ECLI:NL:RBDHA:2024:4176
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. P.E.J.M. Bartels, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft de aanvraag van eiseres voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, die op 17 juli 2022 is ingediend. Eiseres heeft geklaagd dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder op 9 september 2022 Italië heeft verzocht om eiseres over te nemen op basis van de Dublinverordening, en dat dit verzoek op 10 november 2022 door de Italiaanse autoriteiten is geaccepteerd.
De rechtbank heeft overwogen dat, volgens de Vreemdelingenwet, verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een beslissing moet nemen. Echter, de rechtbank heeft ook opgemerkt dat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 26 april 2023 heeft geoordeeld dat Italië niet langer kan worden beschouwd als een veilig land voor overdracht van asielzoekers. Dit betekent dat verweerder verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres.
Eiseres heeft verweerder op 24 oktober 2023 in gebreke gesteld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de termijn voor het nemen van een beslissing nog niet was verstreken. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder. De rechtbank heeft daarom het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka, rechter, en is openbaar gemaakt op 18 maart 2024.