ECLI:NL:RBDHA:2024:4420

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
NL24.3839 en AWB 24/2464
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen plaatsingsbesluit en vrijheidsbeperkende maatregel van asielzoeker in Handhaving- en Toezichtlocatie

Op 28 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een asielzoeker, eiser, beroep heeft ingesteld tegen een plaatsingsbesluit van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) en een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser was geplaatst in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen op basis van gedragingen die als zeer impactvol werden gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het COa voldoende gemotiveerd heeft besloten tot deze plaatsing en dat er geen contra-indicaties waren voor de plaatsing van eiser in de HTL. Eiser heeft meerdere incidenten vertoond die hebben geleid tot deze maatregel, waaronder agressie en geweld tegen personen en het overtreden van huisregels. De rechtbank oordeelde dat de medische omstandigheden van eiser voldoende zijn meegewogen en dat de vrijheidsbeperkende maatregel niet onrechtmatig was. De beroepen van eiser zijn ongegrond verklaard, zowel tegen het plaatsingsbesluit als tegen de vrijheidsbeperkende maatregel. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: AWB 24/2464 en NL24.3839

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2024 in de zaken tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Somalische nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M.O. Wattilete),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), het COa,

alsmede

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Procesverloop

Bij besluit van 28 januari 2024 (hierna: het plaatsingsbesluit) heeft het COa besloten om eiser op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen.
Bij besluit van 28 januari 2024 heeft de staatssecretaris aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft tegen het plaatsingsbesluit (AWB 24/2464) en de vrijheidsbeperkende maatregel (NL24.3839) beroep ingesteld.
Het COa en de staatssecretaris hebben een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 15 maart 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De staatssecretaris en het COa hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. In het plaatsingsbesluit heeft het COa besloten om eiser met ingang van 28 januari 2024 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door het COa is geconstateerd dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen met een zeer grote impact.
2. Eiser verblijft sinds 7 juli 2019 in de opvang van het COa en is meerdere malen negatief in beeld geweest bij het COa. Zo is eiser betrokken geweest bij de volgende incidenten: 6x agressie en geweld tegen personen fysiek; 4x agressie en geweld tegen personen verbaal; 3x agressie en geweld tegen personen non-verbaal; 7x overtreden huisregels (verwijtbaar brandgevaar); 3x overtreden huisregels; 4x zelfdestructieve actie en 5x verbale suïcidedreiging. Eiser heeft reeds eerder een keer een Extra Begeleidings- en Toezichtlocatie (EBTL)-maatregel opgelegd gekregen en heeft reeds twee keer eerder een HTL-maatregel opgelegd gekregen, laatstelijk op 20 april 2021.
2.1.
Sinds de terugkeer van eiser in de reguliere opvang van het COa op 16 juli 2023 heeft hij elf incidenten veroorzaakt in 42 dagen; bij meerdere incidenten heeft het COa het
vermoeden dat eiser onder invloed was van verdovende middelen (alcohol). Het COa heeft gepoogd eiser te ondersteunen in een positieve gedragsverandering en zijn persoonlijk welzijn. De volgende gesprekken staan geregistreerd in het digitale dossier van eiser sinds de afronding van de vorige HTL-maatregel: lx gesprek feitenonderzoek; 2x kamerbezoek; 2x voortgangsgesprek wonen; lx correctiegesprek en 3x informatief gesprek.
2.2.
Op 27 augustus 2023 heeft er een incident plaatsgevonden waarbij eiser tot
driemaal toe schade heeft aangericht aan materiaal van het COa en van een COa-medewerker. Namelijk het vernielen van de televisie op zijn kamer, de GZA-telefoon in de receptie en de rechterspiegel, de vooruit, de achterklep, het rechterspatbord en de motorkap van de auto. Het zien en ervaren van dergelijk buitensporig geweld heeft op alle betrokkenen een zeer grote impact en doet afbreuk aan de gevoelsveiligheid van medebewoners en medewerkers. Omdat eiser blijft volharden in onacceptabel en agressief gedrag, en om de veiligheid op de reguliere locatie te waarborgen heeft het COa besloten om eiser in de HTL op te nemen.
3. De staatssecretaris heeft een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw aan eiser opgelegd en hem verplicht om zich met ingang van 28 januari 2024 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. De staatssecretaris heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het plaatsingsbesluit, waarin de incidenten die zich hebben voorgedaan zijn toegelicht. De staatssecretaris is niet gebleken van omstandigheden om af te zien van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
Standpunten van partijen
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat zijn medische omstandigheden onvoldoende zijn betrokken bij de belangenafweging. Eiser heeft forse psychische problemen die van invloed zijn bij het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel in een HTL. Dit klemt te meer nu eiser in de HTL in een isolatiekamer (ROV-kamer) is geplaatst en dus zonder geldige titel van zijn vrijheid is beroofd.
4.1.
Voorts is eiser van mening dat het plaatsingsbesluit onrechtmatig is omdat zij wederrechtelijke vrijheidsberoving middels een ROV-plaatsing mogelijk maakt. In dit verband verwijst eiser naar de uitspraak van 16 februari 2024 van deze rechtbank en zittingsplaats [1] waarin is geoordeeld dat de vergaande omstandigheden door plaatsing in een ROV-kamer (isolatie) in de HTL maken dat de mogelijkheid om de HTL vrijwillig te verlaten niet langer de kwalificatie van vrijheidsbeperking kan rechtvaardigen. Eiser stelt dat er in dit geval dus sprake is van vrijheidsontneming, waarvoor een wettelijke grondslag ontbreekt.
5. Het COa stelt zich op het standpunt dat procesbelang in het geval van eiser ontbreekt, nu eiser op 8 maart 2024 de HTL heeft verlaten en met onbekende bestemming is vertrokken. Het COa stelt zich op het standpunt dat bij het GZA is geverifieerd of, gelet op de medische situatie van eiser, overdracht aan de HTL mogelijk is. Het GZA heeft hiervoor meermaals akkoord gegeven en bovendien zijn in de HTL adequate medische faciliteiten beschikbaar. Gelet op het vorenstaande concludeert het COa dat niet is aangetoond noch anderszins is gebleken dat de medische situatie van eiser aan zijn verblijf in de HTL in de weg staat. Er is geen sprake van een contra-indicatie voor plaatsing van eiser in de HTL.
5.1.
Voorts stelt het COa dat plaatsingen in de ROV-kamer plaatsvinden middels separate besluiten. Anders dan in de zaken waarin de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats op 16 februari 2024 uitspraak heeft gedaan is in de zaak van eiser niet gebleken dat beroep is ingesteld tegen een eerder aan hem opgelegde ROV-maatregel. De discussie omtrent de ROV-kamers behoort volgens het COa derhalve niet tot het huidige geschil.
Oordeel rechtbank ten aanzien van het plaatsingsbesluit
6. De rechtbank oordeelt omtrent het procesbelang als volgt. Eiser heeft, indien zijn beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel gegrond wordt verklaard, recht op schadevergoeding over de periode dat hij onrechtmatig in zijn vrijheid is beperkt. Reeds daarom heeft eiser belang bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel. In het verlengde daarvan bestaat ook een belang bij de beoordeling van de plaatsing in de HTL, nu de vrijheidsbeperkende maatregel in hoofdzaak gemotiveerd is onder verwijzing naar het plaatsingsbesluit. De rechtbank overweegt dat de gemachtigde van eiser heeft aangegeven in nauw contact met eiser te staan en dat eiser overnacht bij vrienden en kennissen. De rechtbank zal de beroepen van eiser dan ook inhoudelijk beoordelen.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat het COa op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten tot plaatsing van eiser in de HTL. De rechtbank ziet in wat eiser in zijn gronden naar voren heeft gebracht geen aanleiding om te twijfelen aan de feitelijke verslaglegging van het incident. Zoals ook uiteengezet in rechtsoverwegingen 2.1. en 2.2. volgt uit de verslaglegging van het COa dat eiser op 27 augustus 2023 schade heeft toegebracht aan spullen van het COa en van een medewerker van het COa. De rechtbank overweegt dat het incident op 27 augustus 2023 op zichzelf wellicht niet kan worden gekwalificeerd als een incident met een zeer grote impact. Dit doet echter niet af aan het oordeel van de rechtbank dat het COa op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten tot plaatsing van eiser in de HTL, nu het COa ter zitting heeft toegelicht dat het gaat om de opeenstapeling van incidenten, zoals uiteengezet onder rechtsoverweging 2, waaruit de zeer grote impact blijkt.
6.2.
De rechtbank is van oordeel dat het COa de medische omstandigheden van eiser voldoende heeft meegewogen bij oplegging van de maatregel. De rechtbank overweegt dat voor zover eiser meent dat sprake is van een contra-indicatie omdat hij kampt met borderline en een alcoholverslaving, het COa zorgvuldig heeft gehandeld door het GZA op 27 januari 2024 voor de HTL-plaatsing te raadplegen. Het GZA heeft niet aangegeven dat er een contra-indicatie bestaat voor plaatsing in de HTL in het geval van eiser.
6.3.
De rechtbank overweegt dat bij uitspraak van 16 februari 2024 de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats heeft geoordeeld dat de plaatsing in de HTL geen vrijheidsontneming oplevert en heeft hierbij van doorslaggevend belang geacht dat eiser nog altijd de mogelijkheid heeft om de HTL voortijdig te verlaten. [2] De rechtbank stelt vast dat eisers beroepsgrond betrekking heeft op de vraag of plaatsing in de HTL vrijheidsontneming oplevert. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank ziet in wat eiser naar voren heeft gebracht geen aanleiding om anders te oordelen dan in de bovengenoemde uitspraak van 16 februari 2024. De rechtbank overweegt tot slot dat eiser tegen oplegging van een ROV-maatregel rechtsmiddelen kan aanwenden, nu dit een separaat besluit betreft.
6.4.
Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is ongegrond.
Oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel
7. Gelet op de ongegrondverklaring van het beroep tegen het plaatsingsbesluit en gelet op de omstandigheid dat de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit is de rechtbank van oordeel dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel eveneens ongegrond moet worden verklaard.
8. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier op 28 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, 16 februari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:1889.