Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.De procedure
2.De feiten
Alle overige gemeenschappelijke goederen zijn reeds in onderling overleg verdeeld en geleverd, met uitzondering van de aandelen in het kapitaal van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [de Besloten Vennootschap I] , gevestigd te [plaats 1] , deze aandelen zullen bij notariële akte worden toebedeeld aan de man overeenkomstig de afspraken in voormeld echtscheidingsconvenant.”
4.De beoordeling
5.De beslissingen
“
Goedemorgen [naam notaris 2] ,
In de tussentijd echter heeft [eiseres] op eigen initiatief Allianz benaderd, waarna Allianz bereid was tot afkoop van de beide verzekeringspolissen tegen een hogere afkoopsom. [eiseres] heeft [gedaagde] hiervan op 18 juli 2022 op de hoogte gesteld. [gedaagde] heeft vervolgens op 5 september 2022 nieuwe afkoopverklaringen ontvangen voor beide verzekeringspolissen en deze op 6 september 2022 ondertekend. De beide gezamenlijke verzekeringspolissen zijn daarna beëindigd.
1. [eiseres] te verbieden het vonnis ten uitvoer te leggen, waaronder begrepen het doen leggen van beslag ten laste van de man ter incasso van dwangsommen;
Zij was van oordeel, voor zover hier van belang, dat [gedaagde] ten aanzien van de veroordeling tot afname van de aandelen dwangsommen verschuldigd was voor in totaal
€ 86.000, en dat de vrouw de executie van het vonnis ter inning van deze verbeurde dwangsommen mocht voortzetten. Ten aanzien van de beleggingsverzekeringen van Allianz en de pensioenverevening oordeelde zij dat [gedaagde] geen dwangsommen had verbeurd.
3.Het geschil
1) een bedrag van € 86.000 aan dwangsommen met betrekking tot de afname van de aandelen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 september 2022 tot aan dag van volledige betaling;
4.De beoordeling
het na de echtscheiding volgens tekst en strekking van het convenant (…) de bedoeling van beide ex-echtgenoten was dat de aandelen van de vrouw zouden wordengeleverdaan de man tegenbetaling[onderstreping rechtbank]
van de nog te nader te bepalen of overeen te komen waarde (…)”(zie hiervoor onder 2.5.2).
afnameen
betaling van de (koop)prijs. Partijen gingen er aanvankelijk vanuit dat sprake was van een gezamenlijk eigendom van alle aandelen (een gemeenschap). Wellicht is dat aanleiding geweest voor het gebruik van de term ‘afname’. Bij de verdeling van een gemeenschap is immers geen sprake van een levering, maar van toedeling. De rechtbank (in 2022) heeft echter geoordeeld dat ten aanzien van de aandelen geen sprake was van een gemeenschap, maar dat beide partijen eigenaar waren van de helft van de aandelen en dat, om aan de afspraken uit het convenant te voldoen, de door [eiseres] gehouden 50% van de aandelen aan [gedaagde] moesten worden geleverd.
een overeengekomen verkoop en levering van het 50% aandelenpakket”. Vervolgens heeft de rechtbank [gedaagde] onder 5.1 veroordeeld tot “(alsnog) afname” van de aandelen, op straffe van een dwangsom, en onder 5.2 tot betaling van het door de rechtbank berekende saldo, waarin de koopprijs voor de aandelen was begrepen (zie rechtsoverweging 4.14 van het 2022-vonnis, hiervoor weergegeven onder 2.5.2).
voor de verkoop en levering van het 50% aandelenpakket van de vrouw aan de man geen notariële akte nodig is, zodat de rechtbank alle andersluidende nevenvorderingen van de vrouw die zien op een verdeling van de aandelen bij notariële akte reeds daarom zal afwijzen.”. Aan [gedaagde] kan worden toegegeven dat deze passage aldus zou kunnen worden opgevat dat voor verkoop en levering van de aandelen geen notariële akte vereist is. De rechtbank begrijpt deze passage echter aldus dat de rechtbank (in 2022) in deze passage het oog had op de nevenvorderingen van [eiseres] die zagen op een
verdelingvan de aandelen bij notariële akte (zoals voorzien in de akte van verdeling en levering 2007), bij welke verdelingsakte zij geen belang had omdat van verdeling geen sprake was.
nietbehoeven te worden geleverd, maar slechts dat daar geen notariële akte voor vereist zou zijn. Nu in de beslissing onder 5.1 geen wijze van levering is voorgeschreven, stond het [gedaagde] , ook als de rechtbank (in 2022) in de veronderstelling verkeerde dat er geen notariële akte vereist was, vrij om op de juiste wijze de levering van de aandelen te bewerkstelligen. Hiervoor onder 4.10 is al overwogen dat [gedaagde] daags na betekening van het 2022-vonnis dit traject ook in gang heeft gezet met zijn emailbericht aan de notaris, en zich aldus bewust was van de benodigde wijze van levering.
primairdat [gedaagde] niet aan de veroordeling heeft voldaan omdat hij alleen een formulier ter beëindiging van de verzekering met polisnummer [polisnummer 2] heeft ondertekend terwijl hij dit ook voor de verzekering met polisnummer [polisnummer 1] had moeten doen, maar dat pas op 6 september 2022 heeft gedaan. Hierdoor heeft hij volgens [eiseres] € 83.000 aan dwangsommen verbeurd.
Subsidiairstelt zij dat [gedaagde] in de periode van 15 juni tot en met 6 september 2022 gedurende 77 dagen geen medewerking verleende en daarom een bedrag van € 77.000,- aan dwangsommen heeft verbeurd.