ECLI:NL:RBDHA:2024:4116

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
NL24.2797
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag van vreemdeling met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een eiser van Georgische nationaliteit. Eiser heeft op 4 januari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 januari 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens is er een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 25 januari 2024 met onbekende bestemming is vertrokken, zoals gemeld door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiser heeft geen contact meer gehad met zijn gemachtigde, wat volgens vaste rechtspraak betekent dat hij geen prijs meer stelt op een inhoudelijke behandeling van zijn beroep. De rechtbank heeft daarom geconcludeerd dat eiser geen rechtens te beschermen belang heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.

De rechtbank heeft het beroep van eiser niet inhoudelijk beoordeeld en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, en is op 29 februari 2024 openbaar gemaakt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.2797
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A. Alkir),

en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J. van Raak).

Procesverloop

Eiser stelt van Georgische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1982. Hij heeft op 4 januari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 19 januari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarnaast is met dit besluit een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het opleggen van een terugkeerbesluit en een inreisverbod.
Eiser heeft ook een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend (NL24.2798). Bij uitspraak van 29 februari 2024 heeft de voorzieningenrechter dit verzoek afgewezen.
Partijen hebben op voorhand toestemming gegeven om op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de zaak buiten zitting af te doen, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank beantwoordt allereerst de vraag of eiser procesbelang heeft bij een beoordeling van zijn beroep.
2. Uit vaste rechtspraak volgt dat als de vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, het beroep in beginsel niet-ontvankelijk verklaard moet worden, omdat ervan uitgegaan wordt dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op een inhoudelijke behandeling van het beroep.1 Dit is
1. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.
slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op de behandeling van zijn beroep.
3. Verweerder heeft met de brief van 7 februari 2024 laten weten dat eiser volgens een melding van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (het COA) op 25 januari 2024 met onbekende bestemming is vertrokken. Niet is gesteld of gebleken dat eiser nog contact heeft met zijn gemachtigde. Onder deze omstandigheden neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op een beslissing op zijn beroep op bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
4. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak niet inhoudelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Hak, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
29 februari 2024

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.