ECLI:NL:RBDHA:2024:4419

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
NL24.7155
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onzorgvuldige voorbereiding van asielaanvraag en overdracht naar Tsjechië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, die de [nationaliteit] nationaliteit heeft, heeft eerder in Nederland een asielaanvraag ingediend, maar deze werd niet in behandeling genomen omdat Tsjechië verantwoordelijk werd geacht voor de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat eiser niet adequaat is gehoord over zijn bezwaren tegen de overdracht naar Tsjechië, wat leidt tot de conclusie dat het besluit onzorgvuldig is voorbereid. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met deze uitspraak. Eiser krijgt een vergoeding van zijn proceskosten, die is vastgesteld op € 1.750,-. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de behandeling van asielaanvragen en de noodzaak om verzoekers de gelegenheid te geven hun bezwaren kenbaar te maken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7155

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [#] , eiser

(gemachtigde: mr. C.E. Stassen-Buijs),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.L.K. Hu).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 23 februari 2024 niet in behandeling genomen omdat Tsjechië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam 1] als tolk, de gemachtigde van verweerder en de vriendin van eiser mevrouw [naam 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder eiser ten onrechte niet heeft gehoord over zijn eventuele bezwaren tegen een overdracht naar Tsjechië. Het besluit is daarmee onzorgvuldig tot stand gekomen en kan niet in stand blijven. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna zal de rechtbank uitleggen hoe zij tot haar oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Achtergrond
3. Eiser heeft de [nationaliteit] nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1984. Eiser heeft eerder op 8 augustus 2019 in Nederland een asielaanvraag ingediend. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 24 december 2015 in Tsjechië ook een asielaanvraag heeft ingediend. Nederland heeft daarom op 8 september 2019 de autoriteiten van Tsjechië verzocht om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid en onder d, van de Dublinverordening [1] . Op 23 september 2019 zijn de autoriteiten van Tsjechië hiermee akkoord gegaan. Nederland heeft eisers asielaanvraag bij besluit van 5 november 2019 niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser heeft geen beroep ingesteld tegen dit besluit. Eiser is vervolgens op 16 december 2019 door Nederland overgedragen aan de autoriteiten van Tsjechië. Eiser heeft daarna op 11 oktober 2023 in Nederland onderhavige asielaanvraag ingediend. Nederland heeft op 24 november 2023 bij Tsjechië een verzoek om terugname gedaan op grond van artikel 18, eerste lid en onder d, van de Dublinverordening. Tsjechië heeft dit verzoek op 29 november 2023 aanvaard op grond van artikel 18, eerste lid en onder b, van de Dublinverordening. Eiser is op 9 en 10 november 2023 niet verschenen voor het aanmeldgehoor Dublin in het AZC [2] Budel. Op 11 december 2023 is een voornemen uitgebracht. Eiser heeft op 22 december 2023 een zienswijze ingediend.
Besluit
4. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw. Daarbij is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Volgens verweerder is Tsjechië verantwoordelijk voor de behandeling van eisers aanvraag.
Is het besluit zorgvuldig tot stand gekomen?
5. Eiser voert allereerst aan dat het besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Hij heeft geen brochure ontvangen waarin de Dublinprocedure uiteen is gezet en hij is niet uitgenodigd of opgeroepen voor een persoonlijk onderhoud. Dat is in strijd met artikel 4 en 5 van de Dublinverordening. Aan eiser is niet uitgelegd of verteld dat hij via een zogenoemde oproeplijst zou worden opgeroepen voor een gehoor. Eiser verwachtte dat hij schriftelijk bericht zou krijgen over de tijd en plaats van zijn aanmeldgehoor. Omdat eiser niet in de gelegenheid is gesteld om zijn bezwaren tegen een eventuele overdracht naar Tsjechië in een gehoor kenbaar te maken, is het besluit niet zorgvuldig voorbereid en is eiser in zijn belangen geschaad. Ter onderbouwing verwijst eiser naar diverse jurisprudentie [3] . Het achterwege laten van een persoonlijk onderhoud kan niet worden "gerepareerd” door het indienen van een zienswijze.
6. Verweerder stelt dat in AZC Budel niet wordt gewerkt met schriftelijke uitnodigingen, maar met oproeplijsten van het COA [4] . Eiser is door bijschrijving op die lijsten uitgenodigd om te verschijnen voor de Dublingehoren. Eiser is zelf verantwoordelijk de oproeplijsten, die in de openbare ruimte worden opgehangen, in de gaten te houden. Dit is eiser ook medegedeeld tijdens zijn verblijf in Budel, mondeling en via uitreiking van de Dublinprocedure brochure. Van deze uitreiking wordt geen verslag opgemaakt. Wanneer is aangegeven dat verbleven wordt buiten het COA door opgave van een adres, is het COA verplicht contact te zoeken met de gemachtigde, als deze bekend is. Eiser heeft niet aangegeven dat hij buiten het COA verbleef en er was geen gemachtigde bekend. Onder verwijzing naar artikel 5, tweede lid, van de Dublinverordening stelt verweerder zich op het standpunt dat een persoonlijk onderhoud achterwege mag worden gelaten wanneer een vreemdeling in de gelegenheid is gesteld alle relevante informatie te vertellen voor de beslissing tot overdracht wordt genomen. In dit geval heeft eiser een zienswijze kunnen indienen. Op deze wijze kan een gebrek worden gerepareerd. Eiser is niet in zijn belangen geschaad, omdat hij in de zienswijze en in beroep alle bezwaren tegen de overdracht aan Tsjechië kenbaar heeft kunnen maken. Verweerder verwijst naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg, van 23 november 2023. [5] Er is geen sprake van een zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek, aldus verweerder.
7. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van artikel 3.109c, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) moet de staatssecretaris de vreemdeling zo spoedig mogelijk horen over de mogelijkheid van toepassing van artikel 30 van de Vw. De vreemdeling wordt ook gehoord over zijn eventuele bezwaren tegen overdracht naar de verantwoordelijke lidstaat.
7.1
Uit artikel 4 van de Dublinverordening volgt dat informatiebrochures moeten worden uitgereikt ‘zodra een verzoek om internationale bescherming in een lidstaat is ingediend. Uit artikel 5, eerste lid, van de Dublinverordening volgt dat de lidstaat die belast is met het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat een persoonlijk onderhoud voert met de verzoeker. Het onderhoud is bedoeld om de verantwoordelijke lidstaat gemakkelijker te kunnen bepalen. Ook biedt het verzoeker de mogelijkheid de overeenkomstig artikel 4 van de Dublinverordening verstrekte informatie juist te begrijpen. Van het persoonlijk onderhoud kan op grond van artikel 5, tweede lid onder b, van de Dublinverordening worden afgezien als de verzoeker de in artikel 4 genoemde informatie heeft ontvangen en op een andere wijze informatie heeft verstrekt die relevant is voor het bepalen van de verantwoordelijke lidstaat.
7.2
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle feiten en omstandigheden niet aannemelijk is geworden dat eiser is uitgenodigd voor een gehoor waarin hij zijn bezwaren tegen een overdracht naar Tsjechië kenbaar heeft kunnen maken. Ook is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 5, tweede lid onder b, van de Dublinverordening zodat verweerder niet van horen heeft kunnen afzien.
De rechtbank acht daarbij allereerst van belang dat zich in het dossier twee rapporten ‘niet verschijnen voor het gehoor’ bevinden. In het rapport van 9 november 2023 staat dat eiser is uitgenodigd zich te melden op 9 november 2023 om 09:00 uur te Budel. Uit het rapport kan niet worden opgemaakt op welke wijze eiser voor dat gehoor is uitgenodigd. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat eiser door bijschrijving op een oproeplijst is uitgenodigd om te verschijnen voor het gehoor. In het rapport van 10 november 2023 staat dat eiser middels bijschrijving op de oproeplijst van het COA is uitgenodigd om te verschijnen voor een Dublingehoor op vrijdag 10 november 2023 om 08:15 uur in gebouw FN12. Verweerder kan niet aantonen dat eiser daadwerkelijk op deze wijze is opgeroepen voor het gehoor, omdat de oproeplijsten niet worden bewaard. Gelet op het voorgaande kan de rechtbank niet zonder meer aannemen dat eiser is uitgenodigd voor een aanmeldgehoor.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser nog verklaard dat het eiser was toegestaan het AZC Budel te verlaten, dat hij bij zijn vriendin verbleef en dat het COA hiervan op de hoogte was. Ook de gemachtigde van eiser, die al van aanvang af bij verweerder bekend was, is niet geïnformeerd over een datum van het aanmeldgehoor.
7.3
Het besluit is daarmee onzorgvuldig voorbereid en kan niet in stand blijven. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat, voor zover eiser zijn bezwaren in een zienswijze naar voren heeft kunnen brengen, het geconstateerde gebrek daarmee niet kan worden gepasseerd. De rechtbank is van oordeel dat eiser door het niet horen wel degelijk in zijn belangen is geschaad omdat het onduidelijk is of verweerder volledig inzicht heeft verkregen in de belangen en bezwaren van eiser voordat het bestreden besluit is genomen.
Dat geldt in het onderhavige geval des te meer nu in het voornemen van 11 december 2023 ten onrechte staat: “De IND heeft kennis genomen van de bezwaren van betrokkene tegen overdracht aan Tsjechië. Deze bezwaren leiden er niet toe dat wordt afgezien van een overdracht aan Tsjechië. De redenen hiervoor staan hieronder.” Terwijl ook is opgenomen dat eiser niet voor het gehoor (de gehoren) is verschenen. Dat is tegenstrijdig. Ook is uit het dossier niet gebleken dat eiser een brochure heeft ontvangen in de [nationaliteit] taal waarin de Dublinprocedure uiteen is gezet. Daarom slaagt verweerders verwijzing naar artikel 5, tweede lid, van de Dublinverordening niet.
8. Gelet op wat hiervoor is overwogen is het bestreden besluit onzorgvuldig voorbereid. De overige door eiser aangevoerde beroepsgronden behoeven hierdoor geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat verweerder een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. Dat betekent dat verweerder eiser moet horen voordat een nieuwe besluit wordt genomen. De rechtbank geeft verweerder hiervoor een termijn van zes weken.
10. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.750,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 23 februari 2024;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Mac Donald, rechter, in aanwezigheid van A.J. Vervoordeldonk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013
2.Asielzoekerscentrum
3.Uitspraak deze rechtbank, zittingsplaats Roermond van 24 augustus 2023, NL23.18095 en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch van 24 april 2023, NL23.6233.
4.Het Centraal Orgaan opvang asielzoekers