ECLI:NL:RBDHA:2024:4278

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
C/09/661139 / JE RK 24-238
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en bij de vader met gezag

Op 6 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van een minderjarige, geboren in Oekraïne, die onder toezicht is gesteld. De kinderrechter heeft een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, zowel in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder als bij de vader met gezag. De zaak betreft ernstige zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige, die te maken heeft met een lage cognitie, taalachterstand en problematisch gedrag. De ouders zijn met elkaar gehuwd en hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag. De moeder is niet verschenen op de zitting, terwijl zij wel correct was opgeroepen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de thuissituatie bij de moeder onhoudbaar is en dat de moeder niet in staat is om de noodzakelijke zorg en ondersteuning te bieden. De vader heeft zich de afgelopen periode positief ontwikkeld en heeft een verblijfsvergunning voor een jaar. De kinderrechter heeft besloten dat het in het belang van de minderjarige is om bij de vader geplaatst te worden, mits de vader zich houdt aan de gemaakte veiligheidsafspraken. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor een korte periode van twee weken verleend, waarna de minderjarige bij de vader kan worden geplaatst. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaakgegevens:
I. C/09/661139 / JE RK 24-238
II. C/09/661880 / JE RK 24-327
Datum uitspraak: 6 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter
I. Machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder: niets meer te beslissen;
II. Machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder en machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader met gezag.
in de zaak van
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] , Oekraïne,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats 1] ,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. T. Dreiling te Leiden.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 22 februari 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende de dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 7 maart 2024. De kinderrechter heeft de behandeling van het verzoek voor het overige aangehouden tot deze zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift (I.) met bijlagen, binnengekomen op de rechtbank op
8 februari 2024;
- het verzoekschrift (II.) met bijlagen, binnengekomen op de rechtbank op
22 februari 2024;
- het gewijzigde verzoekschrift (II.) met bijlagen, binnengekomen op de rechtbank op 29 februari 2024.
1.3.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op
6 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn advocaat;
  • [naam] namens de gecertificeerde instelling.
1.4.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn met elkaar gehuwd.
2.2.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.3.
[minderjarige] verblijft in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 januari 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 5 januari 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden (verzoek I). Op 22 februari 2024 heeft de gecertificeerde instelling verzocht een (spoed)machtiging te verlenen om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van vier weken en aansluitend een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van drie maanden (verzoek II.) Op 29 februari 2024 heeft de gecertificeerde instelling een gewijzigd verzoekschrift ingediend, waarin wordt verzocht om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader voor de duur van de ondertoezichtstelling. De gecertificeerde instelling verzoekt tevens de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er bestaan ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . Er is sprake van een lage cognitie en taalachterstand bij [minderjarige] . Op school was hij niet hanteerbaar en leerbaar vanwege zijn gedrag en gelet op zijn slechte gebit, ongezonde eetpatroon en omgedraaide dag- en nachtritme zijn er zorgen over zijn fysieke verzorging. Op dit moment heeft [minderjarige] geen dagbesteding, waardoor het hem ontbreekt aan structuur en hij zich minder goed kan ontwikkelen. Ook heeft [minderjarige] ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt. Begin 2022 is [minderjarige] met de ouders gevlucht vanuit Oekraïne. [minderjarige] woonde eerst met de moeder in een vluchtelingenopvang in [plaats] , maar vanwege onveiligheid voor [minderjarige] in de vluchtelingenopvang is er op 22 februari 2024 een (spoed)machtiging uithuisplaatsing verleend. [minderjarige] heeft een verzwaarde en specifieke opvoedbehoefte, waardoor hij een sensitieve en affectieve aanpak in de opvoeding nodig heeft. Het lukt de moeder niet om dit opvoedklimaat te bieden aan [minderjarige] . De moeder heeft onvoldoende inzicht in wat [minderjarige] nodig heeft en hoe zij hem kan begrenzen. De moeder ontkent de problemen, werkt niet mee aan de hulpverlening en laat geen inzet zien om de situatie van [minderjarige] te verbeteren. Daarbij heeft de moeder op 29 januari 2024 een schriftelijke aanwijzing ontvangen vanwege vermoedens van middelengebruik en haar niet-meewerkende houding aan de hulpverlening. Een plaatsing bij de moeder is derhalve op dit moment niet aan de orde. De afgelopen periode zijn de mogelijkheden voor een plaatsing bij de vader onderzocht. Hoewel er bij zowel de vader als de moeder zorgen zijn over hun consequente beschikbaarheid voor [minderjarige] , heeft de vader zich de afgelopen periode ingezet voor [minderjarige] en meegewerkt aan de noodzakelijke hulpverlening. Positief is dat de vader een verblijfsvergunning heeft voor een jaar en inmiddels een oppas heeft gevonden, zodat er altijd iemand bij [minderjarige] aanwezig is. Een plaatsing bij een van de ouders heeft de voorkeur boven een plaatsing elders. Gelet daarop wordt verzocht om [minderjarige] bij de vader met gezag te plaatsen. Daarbij zal er intensieve hulpverlening worden ingezet zodat er meer zicht komt op de opvoedvaardigheden van de vader. De komende periode gaat de gecertificeerde instelling de benodigde ambulante hulp voor de vader en dagbesteding inzetten voor [minderjarige] . Daarnaast wordt er ingezet op het contactherstel tussen [minderjarige] en de moeder en zal er hulpverlening voor de moeder worden ingezet. Ter zitting heeft de gecertificeerde instelling het verzoek tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden ingetrokken. De gecertificeerde instelling verzoekt om [minderjarige] dag en nacht uit huis te plaatsen bij de vader met gezag voor de duur van de ondertoezichtstelling. Om de thuisplaatsing bij de vader in goede banen te leiden, dient de huidige plaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder nog twee weken voort te duren, zodat alle benodigde hulpverlening kan worden opgestart.

4.De standpunten

4.1
De vader stemt in met het verzoek. Namens de vader heeft de advocaat het volgende ter zitting naar voren gebracht. De vader wil graag dat [minderjarige] bij hem komt wonen en de vader staat open voor de benodigde hulpverlening voor zowel hem als voor [minderjarige] . Om de thuisplaatsing op een zo goed mogelijke manier te bewerkstelligen heeft hij een oppas voor [minderjarige] gevonden. Ook is de vader bezig met het vinden van een nieuwe woning voor hem en [minderjarige] . Er zijn geen zorgen over de veiligheid van [minderjarige] bij de vader. De vader heeft wel twee weken nodig om alles gereed te maken voor de plaatsing en verzoekt dan ook de (spoed)machtiging van de gecertificeerde instelling in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor twee weken toe te wijzen en [minderjarige] daarna bij hem te plaatsen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter het volgende. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is duidelijk geworden dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] is een kwetsbare jongen met persoonlijke problematiek en een verzwaarde opvoedbehoefte. Op 22 februari 2024 is [minderjarige] met spoed uithuisgeplaatst, omdat de thuissituatie bij de moeder onhoudbaar was geworden. Op dit moment kan [minderjarige] niet worden teruggeplaatst bij de moeder, omdat dit te veel risico’s voor de ontwikkeling van [minderjarige] oplevert. Het lukt de moeder niet om mee te werken aan de benodigde hulpverlening en voldoende beschikbaar te zijn voor [minderjarige] . Het is onbekend of de moeder op termijn wel in staat zal zijn om [minderjarige] de noodzakelijke basisveiligheid te bieden en voldoende beschikbaar te zijn voor hem. De afgelopen periode heeft de gecertificeerde instelling onderzoek gedaan naar een plaatsing bij de vader. De gecertifieerde instelling heeft bodemeisen en veiligheidsafspraken met de vader opgesteld en de vader heeft zich hier tot op heden aan gehouden. Hoewel er zorgen zijn over zijn belaste verleden en het gebrek aan inzicht van de vader, ziet de kinderrechter een positieve ontwikkeling bij de vader. De vader heeft een verblijfsvergunning voor een jaar gekregen, een oppas gevonden en er is ambulante spoedhulpverlening aangevraagd. Ook heeft de vader aangegeven op zoek te zijn naar een woning voor hem en [minderjarige] . De kinderrechter is het met de gecertificeerde instelling eens dat het in het belang van [minderjarige] is om hem bij de vader plaatsen. Daarvoor is wel van belang dat de vader zich blijvend aan de gemaakte (veiligheids)afspraken houdt. Om de plaatsing bij de vader zo goed mogelijk te kunnen voorbereiden zal de kinderrechter het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder toewijzen voor een korte periode van twee weken en voor het overige afwijzen. Na afloop van die twee weken kan [minderjarige] bij de vader worden geplaatst.
5.3.
Door de gecertificeerde instelling is ter zitting het verzoek tot uithuisplaatsing in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden ingetrokken (C/09/661139 / JE RK 24-238). De kinderrechter constateert derhalve dat zij in deze zaak geen beslissing meer hoeft te nemen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 7 maart 2024 tot 22 maart 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing om [minderjarige] bij de vader met gezag te plaatsen van 22 maart 2024 tot 5 januari 2025, zijnde de duur van de ondertoezichtstelling;
6.3.
stelt vast dat er ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/09/661139 / JE RK 24-238 niets meer te beslissen valt;
6.4.
wijst af het meer of anders verzochte;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2024 door mr. E.E. Schotte, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Goossen als griffier, en op schrift gesteld op 26 maart 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.