1.2Voor de op deze zaak betrekking hebbende feiten en omstandigheden en het van toepassing zijnde toetsingskader wordt ook naar de tussenuitspraak verwezen. In haar tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat verweerder in de beoordeling of er sprake is van een dringende reden voor het ontslag ten onrechte de persoonlijke omstandigheden van eiseres, zoals haar leeftijd en de gevolgen die een beëindiging van het dienstverband voor haar zou hebben, niet kenbaar heeft meegewogen.
2. Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft verweerder een aanvullende motivering verstrekt. Die motivering berust op van eiseres ontvangen screenshots met betrekking tot de hypotheek en (de eerste pagina van) een koopovereenkomst die ziet op de verkoop van de woning van eiseres. Daarnaast zijn aan de aanvullende motivering een telefoonnotitie van 18 augustus 2023 en een e-mail van 13 augustus 2023 van derde-partij ten grondslag gelegd.
Psychische gevolgen van het ontslag
3. Verweerder heeft van eiseres geen nadere onderbouwing ontvangen van de psychische gevolgen van het ontslag. Derde-partij heeft in het telefoongesprek met verweerder van 18 augustus 2023 aangegeven dat eiseres zich in de periode van het ontslag, vanaf de datum van het incident tot 1 augustus 2021 (de datum van het einde van het dienstverband) niet heeft ziekgemeld wegens psychische klachten.
4. Eiseres stelt in de brief van 21 november 2023 dat de psychische gevolgen van het ontslag kunnen worden afgeleid uit het feit dat zij in maart en april 2020 onder behandeling is geweest bij de praktijkondersteuner van de huisarts vanwege mentale klachten als gevolg van een arbeidsconflict. Eiseres heeft ter onderbouwing van dit standpunt een brief van de huisarts van 17 november 2023 overgelegd.
5. De rechtbank overweegt dat eiseres, ondanks een daartoe strekkend verzoek van verweerder, de brief van de huisarts van 17 november 2023 niet aan verweerder heeft verstrekt om bij de aanvullende motivering te betrekken. Deze brief kon, nu hij pas in de reactie op de aanvullende motivering van verweerder door eiseres is verstrekt aan de rechtbank, niet door verweerder bij de aanvullende motivering worden betrokken. Verweerder heeft alleen daarom al naar het oordeel van de rechtbank terecht geen aanleiding gezien om te concluderen dat vanwege psychische gevolgen van het ontslag geen sprake is van een dringende reden voor het ontslag. Ook heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien om vanwege psychische gevolgen van het ontslag toepassing te geven aan de in artikel 27 van de WW gegeven bevoegdheid.
Overigens maakt eiseres naar het oordeel van de rechtbank met deze brief niet aannemelijk dat zij dusdanige psychische klachten als gevolg van het ontslag had, dat dit voor verweerder aanleiding had moeten zijn om te concluderen dat geen sprake is van een dringende reden of dat toepassing moet worden gegeven aan de in artikel 27 van de WW gegeven bevoegdheid.
Financiële gevolgen van het ontslag
6. Verweerder heeft geconcludeerd dat uit de door eiseres overgelegde financiële gegevens volgt dat eiseres in februari 2022 kennelijk niet meer in staat was om haar hypotheek te betalen en dat dit ruim twee jaar na het ontslag is. Verweerder acht verder de hypotheeklasten van € 373,75 per maand niet dermate hoog, dat eiseres deze niet zou kunnen betalen. Verweerder wijst hierbij op het feit dat eiseres na het ontslag tot 1 augustus 2021 volledig door derde-partij is doorbetaald en in die periode een partner had. Derde-partij heeft erop gewezen dat de transitievergoeding die aan eiseres is uitbetaald € 19.781,- bruto bedraagt en aan eiseres daarnaast € 4.219,40 bruto is betaald voor verlofdagen. Verder volgt uit de uitspraak van 3 mei 2022 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag dat eiseres onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat sprake was van een acute financiële noodsituatie die niet op een andere wijze is op te heffen. Tot slot moet eiseres volgens verweerder, gelet op haar leeftijd en opleiding, in staat worden geacht een nieuwe baan te vinden om zelfstandig in haar inkomsten te voorzien.
7. Eiseres stelt dat het ontslag aanzienlijke financiële gevolgen met zich brengt. Eiseres heeft in de brief van 21 november 2023 toegelicht dat zij geen recht had op een bijstandsuitkering en een derde hypotheek heeft moeten afsluiten om een uitkering te kunnen ontvangen. Eiseres heeft bij de brief van 21 november 2023 jaaropgaven van 2021 en 2022 overgelegd en stelt dat hieruit blijkt dat zij, met uitzondering van de transitievergoeding ten tijde van het ontslag, geen inkomen in die jaren had. Ook blijkt uit de jaaropgaven dat eiseres geen winst uit onderneming had. Eiseres heeft haar spaargeld aangewend om rekeningen te betalen.
8. De rechtbank overweegt dat eiseres de jaaropgaven van 2021 en 2022 niet aan verweerder heeft verstrekt om bij de aanvullende motivering te betrekken. Deze jaaropgaven kunnen, nu zij pas in de reactie op de aanvullende motivering van verweerder zijn verstrekt aan de rechtbank, niet meer bij de aanvullende motivering van verweerder worden betrokken. Verder heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank, met de hiervoor onder 6 weergegeven motivering, voldoende gemotiveerd dat er geen aanleiding is om, gelet op de financiële gevolgen van het ontslag, te concluderen dat geen sprake is van een dringende reden voor het ontslag of om toepassing te geven aan de in artikel 27 van de WW gegeven bevoegdheid.
9. Verweerder heeft terecht vastgesteld dat eiseres per 1 augustus 2020 recht heeft op een WW-uitkering, maar dat deze uitkering niet wordt uitbetaald omdat eiseres verwijtbaar werkloos is.
10. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat verweerder in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding van de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en een 0,5 punt voor de schriftelijke zienswijze na bestuurlijke lus). De waarde per punt bedraagt € 875,- en de wegingsfactor is 1, waardoor € 2.187,50 wordt toegekend.