ECLI:NL:RBDHA:2024:4259

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
C/09/662146 / KG ZA 24-168
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot perceel voor zware transporten in kort geding over erfdienstbaarheid en ladderrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Baron Holding B.V. en een aantal gedaagden, erfgenamen van wijlen de heer [naam]. Baron Holding, eigenaar van twee percelen in [plaats], heeft toegang gevraagd tot het perceel van de gedaagden voor de aanvoer van bouwmaterialen ten behoeve van een nieuwbouwproject. De gedaagden hebben geweigerd toegang te verlenen, met als argument dat de erfdienstbaarheid niet zo ver strekt en dat zij geen toegang willen geven. Baron Holding heeft zich beroepen op de erfdienstbaarheid van weg en het ladderrecht uit artikel 5:56 BW.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de erfdienstbaarheid van weg is gevestigd ten behoeve van Perceel [perceel 1] en dat Baron Holding in beginsel recht heeft op toegang tot dit perceel. De rechter heeft echter ook geoordeeld dat de erfdienstbaarheid niet zonder meer toegang geeft tot Perceel [perceel 2]. De rechter heeft geconcludeerd dat Baron Holding voor maximaal twaalf zware transporten gebruik moet kunnen maken van de verharde weg op het perceel van de gedaagden, mits dit gebeurt na behoorlijke kennisgeving en met zo min mogelijk hinder voor de gedaagden.

De voorzieningenrechter heeft de gedaagden bevolen om Baron Holding gedurende twee maanden na betekening van het vonnis toegang te verlenen voor deze transporten, met een dwangsom van € 500,00 per dag bij niet-nakoming, tot een maximum van € 10.000,00. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel - voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/09/662146 / KG ZA 24-168
Vonnis in kort geding van 27 maart 2024
in de zaak van
BARON HOLDING B.V.te Alphen aan den Rijn,
eisende partij,
hierna te noemen: Baron Holding,
advocaat: mr. R. van Exter te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] [woonplaats 1] ,

2.
[gedaagde 2]te [woonplaats 2] ,
3.
[gedaagde 3]te [woonplaats 3] (Verenigde Staten van Amerika),
4.
[gedaagde 4]te [woonplaats 4] (Canada),
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] c.s.,
advocaat: mr. C.J.R. van Binsbergen te Bodegraven.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 maart 2024, met producties en aanvullende producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de wijziging van eis.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 11 maart 2024. De advocaat van Baron Holding heeft ter zitting pleitnotities overhandigd die in het dossier zijn gevoegd. Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Baron Holding is eigenaar van de percelen [perceel 1] en [perceel 2] in [plaats] . Deze percelen hebben een uitweg naar de [straatnaam 1] .
2.2.
[gedaagden] c.s., de erfgenamen van wijlen de heer [naam] (hierna: [naam] ), zijn eigenaars van het naastgelegen perceel [perceel 3] . Op dit perceel, waarop een aannemingsbedrijf is gevestigd, ligt een verharde weg van en naar het [straatnaam 2] . Deze weg is afgesloten met een hek.
2.3.
De drie hiervoor vermelde percelen maakten tot 1976 deel uit van perceel [perceel 4] . In 1976 is een gedeelte van dit perceel overgedragen aan een rechtsvoorganger van Baron Holding.
2.4.
Bij akte van 23 augustus 1977 is een (ander) deel van het toenmalige perceel [perceel 4] overgedragen aan [naam] In deze akte is op het aan [naam] verkochte deel ten behoeve van het aan de toenmalige verkoper resterende deel van perceel [perceel 4] een recht van erfdienstbaarheid van weg gevestigd van en naar het [straatnaam 2] op voor het lijdend erf minst bezwarende wijze.
2.5.
Baron Holding is voornemens haar percelen te bebouwen met (onder meer) een kantoorpand, parkeerplaatsen, een zonnepanelenpark en een carport. Hiervoor is een omgevingsvergunning verleend. [gedaagden] c.s. hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
2.6.
Baron Holding heeft [gedaagden] c.s. verzocht en gesommeerd om haar ten behoeve van de bouw uit hoofde van haar erfdienstbaarheid toegang te verlenen tot haar perceel. [gedaagden] c.s. heeft Baron Holding meegedeeld dat de erfdienstbaarheid niet zover strekt en dat zij Baron Holding geen toegang wensen te verlenen.
2.7.
Bij e-mail van 8 maart 2024 heeft de bouwcoördinator aan Baron Holding meegedeeld dat de toegangswegen via [adres 1] en [adres 2] niet geschikt zijn voor het zwaar transport van 60 ton per voertuig dat nodig is voor de bouw, waaronder de aanvoer van delen van het gebouw, de heiopstelling en de heipalen. In deze mail heeft de bouwcoördinator geschreven dat de toegangswegen van Baron Holding te berijden zijn met 20-tonsvoertuigen, dat ze te smal zijn en dat de toegangsweg bij [adres 1] een te scherpe knik bevat. Volgens de bouwcoördinator loopt de enige redelijke route over het perceel van [gedaagden] c.s.

3.Het geschil

3.1.
Na wijziging van eis vordert Baron Holding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
primair:
[gedaagden] c.s. te bevelen om ten behoeve van het perceel [perceel 1] van Baron Holding toegang te verlenen tot hun perceel [perceel 3] door middel van het openen van het hek zodat verkeer van en naar het [straatnaam 2] kan bewegen;
subsidiair:
[gedaagden] c.s. te bevelen om ten behoeve van het perceel [perceel 1] en [perceel 2] van Baron Holding toegang te verlenen tot hun perceel [perceel 3] op grond van artikel 5:56 BW door middel van het openen van het hek zodat verkeer van en naar het [straatnaam 2] kan bewegen;
primair en subsidiairop straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagden] c.s. in de proceskosten.
3.2.
Baron Holding legt aan de gewijzigde vordering het volgende ten grondslag.
Voor het voor de bouw benodigde transport van zwaar materieel is het noodzakelijk dat Baron Holding gebruik maakt van de verharde weg op het perceel van [gedaagden] c.s. Op grond van de erfdienstbaarheid heeft Baron Holding het recht om – in ieder geval ten behoeve van Perceel [perceel 1] – gebruik te maken van die weg. Subsidiair zijn [gedaagden] c.s. op grond van het ladderrecht verplicht om Baron Holding voor de bouwwerkzaamheden op haar percelen gebruik te laten maken van (de weg op) hun perceel. Aangezien Baron Holding voornemens is de bouw van het kantoorpand te starten in maart 2024, heeft zij bij haar vordering een spoedeisend belang.
3.3.
[gedaagden] c.s. voeren verweer. [gedaagden] c.s. concluderen tot afwijzing van de vorderingen van Baron Holding, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Baron Holding in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of [gedaagden] c.s. Baron Holding toegang moeten verlenen tot Perceel [perceel 3] . Baron Holding heeft in dit kader een beroep gedaan op de in 1977 gevestigde erfdienstbaarheid van weg (hierna: de erfdienstbaarheid) en op het ladderrecht van artikel 5:56 BW.
4.2.
Gelet op het voorlopige karakter van het kort geding, kan de kortgedingrechter slechts een voorlopig oordeel geven over de rechtsverhouding tussen partijen, en daarover geen definitieve uitspraak doen.
4.3.
Tussen partijen is niet langer in geschil dat de erfdienstbaarheid van weg uitsluitend is gevestigd ten behoeve van Perceel [perceel 1] . Dit betekent dat [gedaagden] c.s. moeten dulden dat Baron Holding ten behoeve van Perceel [perceel 1] (enig) gebruik maakt van Perceel [perceel 3] . Het betekent ook dat Baron Holding langere tijd ten onterechte het standpunt heeft ingenomen dat de erfdienstbaarheid mede ten behoeve van haar Perceel [perceel 2] was gevestigd.
4.4.
Partijen twisten over omvang van de erfdienstbaarheid. Tegenover het standpunt van Baron Holding dat de erfdienstbaarheid in de akte niet is beperkt en daarom ongelimiteerd is, hebben [gedaagden] c.s. aangevoerd dat de erfdienstbaarheid een agrarische connotatie heeft en dat het gebruik daarom beperkt moet zijn tot agrarisch gebruik, zoals dat volgens hen ook steeds het geval is geweest. Vast staat dat de erfdienstbaarheid in 1977 is gevestigd om de toenmalige verkoper, die veehouder was, toegang te geven tot een weiland en aannemelijk is dat de erfdienstbaarheid vervolgens gedurende meer dan veertig jaar is gebruikt door een of meer boeren (onder meer voor het uitmaaien van de sloten). Gelet hierop, en omdat het gebruik als bouwweg bij de vestiging van de erfdienstbaarheid in 1977 niet voorzienbaar was, kan voorshands niet worden uitgesloten dat het door Baron Holding gewenste gebruik niet onder de reikwijdte van de erfdienstbaarheid valt. Uit het door [gedaagden] c.s. aangehaalde arrest van de Hoge Raad (HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4160) volgt verder dat de erfdienstbaarheid Baron Holding in beginsel niet het recht geeft om het dienend erf te gebruiken als verbinding naar Perceel [perceel 2] . Een en ander betekent dat Baron Holding niet zonder meer kan verlangen dat zij op grond van de erfdienstbaarheid onbeperkt toegang krijgt tot het perceel van [gedaagden] c.s., zeker niet daar waar Baron Holding de erfdienstbaarheid wenst te gebruiken ten behoeve van (bouwwerkzaamheden op) Perceel [perceel 2] . De inhoud en omvang van de erfdienstbaarheid kan voor de beslissing in dit kort geding evenwel in het midden blijven.
4.5.
Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk geworden dat Baron Holding voor haar bouwwerkzaamheden/transporten gebruik kan maken van haar eigen toegangswegen, met uitzondering van tien tot twaalf transporten, die volgens haar gelet op de omvang van die transporten niet over haar eigen toegangswegen kunnen plaatsvinden. Baron Holding heeft geen redelijk belang bij het gebruik van de verharde weg van en naar het [straatnaam 2] over het perceel van [gedaagden] c.s. ten behoeve van de bouw, anders dan voor deze tien tot twaalf transporten. Indien het noodzakelijk is dat deze transporten over het perceel van [gedaagden] c.s. plaatsvinden, zijn [gedaagden] c.s. op grond van het ladderrecht van artikel 5:56 BW verplicht om dit na behoorlijke kennisgeving en tegen schadeloosstelling toe te staan, tenzij er voor [gedaagden] c.s. gewichtige redenen bestaan om dit gebruik (tijdelijk) te weigeren.
4.6.
Op grond van het verhandelde ter zitting acht de voorzieningenrechter het voorshands aannemelijk dat het voor Baron Holding noodzakelijk is om ten behoeve van de tien tot twaalf transporten gebruik te maken van het perceel van [gedaagden] c.s. Redengevend daartoe is het volgende.
4.7.
Gelet op de verklaring van de bouwcoördinator in de e-mail van 8 maart 2024 en het verhandelde ter zitting acht de voorzieningenrechter het voorshands aannemelijk dat de twee toegangswegen van Baron Holding aan de [straatnaam 1] , die volgens [gedaagden] c.s. voor de bouwtransporten gebruikt kunnen worden, niet geschikt zijn voor deze transporten. Ter zitting heeft Baron Holding nader toegelicht dat de toegangsweg aan de [adres 1] - [adres 3] een te scherpe bocht bevat om de transporten mogelijk te maken en dit is door [gedaagden] c.s. niet weersproken. Bovendien heeft Baron Holding betwist dat zij nu al gebruik kan maken van de toegangsweg aan de [adres 2] . Zij heeft hiertoe onweersproken gesteld dat zij dit perceel pas 1 mei 2024 in eigendom krijgt, dat zij die toegangsweg niet eerder kan gebruiken en dat die weg bovendien niet doorloopt tot aan Perceel [perceel 1] .
4.8.
Baron Holding heeft verder betwist dat de door [gedaagden] c.s. op de overgelegde tekening in oranje aangegeven “zandweg” van de gemeente geschikt is voor het bouwverkeer, omdat het volgens haar niet meer is dan een verhoogde zandvlakte. Dit wordt ondersteund door de tijdens de mondelinge behandeling getoonde foto. Hiertegenover hebben [gedaagden] c.s. niet aannemelijk gemaakt dat de (maximaal) twaalf zware transporten wél over die zandweg kunnen plaatsvinden.
4.9.
Gelet op de toelichting van Baron Holding dat het bij de tien tot twaalf transporten gaat om lange voorwerpen, zoals heipalen, volgt de voorzieningenrechter [gedaagden] c.s. niet in hun standpunt dat het redelijkerwijs mogelijk is en van Baron Holding mag worden verlangd dat Baron Holding de vrachtwagens halverwege haar toegangsweg aan de [straatnaam 1] aflaadt om de vracht vervolgens op andere wijze naar hun percelen te vervoeren. Dat het na 1 mei 2024 wellicht theoretisch mogelijk is om met het kappen van groen en het leggen van rijplaten op eigen grond een alternatieve en voor deze transporten geschikte weg te maken, betekent niet dat Baron Holding die mogelijkheid op dit moment al heeft.
4.10.
De tussenconclusie luidt dan ook dat voorshands aannemelijk is dat gebruikt van de weg over het erf van [gedaagden] c.s. voor de tien tot twaalf transporten noodzakelijk is.
4.11.
Tegenover de belangen van Baron Holding om met het oog op de aanvang van de voorziene bouwplannen op korte termijn de tien tot twaalf transporten te laten plaatsvinden over het erf van [gedaagden] c.s. hebben [gedaagden] c.s. onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er aan hun kant gewichtige redenen bestaan om dit incidentele gebruik door Baron Holding te weigeren. Gesteld noch gebleken is dat [gedaagden] c.s. vrezen dat de transporten schade aan hun terrein zal veroorzaken en [gedaagden] c.s. hebben niet weersproken dat de weg op hun perceel geschikt is voor de transporten van Baron Holding. De verstoorde verhouding tussen partijen en de bezwaren van [gedaagden] c.s. tegen een gebruik anders dan een agrarisch gebruik vormen geen grond om dit incidentele tijdelijke gebruik te weigeren. Aangezien het maximaal twaalf transporten betreft, zal de mogelijke hinder voor de bedrijfsvoering van [gedaagden] c.s., doordat het hek moet worden geopend en gesloten en er onbekende lieden op hun erf aanwezig zijn, beperkt zijn. Uiteraard dient Baron Holding bij de transporten de hinder voor [gedaagden] c.s. tot een minimum te beperken. Dit betekent dat Baron Holding de transporten zoveel mogelijk op dezelfde dag(en) moet uitvoeren en dat zij zoveel mogelijk rekening moet houden met eventuele voorkeurstijden van [gedaagden] c.s. Gelet op het gestelde spoedeisend belang en om de hinder voor [gedaagden] c.s. verder te beperken, zal de voorzieningenrechter bepalen dat de transporten binnen twee maanden na betekening van dit vonnis moeten plaatsvinden.
4.12.
Met betrekking tot het bezwaar van [gedaagden] c.s. dat het gebruik van de weg ertoe leidt dat hun perceel (tijdelijk) niet afgesloten is, overweegt de voorzieningenrechter dat partijen via hun advocaten praktische afspraken moeten maken over de wijze waarop de toegang wordt verschaft. Op dit punt heeft Baron Holding ter zitting verklaard dat zij bereid is dergelijke afspraken te maken, en dat zij geen sleutel van de poort nodig heeft zolang er maar toegang wordt verleend. [gedaagden] c.s. dienen dus kenbaar te maken op welke wijze zij de toegang wensen te verschaffen. De te maken praktische afspraken dienen verder onder meer in te houden dat Baron Holding uiterlijk twee dagen vóór ieder transport [gedaagden] c.s. via hun advocaat in kennis stelt van het voorgenomen transport en het tijdstip daarvan.
4.13.
Hoewel [gedaagden] c.s. tijdens de mondelinge behandeling hebben toegezegd dat zij aan een veroordelend vonnis gehoor zullen geven, acht de voorzieningenrechter oplegging van een dwangsom aangewezen. Indien [gedaagden] c.s. hun toezegging nakomen, hebben zij van de dwangsom ook geen last. De dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd zoals in de beslissing vermeld.
4.14.
De slotsom is dat [gedaagden] c.s. Baron Holding gedurende twee maanden na betekening van dit vonnis moeten toestaan om na behoorlijke kennisgeving de weg op Perceel [perceel 3] te gebruiken om maximaal twaalf zware transporten uit te voeren. Baron Holding krijgt dus beperkt toegang, daar waar zij onbeperkte toegang heeft gevorderd.
4.15.
Omdat beide partijen hiermee gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
beveelt [gedaagden] c.s. om Baron Holding gedurende twee maanden na betekening van dit vonnis steeds na behoorlijke kennisgeving voor maximaal twaalf zware transporten toegang te verlenen tot het Perceel [perceel 3] , zulks met dien verstande dat de kennisgeving uiterlijk twee dagen voor ieder transport moet plaatsvinden en er voor [gedaagden] c.s. zo min mogelijk hinder mag zijn;
5.2.
veroordeelt [gedaagden] c.s. om aan Baron Holding een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de hoofdveroordeling voldoen, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.
WJ