ECLI:NL:RBDHA:2024:4204

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
NL24.7029
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 22 februari 2024 afgewezen, met het argument dat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 behandeld, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht het beroep ongegrond heeft verklaard. De Europese regelgeving, met name de Dublinverordening, stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Kroatië gedaan, dat is geaccepteerd. Eiser betoogt dat Kroatië niet kan worden vertrouwd vanwege tekortkomingen in de asielprocedure en onmenselijke behandeling, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de naleving van verdragsverplichtingen door Kroatië.

De rechtbank wijst erop dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims van mishandeling en dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geoordeeld dat er geen aanleiding is om de asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen. De medische omstandigheden van eiser zijn niet voldoende om aan te nemen dat hij in Kroatië niet de nodige zorg zal ontvangen. De rechtbank bevestigt dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat de asielaanvraag van eiser ongegrond is en dat de overdracht naar Kroatië rechtmatig is. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en de uitspraak is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7029

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. P.M. van der Roest),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. M.J.C. van der Woning).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 februari 2024 niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 12 maart 2024 samen met NL24.7030 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
Mag de staatssecretaris voor Kroatië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel?
4. Eiser betoogt dat de staatssecretaris in zijn geval ten aanzien van Kroatië niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In Kroatië is sprake van aan het systeem gerelateerde tekortkomingen in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Vreemdelingen worden onmenselijk behandeld en er vinden pushbacks plaats. Eiser verwijst ter onderbouwing naar een artikel van Lightshouse Reports uit december 2022 en de beslisnota bij de kamerbrief van 21 december 2022. [2] Dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan blijkt ook uit wat eiser zelf in Kroatië heeft meegemaakt. Hij is samen met een groep andere mensen mishandeld door de grensbewakers bij de Kroatische grens. Zij zijn hardhandig teruggeduwd, getrapt en eiser is in zijn gezicht geslagen met een wapenstok. Als gevolg daarvan is eisers gebitsprothese voor zijn bovenkaak gebroken en is zijn bovenkaak zwaar beschadigd. Via mensensmokkelaars is eiser naar Zwitserland gereisd waar hij medische hulp heeft gehad voor het letsel aan zijn bovenkaak, maar ook psychische hulp. Bij overdracht vanuit Zwitserland aan Kroatië heeft hij aangegeven dat hij zich niet veilig voelt, waarop is medegedeeld dat hij zijn asielaanvraag kon intrekken en vijftien dagen kreeg om Kroatië te verlaten.
Toetsingskader
4.1.
Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris er in beginsel van uitgaan dat Kroatië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is daarom aan eiser om het vermoeden dat Kroatië niet aan zijn internationale verplichtingen voldoet aan de hand van objectieve aanknopingspunten te weerleggen. Als blijkt dat sprake is van structurele tekortkomingen dan moeten die tekortkomingen een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken om onder het bereik van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest te vallen. [3]
Oordeel van de rechtbank
5. In de uitspraak van 13 september 2023 [4] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) geoordeeld dat de staatssecretaris met het onderzoek naar de actuele situatie voor Dublinclaimanten in Kroatië de twijfel of hij voor Kroatië nog wel mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, gebaseerd op de serieuze aanknopingspunten voor het risico op pushbacks bij Dublinclaimanten, zoals die ten tijde van de uitspraak van 13 april 2022 [5] , bestonden, heeft weggenomen. Uit de uitspraak van 13 september 2023 volgt namelijk dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn voor het oordeel dat Dublinclaimanten als vreemdeling niet worden opgenomen in de nationale asielprocedure. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat Dublinclaimanten zelf te vrezen hebben voor pushbacks. Gelet op de uitspraak van 13 september 2023 kan de staatssecretaris ten aanzien van Kroatië in beginsel (weer) van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgaan. [6] Het is gelet op het bovenstaande aan eiser om het tegendeel aannemelijk te maken.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat in hetgeen eiser heeft aangevoerd geen aanleiding wordt gezien om van het oordeel van de Afdeling van 13 september 2023 af te wijken. De staatssecretaris mag voor Kroatië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De beslisnota waar eiser naar verwijst is al (inhoudelijk) bij de Afdelingsuitspraak van 13 september 2023 betrokken. De Afdeling heeft op 13 september 2023 ook geoordeeld dat de verwijzing naar het rapport van Lighthouse Reports van 8 december 2022 geen aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat Dublinclaimanten niet worden opgenomen in de nationale asielprocedure in Kroatië. [7]
5.2.
Voorts heeft eiser verklaard dat hij is mishandeld toen hij Kroatië illegaal inreisde, maar dit is onvoldoende om aan te nemen dat hij bij terugkeer terecht zal komen in een situatie als bedoeld in artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het EU Handvest. In de eerste plaats heeft eiser niet met stukken onderbouwd of aannemelijk gemaakt dat deze situatie zich heeft voorgedaan. Ook heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hierover klagen bij (hogere) Kroatische instanties, bij voorbaat zinloos is. Daarnaast wordt eiser als Dublinclaimant gereguleerd overgedragen zodat er geen sprake is van illegale inreis (zie overweging 5.3.). Er zijn geen indicaties dat eiser opnieuw wordt mishandeld; hier is geen sprake van geweest toen hij vanuit Zwitserland werd overgedragen aan Kroatië. Hij heeft zelf de mogelijkheid tot het indienen van een asielaanvraag en het verkrijgen van opvang in Kroatië geweigerd. [8] Met betrekking tot de overgelegde foto van een brief van de Kroatische autoriteiten waaruit volgens eiser blijkt dat hij het uit moest zoeken, oordeelt de rechtbank dat deze foto geen origineel document betreft, onvertaald is overgelegd en op het document een andere naam is opgenomen omdat eiser een valse naam heeft opgegeven. De rechtbank kan daarom niet beoordelen of uit deze foto daadwerkelijk blijkt wat eiser betoogt.
5.3.
De staatssecretaris stelt zich verder terecht op het standpunt dat Kroatië gebonden is aan de Opvangrichtlijn, de Kwalificatierichtlijn en de Procedurerichtlijn. Als eiser van mening is dat Kroatië handelt in strijd met deze richtlijnen of in het geval van zich voordoende problemen, ligt het op zijn weg om een klacht bij de (hogere) Kroatische autoriteiten in te dienen. Er is niet gebleken dat deze mogelijkheid voor eiser niet bestaat of dat hij (eerder) van deze mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. Daarnaast is er een rechtsgeldig claimakkoord tot stand gekomen op grond van artikel 20, vijfde lid van de Dublinverordening. Met de acceptatie van het claimverzoek stemt Kroatië in met de terugname van eiser ‘om door te gaan met het bepalen van de verantwoordelijkheid’. Uit de bewoordingen van dit artikel volgt dat een claimakkoord dat gebaseerd is op het vijfde lid van artikel 20 van de Dublinverordening ziet op de situatie waarin een vreemdeling een asielaanvraag heeft ingediend in een lidstaat en de lidstaat heeft verlaten gedurende het proces van het onderzoek naar de vraag of mogelijk een andere lidstaat verantwoordelijk is. [9] Op grond van dit artikel is Kroatië verplicht om eiser terug te nemen om de procedure tot bepaling van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming af te ronden. Dat de verantwoordelijkheid van Kroatië voor de inhoudelijke behandeling van het asielverzoek nog niet onherroepelijk vaststaat, doet niet af aan de rechtmatigheid van het claimakkoord. Eiser keert daarnaast terug via een andere juridische positie, namelijk niet via illegale inreis, maar als Dublinclaimant.
5.4.
Voor zover eiser betoogt dat hij gedwongen is om zijn vingerafdrukken af te nemen stelt de staatssecretaris zich terecht op het standpunt dat dit evenmin leidt tot de conclusie dat ten aanzien van Kroatië niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit artikel 14 van de Eurodacverordening volgt namelijk dat de lidstaten verplicht zijn om illegale vreemdelingen die het grondgebied van de lidstaat binnenkomen te registreren.
Heeft de staatssecretaris aanleiding moeten zien om de asielaanvraag van eiser op grond van artikel 17 van de Dublinverordening in behandeling te nemen?
6. Eiser betoogt dat de staatssecretaris in zijn individuele bijzondere omstandigheden aanleiding moet zien om zijn asielaanvraag onverplicht in behandeling te nemen op grond van artikel 17 van de Dublinverordening. Overdracht naar Kroatië getuigt van onevenredige hardheid, ook gelet op de vele negatieve berichtgevingen. Eiser heeft in Kroatië een mensonterende behandeling ondergaan, waar hij tot op de dag van vandaag gezondheidsklachten, pijn en stress van ondervindt. Eiser staat nog steeds onder behandeling van een tandarts voor de schade aan zijn bovenkaak. Ook staat hij onder psychologische psychiatrische behandeling. Vanwege het opgelopen trauma heeft eiser last van hallucinaties en slapeloosheid. Ter onderbouwing legt eiser medische stukken over.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris niet ten onrechte geen aanleiding gezien om de asielaanvraag van eiser met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening onverplicht aan zich te trekken omdat overdracht aan Kroatië van onevenredige hardheid getuigt. De staatssecretaris maakt in ieder geval gebruik van deze bevoegdheid wanneer er concrete aanwijzingen zijn dat de verantwoordelijke lidstaat zijn internationale verplichtingen niet nakomt. Met verwijzing naar haar oordeel onder 5 tot en met 5.4. concludeert de rechtbank dat hiervan geen sprake is en dat de staatssecretaris voor Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De omstandigheden in Kroatië die eiser ter onderbouwing van zijn betoog dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan zijn bij dit oordeel betrokken. Nu eiser de gestelde mishandeling in Kroatië niet (met stukken) heeft onderbouwd heeft de staatssecretaris hierin niet ten onrechte geen aanleiding gezien de aanvraag aan zich te trekken. De staatssecretaris heeft zich verder niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de medische omstandigheden van eiser geen aanleiding vormen om het asielverzoek onverplicht in behandeling te nemen. Uit de overgelegde stukken – een afspraakkaart voor de tandarts en een bevestiging van een intakegesprek bij [naam] – blijkt in de eerste plaats namelijk niet dat eiser onder specialistische behandeling staat of deze behandeling nodig heeft. Bovendien is niet gebleken dat Nederland het meest aangewezen land is om eiser te behandelen. De rechtbank betrekt hier ook bij dat uit de overgelegde brief van de Zwitserse psycholoog van 29 juni 2023 ook blijkt dat eiser in een ander land - namelijk Zwitserland - een behandeling kan ondergaan. Verder kan eiser toestemming geven voor de uitwisseling van medische gegevens aan Kroatië voorafgaand aan de overdracht. [10]
Eiser heeft de mishandeling noch de gevolgen daarvan met (objectieve) stukken onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag de staatssecretaris er vanuit gaan dat in Kroatië dezelfde medische verzorgingsmogelijkheden aanwezig zijn als in Nederland. Kroatië kan de (gestelde) medische problemen evengoed behandelen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.J.H. Boerhof, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Lighthouse reports, investigation Europe’s Black Sites, december 2022 en de Beslisnota bij Kamerbrief inzake Dublinoverdrachten aan Kroatië van 21 december 2022 (de gemachtigde heeft ter zitting bevestigd dat de datum 21 december 2023 in de gronden een verschrijving is).
3.Het arrest Jawo van het Hof van Justitie, ECLI:EU:C:2019:218, punten 91-93.
4.ABRvS 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411.
6.Zie ook de Afdelingsuitspraak van 18 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:161.
7.ABRvS 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3479.
8.Pagina 7 aanmeldgehoor Dublin.
9.ECLI:EU:C:2019:280 (H. en R.), paragrafen 47-50.
10.Artikel 32 van de Dublinverordening.