ECLI:NL:RBDHA:2024:4116
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag van vreemdeling met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 29 februari 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van een eiser van Georgische nationaliteit. Eiser heeft op 4 januari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Deze aanvraag is door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 januari 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. Tevens is er een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiser heeft hiertegen beroep aangetekend, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 25 januari 2024 met onbekende bestemming is vertrokken, zoals gemeld door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiser heeft geen contact meer gehad met zijn gemachtigde, wat volgens vaste rechtspraak betekent dat hij geen prijs meer stelt op een inhoudelijke behandeling van zijn beroep. De rechtbank heeft daarom geconcludeerd dat eiser geen rechtens te beschermen belang heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep van eiser niet inhoudelijk beoordeeld en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Nicholson, rechter, en is op 29 februari 2024 openbaar gemaakt.