ECLI:NL:RBDHA:2024:442

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
NL23.35639
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring asielaanvraag op basis van Dublinverordening en interstatelijk vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had zijn aanvraag ingediend, maar verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft deze niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de behandeling ter zitting beoordeeld en heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank overwoog dat niet in geschil was dat Spanje verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien eiser met een Spaans visum naar Europa was gekomen.

Eiser voerde aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand was gekomen, omdat verweerder gebruik had gemaakt van een standaardtekst die niet op zijn persoonlijke situatie inging. De rechtbank verwierp dit argument, omdat eiser de gelegenheid had gehad om zijn zienswijze te geven en verweerder op zijn argumenten had gereageerd. Daarnaast stelde eiser dat verweerder niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mocht uitgaan ten aanzien van Spanje, maar de rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat Spanje zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat eiser na overdracht aan Spanje in een onveilige situatie terecht zou komen.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd melding gemaakt van de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35639
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. M.C.M. van der Mark),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S.J.R. Vreugdenhil-Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 10 november 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 11 januari 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Fayez. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, aangezien hij met een Spaans visum naar Europa is gekomen.
2. Eiser voert allereerst aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat verweerder voor het voornemen gebruik heeft gemaakt van een standaardtekst die voor elk voornemen in een Dublinprocedure wordt gebruikt en waarin niet op de persoonlijke situatie van de vreemdeling in wordt gegaan. Het voornemen is daarmee volgen eiser in feite een zinloze exercitie. De rechtbank volgt eiser daarin niet. Hoewel de rechtbank ermee bekend is dat verweerder in dit soort zaken vaak gebruik maakt van standaardoverwegingen en zich ook wel iets kan voorstellen bij de frustratie daarover bij eiser en zijn gemachtigde, neemt dat allemaal niet weg dat eiser door middel van een zienswijze op het voornemen heeft kunnen reageren en aldus zijn persoonlijke situatie heeft kunnen belichten. Van deze gelegenheid heeft eiser ook gebruik heeft gemaakt. Bovendien heeft verweerder in het bestreden besluit op de argumenten van eiser zoals verwoord in de zienswijze gereageerd. Er is daarom geen aanleiding voor het oordeel dat eiser een instantie heeft gemist of dat verweerder anderszins onzorgvuldig heeft gehandeld. De beroepsgrond slaagt niet.
3. Eiser voert verder aan dat verweerder ten aanzien van Spanje niet langer uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Hij verwijst hiervoor naar het rapport van AIDA over Spanje (Update 2022).
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder er in beginsel van uit mag gaan dat Spanje zich houdt aan zijn internationale verplichtingen op grond van het Vluchtelingenverdrag, het EVRM en het Unierechtelijke asielrecht. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dat in zijn geval niet zo is. Eiser is daarin niet geslaagd.
5. De Afdeling heeft recent, in de uitspraken van 27 juli 2023 [1] en 16 augustus 2023, [2] in zaken die gaan over de (opvang)situatie voor Dublinclaimanten in Spanje, geoordeeld dat verweerder ten aanzien van Spanje van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan uitgaan. De Afdeling heeft in die uitspraken geoordeeld dat het rapport van AIDA waarop eiser zich beroept geen wezenlijk ander beeld schetst van de situatie voor Dublinclaimanten in Spanje dan die volgt uit de landeninformatie waarover eerder is geoordeeld. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding anders te oordelen. Weliswaar blijkt uit het door eiser aangehaalde rapport dat de situatie in Spanje voor verbetering vatbaar is. Er is echter geen reden om op voorhand aan te nemen dat eiser na overdracht aan Spanje terecht zal komen in een situatie die de hoge drempel van zwaarwegendheid, zoals bedoeld in het arrest Jawo, [3] bereikt. Mocht eiser niettemin problemen ondervinden bij het indien van een asielverzoek en/of het verkrijgen van opvang, dan dient hij daarover te klagen bij de (hogere) Spaanse autoriteiten. Niet is gebleken dat dit voor eiser onmogelijk of bij voorbaat zinloos is.
6. Eisers stelling dat hij in Spanje gevaar loopt omdat hij getraceerd kan worden door degenen voor wie hij zijn land is ontvlucht, is niet onderbouwd. Ook hier geldt bovendien dat eiser zich bij eventuele dreigende problemen voor bescherming kan wenden tot de Spaanse autoriteiten. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 januari 2024 door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.

Voetnoten

3.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.