ECLI:NL:RBDHA:2024:4412

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
23/2689 en 23/2706
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke voorlopige voorziening

In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2024, in de zaken met de nummers 23/2689 en 23/2706, zijn verzoeksters, een B.V. en een Co Ltd, opgekomen tegen de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De verzoeksters hadden eerder een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen besluiten van de minister van 28 februari 2023, die betrekking hadden op de (gedeeltelijke) openbaarmaking van documenten. Na een brief van de minister op 7 februari 2024, waarin werd medegedeeld dat de openbaarmaking zou worden opgeschort tot zes weken na de beslissing op het beroep, trokken verzoeksters hun verzoek om voorlopige voorziening in en vroegen zij om een proceskostenveroordeling.

De voorzieningenrechter heeft de verzoeken om proceskostenveroordeling toegewezen. Hij oordeelde dat, omdat het bestuursorgaan tegemoet was gekomen aan de verzoeksters door de openbaarmaking op te schorten, de verzoeksters recht hadden op vergoeding van hun proceskosten. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 875,- aan proceskosten, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, en heeft tevens bepaald dat het griffierecht van € 365,- aan verzoeksters moet worden vergoed. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 23/2689 en 23/2706

uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 maart 2024 in de zaken tussen

[verzoekster 1] B.V., gevestigd in [vestigingsplaats] ,

(gemachtigden: mr. J.G. Geertsma en mr. O.S. Pluimer),

[verzoekster 2] Co Ltd, gevestigd in China,(gemachtigden: mr. J.G. Geertsma en mr. O.S. Pluimer),

samen aan te duiden als verzoeksters
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigden: mr. S. van der Waal en mr. N.M. Versteege).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter de verzoeken van verzoeksters om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verzoeksters hebben dit verzoek gedaan bij de intrekking van hun verzoek om een voorlopige voorziening tegen de besluiten van verweerder van 28 februari 2023, waarin is besloten tot (gedeeltelijke) openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op verzoeksters.
1.1.
Nadat verweerder bij brief van 7 februari 2024 heeft medegedeeld de werking van deze besluiten (de openbaarmaking) op te schorten tot zes weken nadat op het beroep is beslist, hebben verzoeksters op 19 februari 2024 hun verzoeken ingetrokken en de voorzieningenrechter gelijktijdig gevraagd om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
1.2.
Verweerder heeft gereageerd op het verzoek om hem te veroordelen in de proceskosten.
1.3.
De voorzieningenrechter doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst de verzoeken toe. Hij legt hierna uit hoe hij tot dit oordeel is gekomen.
3. Als een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
4. Naar aanleiding van de uitspraak van de meervoudige kamer van rechtbank MiddenNederland van 14 september 2023, [3] heeft verweerder te kennen gegeven dat deze uitspraak gevolgen heeft voor de bestreden beslissingen. Zij heeft de (gedeeltelijke) openbaarmaking van de documenten met betrekking tot verzoeksters daarom opgeschort tot zes weken nadat op het beroep is beslist. Verweerder is daarmee tegemoetgekomen aan het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeksters.
5. Verweerder heeft in reactie op het verzoek om een proceskostenveroordeling laten weten bereid te zijn de door verzoeksters gemaakte proceskosten te vergoeden. Daarbij dient volgens verweerder 1 punt toegekend te worden, omdat het om samenhangende zaken gaat. De rechtbank volgt dit standpunt. De rechtbank zal verweerder daarom op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht veroordelen in de proceskosten tot een bedrag van € 875,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een wegingsfactor 1).
6. Tevens heeft verweerder laten weten bereid te zijn het door verzoeksters betaalde griffierecht te vergoeden. Vanwege de onderlinge samenhang tussen beide zaken is door de rechtbank slechts één keer het griffierecht van € 365,- geheven. Dit bedrag moet verweerder aan verzoeksters terugbetalen.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeksters tot een bedrag van € 875,-;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan verzoeksters te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E. van den Nieuwendijk, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:84, vijfde lid, in samenhang met artikel 8:75a en artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Artikel 8:75a van de Awb is op grond van artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb ook van toepassing op de voorlopige voorzieningenprocedure.