ECLI:NL:RBDHA:2024:4292

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
NL24.9786 en AWB24/3838
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen plaatsingsbesluit en vrijheidsbeperkende maatregel van het COA in verband met incident met bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een Syrische vrouw, en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het COA om haar te plaatsen in een Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen, alsook tegen een vrijheidsbeperkende maatregel die haar oplegt zich binnen bepaalde gebieden op te houden. De rechtbank heeft vastgesteld dat het COA op 8 februari 2024 een plaatsingsbesluit heeft genomen na een incident waarbij eiseres twee COA-medewerkers met een mes heeft bedreigd. Eiseres stelt dat haar medische toestand, een verborgen gehemeltespleet, niet in aanmerking is genomen en dat zij niet de intentie had om de medewerkers aan te vallen. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat het COA terecht heeft gehandeld. De rechtbank oordeelt dat er geen aanknopingspunten zijn om de beschrijving van het incident in het plaatsingsbesluit te betwisten en dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om haar standpunt naar voren te brengen. De beroepen van eiseres zijn ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.9786 en AWB 24/3838

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam], eiseres,

geboren op [geboortedatum],
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer],
(gemachtigde: mr. A. Khalaf),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), het COa,

alsmede

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

Bij besluit van 8 februari 2024 heeft het COa besloten om eiseres op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een Handhavings- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 8 februari 2024 heeft de staatssecretaris aan eiseres de maatregel van beperking van de vrijheid opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiseres heeft tegen het plaatsingsbesluit en de vrijheidsbeperkende maatregel beroep ingesteld. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit staat geregistreerd onder het zaaknummer AWB 24/3838. Het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel staat geregistreerd onder het zaaknummer NL24.9786.
Het COa en de staatssecretaris hebben verweerschriften ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 22 maart 2024 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar broer als tolk. De staatssecretaris en het COa hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Middels het plaatsingsbesluit heeft het COa besloten om eiseres met ingang van 8 februari 2024 in de HTL te Hoogeveen te plaatsen. Door het COa is geconstateerd dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen die zijn te kwalificeren als gedragingen met een zeer grote impact. Het betreft een plaatsing in de HTL zonder dat daar eerdere incidenten aan vooraf zijn gegaan.
1.1.
Op 6 februari 2024 heeft er een incident plaatsgevonden waarbij eiseres heeft gezorgd voor een zeer onveilige situatie gezorgd door een mes te pakken en twee COA medewerkers hiermee te bedreigen. Eiseres pakte daarbij een keukenmes van ca. 30 centimeter, nam een startklare houding aan en maakte steekbewegingen richting de twee aanwezige COa-medewerkers. Deze steekbewegingen herhaalde eiseres meerdere keren. De afstand tussen eiseres en de COa-medewerkers was maar krap anderhalve meter. Het COa-personeel voelde zich genoodzaakt om de politie in te schakelen en eiseres is uiteindelijk door de politie meegenomen naar het politiebureau.
2. Middels de vrijheidsbeperkende maatregel heeft de staatssecretaris een maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw 2000 aan eiseres opgelegd en haar verplicht om zich met ingang van 8 februari 2024 in een deel van de gemeente Hoogeveen, te weten binnen de op de bijgevoegde plattegrond aangegeven gebieden, op te houden. De staatssecretaris heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en heeft ter motivering van dit besluit verwezen naar het plaatsingsbesluit, waarin de incidenten die zich hebben voorgedaan zijn toegelicht. De staatssecretaris is niet gebleken van omstandigheden om af te zien van het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel.
Standpunten van partijen
3. Eiseres stelt te kampen met een verborgen gehemeltespleet, ook wel bekend als submuceuze palatoschisis, wat haar spraakvermogen aantast. Dit heeft tot gevolg dat eiseres moeilijk verstaanbaar is, zo niet volledig onbegrijpelijk. Het is voor eiseres belangrijk om te benadrukken dat dit spraakgebrek een aanzienlijke impact heeft op haar communicatie en haar vermogen om haar standpunt adequaat over te brengen. De weergave van de feiten in het plaatsingsbesluit is dan ook zowel onvolledig als onjuist, zij het al vanwege het gebrek aan vermelding van eiseres haar aandoening. Geen rekening is gehouden met de ernstige communicatieve uitdagingen waarmee eiseres wordt geconfronteerd. Eiseres heeft op geen enkel moment de intentie gehad om de COa-medewerkers aan te vallen. Eiseres voelde zich in het nauw gedreven en heeft, overmand door angst, het mes gepakt waarmee ze haar eten sneed en hield het tegen haar borst.
3.1.
Gezien de medische toestand had het COa volgens eiseres meer onderzoek moeten doen naar het incident of op zijn minst eiseres de gelegenheid moeten geven om een toelichting te geven. Eiseres is niet gehoord en daarom is haar recht op hoor en wederhoor geschonden. Het is dan ook zeer onzorgvuldig geweest van het COA om op deze manier te handelen. Het gebrek aan adequaat onderzoek en de beperkte kans voor eiseres om haar
standpunt uiteen te zetten, trekt de eerlijkheid en rechtvaardigheid van het besluit in
twijfel, waardoor eiseres onevenredig benadeeld is.
3.2.
Tot slot stelt eiseres dat uit het maatregelenbeleid volgt dat het HTL-programma in
meerdere evaluatiemomenten voorziet waarop gekeken wordt naar het gedrag van de bewoner. Vanaf de intake is er iedere vier weken een evaluatiemoment. Niet duidelijk is of een dergelijk evaluatiemoment heeft plaatsgevonden en voor zover er al een evaluatiemoment heeft plaatsgevonden, stelt eiseres dat zij op 8 maart 2024 uit de HTL had moeten worden geplaatst. Nu dat niet het geval is duurt de maatregel onevenredig lang voort.
4. Het COa stelt dat - nu eiseres geen relevante stukken over haar medische situatie heeft overgelegd – niet is aangetoond dat er sprake is van een contra-indicatie voor plaatsing van eiseres in de HTL. Bovendien is bij het GZA geverifieerd of eiseres gelet op de medische situatie overgedragen kon worden aan de HTL en tevens merkt het COa op dat in de HTL adequate medische faciliteiten beschikbaar zijn; dezelfde als in een regulier AZC. Daar komt bij dat, nu zo gedetailleerd en uitgebreid is beschreven hoe het incident is ontstaan en wat het aandeel van eiseres hierin was, niet valt in te zien waarom niet van het verslag kan worden uitgegaan. De enkele stelling van eiseres dat de feiten onjuist zijn beschreven, kan dan ook niet door het COa worden gevolgd. Naar het oordeel van het COa dient het trekken van een mes bij wijze van dreigmiddel/wapen in de nabijheid van/tegen anderen reeds aangemerkt te worden als een gedraging met een zeer zware impact op allen die daarmee worden geconfronteerd. Dat eiseres stelt dat zij alleen zichzelf iets aan wilde doen, maakt dat niet anders. Er is in dit kader wel degelijk rekening gehouden met de aandoening van eiseres en het COa is desondanks tot de conclusie gekomen dat sprake is van een incident met zeer grote impact.
4.1.
De stelling van eiseres dat er sprake is van schending van hoor en wederhoor, kan door het COa evenmin worden gevolgd. Er is een gesprek met eiseres over het incident gevoerd en de toelichting van eiseres is in het besluit opgenomen. Er is hierbij gebruik gemaakt van een tolk. Deze visie komt ook overeen met de visie die eiseres in de gronden van beroep naar voren brengt. Derhalve kan eiseres niet in haar stelling dat zij niet gehoord is worden gevolgd.
4.2.
De procesvertegenwoordiger van het COa stelt ten aanzien van de evaluatiemomenten en de voortduring van de maatregel er vanuit te gaan dat de evaluatiemomenten wel hebben plaatsgevonden en dat eiseres teruggeplaatst zal worden op het moment dat hier aanleiding voor is. Alhoewel de plaatsing in principe voor een periode van 13 weken is, heeft het COa geen belang bij een onnodig lange HTL-plaatsing. Desgevraagd zou de procesvertegenwoordiger navraag kunnen doen over de stand van zaken.
Oordeel ten aanzien van het plaatsingsbesluit
5. De rechtbank is van oordeel dat er geen aanknopingspunten zijn om de concrete en feitelijke beschrijving van het incident in het plaatsingsbesluit voor onjuist te houden. In dit verband acht de rechtbank mede van belang dat de verslaglegging is gedaan op basis van de verklaringen van meerdere medewerkers en een andere azc-bewoner. Eiseres heeft met haar enkele beschrijving van wat volgens haar heeft plaatsgevonden, niet aannemelijk gemaakt dat de feitelijke, concrete en uitgebreide beschrijving van het incident in het plaatsingsbesluit onjuist zou zijn.
5.1.
Voor zover eiseres betoogt dat de gedragingen haar niet mogen worden aangerekend gelet op haar gestelde medische belemmeringen en communicatieproblemen, trauma’s en gedane beloftes, slaagt dit betoog niet. Dergelijke omstandigheden rechtvaardigen immers niet dat zij een mes pakt en dit mes als dreigwapen gebruikt richting de COa-medewerkers. Bovendien heeft eiseres de gestelde medische belemmeringen en communicatieproblemen, trauma’s en gedane beloftes niet met objectieve stukken of anderszins aannemelijk gemaakt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de feitelijke gedragingen van eiseres voor haar rekening en risico komen en haar mogen worden aangerekend.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat het COa zich terecht op het standpunt stelt dat het incident aangemerkt moet worden als een incident met een zeer grote impact. Het trekken van een mes in de nabijheid van anderen, en waarbij eiseres binnen een korte afstand steekbewegingen heeft gemaakt richting de COa-medewerker, komt onvermijdelijk dreigend over en kan niet anders gekwalificeerd worden.
5.3.
Nu eiseres haar gestelde medische belemmeringen, trauma’s en gedane beloftes niet aannemelijk heeft gemaakt, faalt ook het betoog van eiseres dat het COa nader onderzoek had moeten verrichten . Het COa heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van een contra-indicatie waardoor eiseres niet in de HTL geplaatst zou kunnen worden. Het COa heeft, onder meer door het doen van navraag bij het GZA, voldoende rekening gehouden met de medische omstandigheden van eiseres.
5.4.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat eiseres wel degelijk in de gelegenheid is gesteld om haar verhaal te doen. Dat eiseres alleen door haar broer kan worden verstaan is niet nader onderbouwd en volgt evenmin uit het verslag van het gehoor, waaruit naar het oordeel van de rechtbank blijkt dat eiseres voldoende bij machte is haar verhaal te doen en goed in staat is op concrete wijze vragen te beantwoorden. Het betoog dat sprake zou zijn van schending van hoor en wederhoor, faalt derhalve.
5.5.
Ten aanzien van het voortduren van de maatregel overweegt de rechtbank dat er geen wettelijke grondslag is om de voortduring van de vrijheidsbeperkende maatregel en de evaluatiemomenten te toetsen. [1] Op dit betoog van eiseres zal de rechtbank derhalve niet nader ingaan.
5.6.
Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is ongegrond.
Oordeel ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel
6. De rechtbank oordeelt dat - nu de vrijheidsbeperkende maatregel voor wat betreft de motivering verwijst naar het plaatsingsbesluit, dit besluit rechtmatig wordt geacht en nu eiser ook anderzijds geen beroepsgronden naar voren heeft gebracht die leiden tot het oordeel dat de vrijheidsbeperkende maatregel onrechtmatig is opgelegd - het beroep tegen laatstgenoemde maatregel niet slaagt. Het beroep is ongegrond.
Conclusie
7. De beroepen zijn ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. D.G. van den Berg, griffier, op 27 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 8 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1045.