ECLI:NL:RBDHA:2024:4204
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 22 februari 2024 afgewezen, met het argument dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 behandeld, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht het beroep ongegrond heeft verklaard. De Europese regelgeving, met name de Dublinverordening, stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Kroatië gedaan, dat is geaccepteerd. Eiser betoogt dat Kroatië niet kan worden vertrouwd vanwege tekortkomingen in de asielprocedure en onmenselijke behandeling, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de naleving van verdragsverplichtingen door Kroatië.
De rechtbank wijst erop dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims van mishandeling en dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om de asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen. De medische omstandigheden van eiser zijn niet voldoende om aan te nemen dat hij in Kroatië niet de nodige zorg zal ontvangen. De rechtbank bevestigt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat de asielaanvraag van eiser ongegrond is en dat de overdracht naar Kroatië rechtmatig is. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en de uitspraak is openbaar gemaakt.