1.2.Ingevolge artikel 8:83, eerste lid, van de Awb worden partijen zo spoedig mogelijk uitgenodigd om op een in de uitnodiging te vermelden plaats en tijdstip op een zitting te verschijnen. Op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad, uitspraak doen zonder toepassing van het eerste lid. Daarvoor bestaat in dit geval aanleiding.
2. Verzoekster heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat zij niet wordt overgedragen voordat een uitspraak is gedaan op het verzet. Zij voert aan dat de rechtbank een uitspraak buiten zitting heeft gedaan, zonder enige voorafgaande kennisgeving hiervan. De rechtbank heeft verzoekster de mogelijkheid ontnomen om aanvullende gronden in te dienen, dan wel ter zitting te kunnen reageren. Ook heeft de rechtbank haar de mogelijkheid ontnomen haar beroep op artikel 17 van de Dublinverordening nader toe te lichten en te onderbouwen.
Verzoekster heeft naar voren gebracht dat zij psychische en lichamelijke klachten heeft als gevolg van hetgeen haar in Frankrijk is overkomen en wijst in dit verband op het door haar bijgevoegde patiëntendossier.
3. De staatssecretaris heeft naar voren gebracht dat het belang van de staatssecretaris om verzoekster over te dragen voordat de uiterste overdrachtstermijn verstrijkt, groter is dan het belang van verzoekster om haar verzet-zitting in lijve bij te kunnen wonen. De staatssecretaris heeft daarbij niet gesteld dat een eventuele overdracht aan de autoriteiten van Frankrijk niet na 3 april 2024 kan plaatsvinden.
4. De voorzieningenrechter is, gelet op de thans door partijen gegeven onderbouwing, van oordeel dat het belang van verzoekster om haar verzet op de zitting van 3 april 2024 toe te kunnen lichten zwaarder weegt dan het belang van de staatssecretaris om op
29 maart 2024 verzoekster over te dragen aan de autoriteiten van Frankrijk.
5. De voorzieningenrechter ziet in het voorgaande aanleiding om te bepalen dat verzoekster niet wordt overgedragen voordat een uitspraak is gedaan op het verzet.
6. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, krijgt verzoekster ook een vergoeding voor haar proceskosten. De staatssecretaris moet dit betalen. Deze vergoeding bedraagt € 875,-, omdat de gemachtigde van verzoekster een verzoekschrift heeft ingediend.