedragsverandering gezorgd. Gezien het blijvende gebrek aan motivatie ziet de reclassering geen mogelijkheden om de verdachte met bijzondere voorwaarden in een voorwaardelijk kader te begeleiden.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van een NIFP-rapportage betreffende de verdachte van 20 november 2023, opgesteld door de klinisch psycholoog W.J.L. Lander. Dit rapport is tot stand gekomen op basis van drie onderzoeksgesprekken en oude rapporten van andere instellingen. De verdachte heeft meerdere gesprekken te laat afgebeld, is vragenlijsten kwijt geraakt, was niet gemotiveerd om persoonlijkheidsvragen in te vullen, wilde geen referenteninformatie delen omdat hij dat niet nodig vond en de twee gesprekken die de verdachte buiten detentie met de psycholoog heeft gevoerd, brak hij voortijdig af. De verdachte is ook niet verschenen op de uitnodiging van de psycholoog om het rapport te bespreken. Uit het rapport blijkt dat sprake is van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en een licht verstandelijke beperking. Deze hebben de gedragingen ten tijde van het tenlastegelegde niet beïnvloed. Geadviseerd wordt dan ook om het ten laste gelegde, indien bewezen, volledig toe te rekenen. Het recidiverisico wordt ook door de psycholoog als hoog ingeschat.
De rechtbank is van oordeel dat vanwege de ernst van de bewezen verklaarde feiten niet kan worden volstaan met een andere straf dan een gevangenisstraf.
De rechtbank acht voor de betrokkenheid van de verdachte bij de negentien incidenten van bankhelpdeskfraude met een schadebedrag van ongeveer € 115.000,-, een gevangenisstraf voor de duur van
30 maandenpassend.
Ten aanzien van de deelname aan een criminele organisatie die tot doel had het plegen van bankhelpdeskfraude weegt de rechtbank in strafverlagende zin mee dat in tijd overlap bestaat met de betrokkenheid van de verdachte bij de hiervoor genoemde negentien incidenten. Onevenredige strafrechtelijke aansprakelijkheid moet worden voorkomen. Anderzijds ziet de rechtbank nog wel ruimte voor strafoplegging voor dit feit, omdat de verdachte door zijn deelname aan de organisatie ook anderen heeft gefaciliteerd incidenten van bankhelpdeskfraude te plegen waar hij zelf niet direct bij betrokken was. Al met al acht de rechtbank voor dit feit een gevangenisstraf van
12 maandenpassend.
Volgens de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting is voor het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden passend en geboden. De rechtbank acht strafverhogend dat het wapen geladen was met munitie en dat tegelijk met het vuurwapen een aanzienlijke hoeveelheid munitie voorhanden was. De rechtbank acht om die reden voor dit feit een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden passend.
In de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding om van het voormelde af te wijken of om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De verdachte heeft de kans gekregen om in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis mee te werken met de reclassering. Hij heeft zich daarvoor minimaal ingezet. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij zijn leven nu een positieve wending wil geven en bereid is hulp aan te nemen, maar dat blijkt geenszins uit zijn weinig coöperatieve houding jegens zowel de reclassering als de psycholoog. Daarbij komt dat hij al eerder is veroordeeld en daaruit ook geen lering heeft getrokken.
De rechtbank aan de verdachte dan ook opleggen een gevangenisstraf voor de duur van
48 maanden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De voorlopige hechtenis

Het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst tot de einduitspraak in eerste aanleg. Dat betekent dat dit bevel met het wijzen van dit vonnis herleeft. Anders dan de raadsman heeft verzocht, ziet de rechtbank geen aanleiding om het bevel op te heffen. De gronden die tot dat bevel hebben geleid zijn nog altijd aanwezig, terwijl de duur van de op te leggen gevangenisstraf de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht ruimschoots overstijgt. De rechtbank zal ook niet, zoals subsidiair verzocht door de raadsman, de voorlopige hechtenis opnieuw schorsen, omdat de rechtbank van oordeel is dat het strafvorderlijk belang van het voorkomen van recidive zwaarder weegt dan het belang van de verdachte om een eventueel hoger beroep in vrijheid af te wachten.

8.De vorderingen van de benadeelde partijen

8.1.
De vorderingen
[naam 70] (incident 5, € 5.000,- immateriële schade en € 50,- materiële schade), [naam 3] (incident 15, € 532,95 materiële schade en € 1.000,- immateriële schade), [naam 69] (incident 22, € 6.950,- immateriële schade), [naam 71] (incident 27, € 4.630,- materiële schade) de Volksbank (€ 5.139,- materiële schade) en de Coöperatieve Rabobank U.A. (hierna: de Rabobank, € 98.132,63 materiële schade) hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vorderen schadevergoeding ter hoogte van de genoemde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vorderingen van de Volksbank en de Rabobank houden verband met schadeloosstelling van hun klanten die slachtoffer zijn geworden van bankhelpdeskfraude en het onderzoek dat de banken zelf hebben uitgevoerd na meldingen van fraude door hun klanten. Zij vorderen schadevergoeding ter hoogte van de schadeloosstellingen (€ 4.899,- voor de Volksbank en € 95.312,63 voor de Rabobank). De overige materiële schade bestaat uit onderzoekskosten, voor de Volksbank € 240,- en voor de Rabobank € 2.820,-.
De door de Volksbank schadeloos gestelde slachtoffers betreffen [naam 72] (incident 13, € 49,-) en [naam 57] (incident 59, € 4.850,-).
De door de Rabobank schadeloos gestelde slachtoffers betreffen [naam 1] (€ 9.942,90, onderzoekskosten € 60,-), [naam 42] (incident 3, € 5.000, onderzoekskosten € 120,-), [naam 21] (incident 10, € 4.550,- , onderzoekskosten € 180,-), [naam 3] (incident 15, € 2.400, onderzoekskosten € 60,-), J.W. [naam 49] (incident 16, € 1.000, onderzoekskosten € 60,-), [naam 24] (incident 20, € 4.335,- , onderzoekskosten € 60,-), [naam 73] (incident 56, € 2.920,- , onderzoekskosten € 60,-), [naam 74] (incident 58, € 10.463,90, onderzoekskosten € 180,-), [naam 13] (incident 69, € 3.747,- , onderzoekskosten € 120,-), [naam 75] (incident 73, € 9.092,- , onderzoekskosten € 240,-), [naam 76] (incident 74, € 9.157,-, onderzoekskosten € 180,-), [naam 77] (incident 81, € 3.900,- , onderzoekskosten € 180,-) en [naam 78] (€ 28.804,83, onderzoekskosten € 240,-).
Daarnaast heeft de Rabobank vergoeding van onderzoekskosten gevorderd in de zaken [naam 67] (incident 2, € 60,-), [naam 46] (incident 12, € 60,-), [naam 79] (incident 36, € 120,-), [naam 80] (incident 39, € 60,-), [naam 81] (incident 52, € 120,-), [naam 82] (incident 63, € 180,-), [naam 83] (incident 66, € 60,-), [naam 84] (incident 71, € 180,-), [naam 85] (incident 77, € 120,-), [naam 86] (incident 78, € 60,-), [naam 87] (incident 85, € 60,-).
8.2.
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben de volgende standpunten ingenomen.
De vorderingen van [naam 3] , [naam 71] en de Volksbank moeten volledig en hoofdelijk worden toegewezen, met vermeerdering van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vorderingen van [naam 70] en [naam 69] moeten niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat deze incidenten niet aan de verdachte ten laste zijn gelegd.
De vordering van de Rabobank moet deels worden toegewezen, hoofdelijk, tot een bedrag van € 61.472,80, te weten de optelsom van de schadeloosstellingen van de incidenten waar de verdachte bij betrokken is geweest plus de daarbij opgevoerde onderzoekskosten (incident 2, [naam 67] , geen vergoede schade, wel onderzoekskosten à € 60,-; incident 3, [naam 42] , vergoede schade € 5.000,-, onderzoekskosten à € 120,-; incident 10, [naam 21] , vergoede schade € 4.550,-, onderzoekskosten à € 180,-; incident 12, [naam 46] , geen vergoede schade, wel onderzoekskosten à € 60,-; incident 15, [naam 3] , vergoede schade € 2.400,- onderzoekskosten à € 60,-; incident 16, J.W. [naam 49] , vergoede schade € 1.000,-, onderzoekskosten à € 60,-; incident 36, [naam 54] , geen vergoede schade, wel onderzoekskosten à € 120,-; incident 58, [naam 55] , vergoede schade € 10.463,90, onderzoekskosten à € 180,-; incident 63, [naam 62] , geen vergoede schade, wel onderzoekskosten à € 180,-; incident 66, [naam 10] , geen vergoede schade, wel onderzoekskosten à € 60,-; incident 69, [naam 13] , vergoede schade € 3.747,-, onderzoekskosten à € 120,-; incident 71, Z. [naam 84] , geen vergoede schade, wel onderzoekskosten à € 180,-; incident 73, [naam 91] , vergoede schade € 9.092,-, onderzoekskosten à € 240,-; incident 74, [naam 76] , vergoede schade € 9.157,-, onderzoekskosten à € 180,-; incident 77, [naam 85] , geen vergoede schade, wel onderzoekskosten à € 120,-; incident 78, [naam 86] , geen vergoede schade, wel onderzoekskosten à € 60,-; incident 81, [naam 88] , vergoede schade € 3.900,-, onderzoekskosten à € 180,-; het incident behorende bij dagvaarding II, [naam 1] , vergoede schade € 9.942,90, onderzoekskosten à € 60,-).
De vordering van de Rabobank moet voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de incidenten waar de vordering voor dat deel betrekking op heeft, niet aan deze verdachte ten laste zijn gelegd. Het gaat volgens de officieren van justitie dan om de schadeloosstellingen en onderzoekskosten horende bij de slachtoffers [naam 24] (incident 20), [94] [naam 80] (incident 39), [naam 81] (incident 52), [naam 92] (incident 56), [naam 93] (incident 85) en [naam 94] (incident 87).
De officieren van justitie hebben ten aanzien van alle toe te wijzen vorderingen en bedragen gevorderd dat daarbij tevens hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
Voorts hebben de officieren van justitie gevorderd dat hoofdelijk de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd aan de verdachte ter hoogte van een bedrag van € 2.500,-, bestaande uit immateriële schade, ten behoeve van het slachtoffer [naam 49] . [naam 49] heeft aan de officieren van justitie laten weten dat zij psychische schade heeft geleden ten gevolge van de jegens haar gepleegde strafbare feiten en wenst vergoeding van de geleden immateriële schade.
8.3.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de volgende standpunten ingenomen.
De vorderingen van de Volksbank (schadeloosstelling [naam 72] en [naam 57] ), [naam 3] , [naam 71] en [naam 1] moeten niet-ontvankelijk worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.
De vorderingen van [naam 69] en [naam 70] moeten niet-ontvankelijk worden verklaard omdat deze incidenten niet op de tenlastelegging van de verdachte voorkomen.
Ten aanzien van de vordering van de Rabobank heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze één werkdag voor de terechtzitting van 11 december 2023 is ingediend en de raadsman zodoende onvoldoende voorbereidingstijd heeft gehad om deze grondig te bestuderen en bespreken. Subsidiair heeft de raadsman niet-ontvankelijkheid bepleit, omdat de verdachte moet worden vrijgesproken van de incidenten waarbij de Rabobank het slachtoffer schadeloos heeft gesteld, dan wel omdat deze incidenten niet op de tenlastelegging van de verdachte staan. Meer subsidiair heeft de raadsman bepleit dat de door de Rabobank opgevoerde onderzoekskosten niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, omdat deze vragen oproepen en het uitzoeken daarvan een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Meest subsidiair moet de schadevergoedingsmaatregel niet worden opgelegd, omdat de Rabobank als grote organisatie in staat is zelf de incasso te doen.
8.4.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van [naam 3]
De door de benadeelde partij gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 532,95, zijnde de gevorderde materiële schade, de schade die geleden is als direct gevolg van de diefstal van het geldbedrag van de ING rekening van het slachtoffer. [95] Dit bedrag zal worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 20 december 2021.
Voor toewijzing van de gevorderde immateriële schade (€ 1.000,-) zal vast moeten komen te staan dat het slachtoffer op andere wijze in zijn of haar persoon is aangetast. Daartoe is de vordering onvoldoende onderbouwd en de rechtbank zal benadeeldep partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De vordering van de Rabobank
Een benadeelde partij kan in het strafproces vergoeding vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden indien tussen het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en de schade voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade heeft geleden. De rechtbank is van oordeel dat tussen het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en de door de Rabobank gevorderde schadevergoeding voor de kosten van de schadeloosstellingen voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de Rabobank door dit handelen rechtstreekse schade heeft geleden. De schade is namelijk gebleken uit de inhoud van het dossier, meer in het bijzonder uit de aangiftes, de bankafschriften waaruit blijkt dat de Rabobank de betreffende slachtoffers daadwerkelijk heeft gecompenseerd, en de namens de Rabobank gegeven toelichting. De Rabobank heeft dus schade geleden door het uitbetalen van schadeloosstellingen en deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde (vgl. ECLI:NL:HR:2023:322).
De rechtbank zal dan ook de gevorderde schadevergoeding van de Rabobank toewijzen, voor zover deze ziet op vergoede schade van slachtoffers ten aanzien waarvan de rechtbank het medeplegen van diefstal van geldbedragen bewezen heeft verklaard.
Ook de gevorderde onderzoekskosten met betrekking tot die slachtoffers zal de rechtbank toewijzen. Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat beoordeling van de onderzoekskosten geen onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Uit de toelichting is voldoende duidelijk waar het onderzoek door de bank uit heeft bestaan en dat de Rabobank onderzoekskosten à € 120,- per uur heeft berekend. Dit bedrag en het opgevoerde aantal uren komen de rechtbank niet onredelijk voor.
Dat geldt ook voor de onderzoekskosten gemaakt ten behoeve van incident 2, slachtoffer [naam 67] . Ook al heeft de Rabobank geen schade vergoed aan [naam 67] , zij heeft in het kader van de strafbare feiten jegens een klant gepleegd, wel onderzoek moeten verrichten. De kosten die daarmee gepaard gaan komen voor toewijzing in aanmerking.
De toe te wijzen bedragen komen daarmee op het volgende neer:
- incident 2, [naam 67] , geen vergoede schade, wel onderzoekskosten à € 60,-;
- incident 10, [naam 21] , vergoede schade € 4.550,-, onderzoekskosten à € 180,-;
- incident 15, [naam 3] , vergoede schade € 2.400,- onderzoekskosten à € 60,-;
- incident 20, [naam 24] , vergoede schade € 4.335,-, onderzoekskosten à € 60,-;
- het incident behorende bij dagvaarding II, [naam 1] , vergoede schade € 9.942,90, onderzoekskosten à € 60,-.
In totaal zal dus worden toegewezen een bedrag van € 21.227,90 wegens vergoede schade en € 420,- aan onderzoekskosten (totaal € 21.647,90), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 september 2021. Die datum ligt in het midden van de periode waarin de verschillende schadeposten zijn ontstaan. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat er pas schade ontstaat voor de bank nadat deze een klant schadeloos heeft gesteld.
De rechtbank zal de Rabobank, voor zover de vordering ziet op de vergoede schade en gemaakte onderzoekskosten ten behoeve van de slachtoffers [naam 42] (incident 3, € 5.120,-), [naam 46] (incident 12, € 60,-), [naam 49] (incident 16, € 1.060), [naam 54] (incident 36, € 120,-), [naam 74] (incident 58, € 10.643,90), [naam 62] (incident 63, € 180,-), [naam 10] (incident 66, € 60,-), [naam 13] (incident 69, € 3.867,-), Z. [naam 84] (incident 71, € 180,-), [naam 75] (incident 73, € 9.332,-), [naam 76] (incident 74, € 9.337,-), [naam 85] (incident 77, € 120,-), [naam 86] (incident 78, € 60,-) en [naam 77] (incident 81, € 4.080), niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van betrokkenheid bij deze incidenten.
De rechtbank zal de Rabobank, voor zover de vordering ziet op de schadeloosstellingen en onderzoekskosten bij J.C. [naam 80] (incident 39, € 60,-), [naam 81] (incident 52, € 120,-), [naam 73] (incident 56, € 2.980,-), [naam 87] (incident 85, € 60,-) en [naam 78] (incident 87, € 29.044,83), niet-ontvankelijk verklaren in de vorering, omdat betrokkenheid bij deze incidenten niet aan de verdachte ten laste gelegd is.
In zoverre onbreekt een voldoende rechtstreeks verband tussen het bewezen verklaarde en de gevorderde schadevergoeding. Ook als de criminele organisatie waaraan de verdachte heeft deelgenomen wél in verband zou kunnen worden gebracht met deze incidenten, geldt dat de enkele deelname van de verdachte aan die organisatie onvoldoende is om een dergelijk rechtstreeks verband aan te nemen. Daarvoor is vereist dat komt vast te staan dat de verdachte ook zélf enige betrokkenheid had bij deze specifieke incidenten.
De vorderingen van [naam 71] en de Volksbank
De rechtbank zal [naam 71] (incident 27) en de Volksbank (incidenten 13 en 59) niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering, omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van betrokkenheid bij deze incidenten.
De vorderingen van [naam 70] en [naam 69]
De rechtbank zal [naam 70] (incident 5) en [naam 69] (incident 22) niet-ontvankelijk verklaren in hun vordering, omdat betrokkenheid bij deze incidenten niet aan de verdachte ten laste gelegd is.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte de strafbare feiten ter zake waarvan schadevergoedingen zullen worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Hetzelfde geldt voor de toe te wijzen proceskosten. Daarbij geldt dat de verdachte, voor zover een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, dat deel van de schadevergoeding en/of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij hoeft te betalen.
Proceskosten
Nu de vorderingen van de Rabobank en [naam 3] gedeeltelijk worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die deze benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met de vordering hebben gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
[naam 70] , [naam 69] , [naam 71] en de Volksbank zullen, zoals hiervoor overwogen, niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. Dit brengt mee dat de benadeelde partijen moeten worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vorderingen heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor de bewezen verklaarde strafbare feiten worden veroordeeld en hij is daarom tegenover de benadeelde partijen aansprakelijk voor de schade die door deze feiten aan hen is toegebracht. Opdat zij die schade niet zelf bij de verdachte hoeven de incasseren, zal de rechtbank aan de verdachte hoofdelijk de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen:
- een bedrag van € 21.647,90, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 september 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van de Rabobank;
- een bedrag van € 532,95, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 20 december 2021 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 3] .
Dat de Rabobank als grote onderneming zelf kan incasseren, zoals de raadsman heeft gesteld, moge zo zijn, maar de wetgever heeft niet uitgesloten dat de schadevergoedingsmaatregel ook ten bate van rechtspersonen wordt opgelegd. Voor die oplegging zijn in dit geval ook goede redenen. De Rabobank heeft immers enerzijds uit coulance de schade van haar klanten overgenomen, maar zou door het achterwege laten van de schadevergoedingsmaatregel anderzijds een incassorisico lopen. Bovendien, als die klanten hun schade zelf hadden gedragen en in deze procedure hadden gevorderd, was de schadevergoedingsmaatregel zonder twijfel opgelegd te hunnen bate.
De rechtbank zal, anders dan door de officieren van justitie gevorderd, geen schadevergoedingsmaatregel opleggen ten behoeve van [naam 49] , reeds omdat de verdachte zal worden vrijgesproken van betrokkenheid bij dit incident.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36 f, 47, 57, 63, 138ab, 139g, 140, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij dagvaardingen met parketnummers 09/039252-22 en 08/006845-22 laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
09/039252-22 (dagvaarding I)
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van computervredebreuk, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
ten aanzien van feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
ten aanzien van feit 6:
medeplegen van niet-openbare gegevens voorhanden hebben, terwijl hij weet dat het door misdrijf verkregen gegevens betreft;
08/006845-22 (dagvaarding II)
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van oplichting;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van computervredebreuk;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
48(
ACHTENVEERTIG)
MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
wijst de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen [naam 3] en Coöperatieve Rabobank U.A. deels toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om te betalen een bedrag van:
- € 21.647,90, aan Coöperatieve Rabobank U.A., vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 september 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald;
- € 532,95, aan [naam 3] , vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 20 december 2021 tot de dag waarop deze vordering is betaald;
bepaalt dat als een van de mededaders de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
bepaalt dat de benadeelde partijen [naam 3] en Coöperatieve Rabobank U.A. voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen Coöperatieve Rabobank U.A. en [naam 3] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partijen [naam 70] , [naam 69] , [naam 71] en de Volksbank niet-ontvankelijk zijn in de vorderingen tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partijen [naam 70] , [naam 69] , [naam 71] en de Volksbank in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen hun vorderingen gemaakt, en begroot die kosten op nihil;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 21.647,90, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 september 2021 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van Coöperatieve Rabobank U.A.;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 143 dagen, waarbij de toepassing van gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 532,95, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 20 december 2021 tot de dag waarop dit bedrag is betaald, ten behoeve van [naam 3] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 10 dagen, waarbij de toepassing van gijzeling de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet opheft;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partijen de betalingsverplichtingen aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichtingen aan de benadeelde partijen in zoverre doet vervallen;
wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;
wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.W. Mulder , voorzitter,
mr. A.P. Sno, rechter,
mr. P.C. Goilo-Kam, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Besten, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2024.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal van onderzoek ASTEN, onderzoeksnummer DH6R022002, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Leiden-Bollenstreek. Het procesdossier is onderverdeeld in een Algemeen dossier, vijf zaaksdossiers ‘incidenten’, zes persoonsdossiers, een vervolg op het persoonsdossier [verdachte] , een methodieken- en een beslagdossier, een zaaksdossier ‘criminele organisatie’. Deze dossiers zijn volledig doorgenummerd p. 1 t/m 4.197. Verder bevat het dossier een los proces-verbaal bankhelpdeskfraude ter zake van slachtoffer [naam 1] , doorgenummerd p. 1 t/m 31.
2.De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 11 december 2023.
3.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte, opgemaakt op 10 november 2022 (p. 4.076-4.090).
4.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 15] , opgemaakt op 6 januari 2022 (p. 155-157).
5.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 3] , opgemaakt op 7 september 2022 (p. 2.761).
6.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 3] , opgemaakt op 7 september 2022 (met (foto)bijlagen, p. 2.743-2.802).
7.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 31 mei 2022 (p. 2.681).
8.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 3] , opgemaakt op 7 september 2022 (p. 2.761-2.762).
9.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 augustus 2022 (p. 2.265).
10.De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 11 december 2023.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 17 mei 2021 (p. 183-187).
12.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 3] , opgemaakt op 23 mei 2022 (met fotobijlagen, p. 2.731).
13.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 66] , opgemaakt op 5 april 2021 (p. 213-215),
14.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 maart 2022 (p. 235-236).
15.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] van de raadkamer, opgemaakt op 14 april 2022.
16.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 2] , opgemaakt op 21 september 2021 (p. 248-250).
17.Het proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar, opgemaakt op 9 december 2021 (met fotobijlagen, p. 270-274); het proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar, opgemaakt op 20 december 2021 (met fotobijlagen, p. 275-281); het proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar, opgemaakt op 10 december 2021 (met fotobijlagen, p. 282-284); het proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar, opgemaakt op 10 december 2021 (met fotobijlagen, p. 285-287); het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 11 augustus 2022 (p. 288-291).
18.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 21] , opgemaakt op 14 december 2021 (p. 443-445); Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 december 2021 (p. 446-448).
19.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 23 juni 2022 (p. 454-456).
20.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 december 2021 (p. 446-448).
21.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 28 juni 2022 (p. 2.333, 2.336).
22.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3] , opgemaakt op 27 december 2021 (p. 613-616).
23.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 22] , opgemaakt op 31 december 2021 (p. 693-694).
24.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 23] , opgemaakt op 4 januari 2022 (p. 742-747).
25.Het proces-verbaal van aangifte van J [naam 14] , opgemaakt op 13 januari 2022 (p. 791-792).
26.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 24] , opgemaakt op 7 januari 2022 (p. 818-820).
27.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 juni 2022 (met bijlagen, p. 2.099-2.122).
28.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 3] , opgemaakt op 23 mei 2022 (met fotobijlagen, p. 2.730, 2.731).
29.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 3] , opgemaakt op 7 september 2022 (p. 2.760).
30.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 mei 2022 (p. 617-621).
31.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 18 mei 2022 (p. 712-716).
32.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 augustus 2022 (p. 760-765).
33.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 augustus 2022 (p. 763-764).
34.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 9 juni 2022 (met bijlagen, p. 793, 794, 815).
35.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 september 2022 (p. 1.681-1.683).
36.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 3] , opgemaakt op 7 september 2022 (p. 2.760).
37.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 5] , opgemaakt op 8 februari 2022 (met bijlage, p. 1.023-1.026).
38.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 februari 2022 (p. 1.031-1.034).
39.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 2] , opgemaakt op 13 april 2022 (p. 2.531-2.533).
40.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 19 februari 2022 (p. 1.027-1.030).
41.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 2] , opgemaakt op 13 april 2022 (p. 2.528).
42.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 24 augustus 2022 (p. 1.037-1.040).
43.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 februari 2022 (p. 1.031-1.034).
44.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 27] , opgemaakt op 3 maart 2022 (p. 1.042-1.046).
45.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op (p. 1.051-1.055).
46.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 mei 2022 (p. 1.059-1.062).
47.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 mei 2022 (p. 1.065-1.067).
48.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 28] , opgemaakt op 5 april 2022 (p. 1.257-1.259).
49.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 29] , opgemaakt op 23 maart 2022 (p. 1.322-1.323).
50.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 31] , opgemaakt op 28 maart 2022 (p. 1.390-1.392).
51.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 13 april 2022 (p. 2.154-2.157).
52.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 augustus 2022 (p. 2.265-2.266).
53.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 34] , opgemaakt op 31 maart 2022 (p. 1.408-1.410).
54.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 28 juli 2022 (p. 2.257).
55.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 22 april 2022 (p. 1.424-1.426).
56.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 37] , opgemaakt op 9 maart 2022 (p. 1.790-1.791).
57.Het proces-verbaal van data verwerking telefoon, opgemaakt op 7 juni 2022 (met bijlagen, p. 2.284, 2.285).
58.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 juni 2022 (p. 2.280).
59.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 augustus 2022 (p. 2.265-2.271).
60.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 38] , opgemaakt op 27 januari 2022 (p. 1.799-1.802).
61.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 augustus 2022 (p. 2.271-2.272).
62.De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 11 december 2023.
63.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 40] , opgemaakt op 26 oktober 2021 (p. 1.901-1.903).
64.Het proces-verbaal van data verwerking telefoon, opgemaakt op 7 juni 2022 (met bijlagen, p. 2.275, 2.320).
65.Wanneer ten behoeve van de bewezenverklaring van dagvaarding II wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met nummer PL0600-2021111463 van de politie eenheid Oost-Nederland, district IJsselland, basisteam Vechtdal, doorgenummerd pagina 1 t/m 45.
66.Het proces-verbaal van aangifte van [naam 1] , opgemaakt op 16 maart 2021 (p. 3-5).
67.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 maart 2021 (p. 33).
68.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 8 december 2021 (p. 36).
69.Het proces-verbaal van herkenning persoon door opsporingsambtenaar, opgemaakt op 17 oktober 2021 (p. 34).
70.Te weten: [naam 9] (incident 65), [naam 10] (Incident 66), [naam 11] (incident 67), [naam 12] (incident 68), [naam 13] (incident 69), [naam 96] (incident 70), [naam 84] (incident 71), [naam 106] (incident 72), [naam 91] (incident 73), [naam 76] (incident 74).
71.Te weten: [naam 98] (incident 76), [naam 85] (incident 77), [naam 86] (incident 78), [naam 101] (incident 79), [naam 99] (incident 80), [naam 88] (incident 81), [naam 100] (incident 82), [naam 102] (incident 83) en [naam 103] (incident 84).
72.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 7 augustus 2022 (p. 2.265-2.274).
73.De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 11 december 2023.
74.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 3] , opgemaakt op 23 mei 2022 (met fotobijlagen, p. 2.713-2.742).
75.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 3] , opgemaakt op 7 september 2022 (met (foto)bijlagen, p. 2.743-2.802).
76.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 2] bij de rechter-commissaris, d.d. 14 april 2023.
77.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 2] , opgemaakt op 13 april 2022, (p. 2.525-2.543).
78.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 31 mei 2022 (p. 2.681-2.682).
79.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 3] , opgemaakt op 7 september 2022, (met (foto)bijlagen, p. 2.761).
80.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [medeverdachte 3] , opgemaakt op 7 september 2022, (met (foto)bijlagen, p. 2.767).
81.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 31 mei 2022 (p. 2.683-2.687).
82.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 28 juni 2022 (met bijlagen, p. 2.493-2.510).
83.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 12 september 2022 (p. 2.931-2.938).
84.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 maart 2022 (p. 2.851-2.853).
85.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 1 juni 2022 (p. 1.101-1.104).
86.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 29 maart 2022 (p. 2.851).
87.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 30 maart 2023 (p. 2.862-2.871).
88.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 juni 2022 (p. 2.996-3.002); Het proces-verbaal van aangifte van [naam 104] , opgemaakt op 3 februari 2022 (p. 928-930); Het proces-verbaal van aangifte van [naam 28] , opgemaakt op 5 april 2022 (p. 1.257-1.259); Het proces-verbaal van aangifte van [naam 29] , opgemaakt op 23 maart 2022 (p. 1.322-1.323).
89.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 14 juni 2022 (p. 2.996-3.002).
90.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 20 juni 2022 (p. 2.951-2.959).
91.Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 4 april 2022 (p. 2.073-2.081).
92.Het proces-verbaal van onderzoek wapen en munitie, opgemaakt op 21 april 2022 (p. 2.093-2.095) en het proces-verbaal van onderzoek munitie, opgemaakt op 25 april 2022 (p. 2.096-2.098).
93.Het proces-verbaal van verhoor van de verdachte [verdachte] , opgemaakt op 4 april
94.De rechtbank merkt op dat de officieren van justitie abusievelijk hebben gesteld dat incident 20 niet op de tenlastelegging van de verdachte staat. Dat incident is wel aan de verdachte ten laste gelegd.
95.De door de Rabobank vergoede schade bij [naam 3] betreft de € 2.400,- die van de Rabobank-rekening is weggenomen.