ECLI:NL:RBDHA:2024:4171

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 januari 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
NL23.38468
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen terugkeerbesluit van vreemdeling met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 30 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep van een eiser van Iraanse nationaliteit tegen een terugkeerbesluit dat door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser had op 8 juni 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze aanvraag werd op 30 november 2023 in de algemene procedure buiten behandeling gesteld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen op de zitting van 24 januari 2024, waar het beroep werd behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 21 juni 2022 met onbekende bestemming is vertrokken, wat leidt tot de conclusie dat hij geen procesbelang meer heeft bij de behandeling van zijn beroep. De rechtbank oordeelt dat, gezien het ontbreken van recent contact tussen eiser en zijn gemachtigde, het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank heeft geen inhoudelijke beoordeling van de zaak gedaan en heeft ook geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.38468
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. F. Boone),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. M. Zuithoff).

Procesverloop

Eiser stelt van Iraanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Hij heeft op 8 juni 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 30 november 2023 deze aanvraag in de algemene procedure buiten behandeling gesteld en een terugkeerbesluit opgelegd. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het opleggen van een terugkeerbesluit.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van verweerder. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met kennisgeving, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het terugkeerbesluit.
2. Verweerder heeft ter zitting vraagtekens geplaatst bij de bevoegdheid van de gemachtigde om beroep in te stellen. Verder dient volgens verweerder het beroep niet- ontvankelijk te worden verklaard wegens ontbreken procesbelang nu gesteld noch gebleken is dat de gemachtigde van eiser recentelijk contact heeft gehad met eiser.
3. De rechtbank beantwoordt allereerst de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Uit het dossier volgt dat eiser volgens een melding van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (het COA) op 21 juni 2022 met onbekende bestemming is vertrokken.
4. Uit vaste rechtspraak volgt dat, als de vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, het beroep in beginsel niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat ervan uitgegaan wordt dat die
vreemdeling geen prijs meer stelt op een inhoudelijke behandeling van het beroep.1 Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijsstelt op de behandeling van zijn beroep.
5. Uit informatie van het COA blijkt dat eiser op 21 juni 2022 met onbekende bestemming is vertrokken. Volgens het voornemen is bij navraag bij de gemachtigde op 25 september 2023 gebleken dat de gemachtigde geen recent contact meer met eiser heeft gehad. Eiser en zijn gemachtigde zijn ook niet op de zitting verschenen. Onder deze omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep tegen het terugkeerbesluit.
6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak daarom niet inhoudelijk. De door verweerder opgeworpen vraag of de gemachtigde bevoegd was om beroep in te stellen behoeft geen bespreking meer.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Hak, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 januari 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.