ECLI:NL:RBDHA:2024:4110

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
NL23.38044 T
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak bestuurlijke lus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over asielaanvraag van Somalische eiser met betrekking tot problemen door gemengd huwelijk

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 24 januari 2024, wordt het beroep van een Somalische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser heeft op 27 juni 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 30 november 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 januari 2024, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag gebreken vertoont. Eiser heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het geheim houden van zijn huwelijk met een vrouw van de Darod-stam en de problemen die daaruit voortvloeiden ongeloofwaardig zijn. De rechtbank stelt dat verweerder niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de ingebrachte stukken en de landeninformatie over het risico bij een gemengd huwelijk onvoldoende zijn om de geloofwaardigheid van eisers relaas te onderbouwen. Verweerder krijgt de gelegenheid om de gebreken binnen zes weken te herstellen.

De rechtbank benadrukt dat de motivering van verweerder tekortschiet en dat er rekening gehouden moet worden met de externe geloofwaardigheidsindicatoren. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij verweerder de mogelijkheid krijgt om zijn besluit te herzien of aan te vullen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep open tegen deze tussenuitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38044 (beroep) T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Boesjes),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. Ch. R. Vink).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 27 juni 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 30 november 2023 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1
De rechtbank heeft het beroep op 10 januari 2024 samen met het verzoek om een voorlopige voorziening hangende dit beroep [1] , op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, de gemachtigde van eiser, [tolk] als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waarover gaat deze uitspraak?
2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder de asielaanvraag van
eiser heeft kunnen afwijzen. De rechtbank is van oordeel dat dat niet het geval is omdat het bestreden besluit gebreken bevat. Verweerder krijgt van de rechtbank de gelegenheid om de gebreken te herstellen of een ander besluit te nemen. De rechtbank legt hieronder, aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, uit hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
Welke feiten en omstandigheden betrekt de rechtbank in haar beoordeling?
3. Eiser is geboren op [datum 1] 1994 en heeft de Somalische nationaliteit. Op 27 juni 2022 heeft hij asiel aangevraagd in Nederland. Hier heeft hij aan ten grondslag gelegd dat hij is gediscrimineerd vanwege zijn stamachtergrond die een minderheid is in het gebied waar eiser vandaan komt. Eiser zegt te behoren tot de Gabooye stam. Eiser verklaart tijdens het voetballen te zijn gestoken door een lid van een andere stam, een man van een andere stam wilde eiser niet betalen voor zijn reparatiewerkzaamheden aan zijn auto en eiser heeft meerdere verbale vernederingen meegemaakt. Ook is eiser op [datum 2] 2019 in het geheim getrouwd met een vrouw van de Darod stam, [volledige naam] ( [naam 2] ). De familie van eisers vrouw heeft eiser geprobeerd te doden nadat zij erachter kwamen dat eiser in het geheim met haar is getrouwd. De broer en neef van eisers vrouw hebben in maart 2022 op eiser geschoten toen hij uit een moskee kwam. Eisers vriend is daarbij in zijn rug geraakt en is verlamd. Eiser is gevlucht uit Somalië omdat hij vreest voor zijn leven.
Wat staat er in het bestreden besluit?
4. Verweerder heeft eisers aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw. Daarnaast heeft verweerder aan eiser een inreisverbod van twee jaar opgelegd en een terugkeerbesluit uitgevaardigd.
Verweerder heeft de volgende elementen als relevant aangemerkt:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Discriminatie vanwege etnische afkomst;
Huwelijk met [naam 2] en de problemen als gevolg daarvan.
4.1
Verweerder gelooft de eerste twee elementen, maar in eerste instantie niet eisers verklaringen over zijn huwelijk met [naam 2] en problemen als gevolg daarvan. Verweerder geloofde het laatste element niet omdat eiser vaag, wisselend en tegenstrijdig verklaart over het ontstaan van zijn relatie met [naam 2] en hierover geen stukken had overgelegd. Eisers verklaringen over zijn relatie met [naam 2] blijven oppervlakkig en bevreemdend en eiser verklaart tegenstrijdig en oppervlakkig over het geheime huwelijk. Eiser heeft met zijn verklaringen geen enkel inzicht kunnen geven in het uitlekken van zijn geheime huwelijk en de directe gevolgen hiervan. Ook eisers verklaringen over het schietincident in maart 2022 en de dagen erna zijn vaag, tegenstrijdig, wisselend en oppervlakkig. Verweerder stelde zich op het standpunt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij is getrouwd met [naam 2] , dit in het geheim heeft gedaan en dit twee jaar lang geheim heeft gehouden waarna dit zou zijn uitgelekt naar de familie van eisers vrouw. Ook zijn de gevolgen van het openbaar worden van eisers huwelijk niet aannemelijk gemaakt.
4.2
Naar aanleiding van de zienswijze en de overgelegde huwelijksakte en verklaringen van getuigen bij het huwelijk, heeft verweerder dit standpunt aangepast. In het besluit is gesteld dat de relatie en het huwelijk tussen eiser en [naam 2] geloofwaardig wordt geacht, maar dat niet geloofwaardig wordt geacht dat het huwelijk een geheim huwelijk betrof en dat er problemen door zijn ontstaan.
4.3
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser volgens verweerder geen vluchteling zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag is. Eiser heeft aannemelijk gemaakt Gabooye te zijn, maar dit vormt op zichzelf onvoldoende grond om tot vluchtelingschap te concluderen. Uit het Algemeen Ambtsbericht van Somalië van december 2021 blijkt dat de Gabooye wel een minderheidsberoepsgroep is, maar dat er geen sprake is van vervolging enkel en alleen vanwege het behoren tot deze bevolkingsgroep. Niet is gebleken dat de ondervonden discriminatie een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren in Somalië. Voor wat betreft het steekincident tijdens het voetballen stelt verweerder dat niet uit eisers verklaringen is gebleken dat eiser is gestoken vanwege het feit dat eiser Gabooye is. Verder loopt eiser bij terugkeer naar Somalië geen reëel risico op ernstige schade, aldus verweerder.
4.4
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond omdat eiser heeft gesteld te hebben gereisd met een vals paspoort en zich hier vermoedelijk opzettelijk van heeft ontdaan. Aangenomen wordt dat het paspoort waarmee werd gereisd eiser wel toebehoorde.
Heeft verweerder het geheim houden van en de problemen vanwege eisers huwelijk met [naam 2] ongeloofwaardig kunnen achten?
5. Eiser heeft gesteld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd dat de problemen ten gevolge van het huwelijk en het geheim houden van dat huwelijk ongeloofwaardig zijn. Verweerder stelt zich in de beschikking ten onrechte op het standpunt dat het feit dat eisers huwelijk nu wel geloofwaardig wordt geacht maar een klein punt is. Dit is van groot belang omdat verweerder aanneemt dat [naam 2] van de Darod-stam is en eiser van de Gabooye stam. Het is logisch dat dit verschil tot problemen heeft geleid. Dat verweerder mogelijk acht dat eiser zijn grond heeft verkocht tegen een te lage prijs, wijst ook op het bestaan van problemen. Verder is onduidelijk waarom wisselend zou zijn verklaard over het moment waarop eiser en [naam 2] erachter kwamen dat ze van een verschillende stam waren. Eiser schaamde zich hierover en [naam 2] kwam hier pas achter toen ze verliefd waren, aldus eiser. Ter zitting is gesteld dat eiser geen beroep doet op artikel 8 van het EVRM [2] .
5.1
Verweerder heeft ter zitting verklaard dat niet langer wordt tegengeworpen dat het moment waarop eiser en [naam 2] erachter kwamen dat zij tot een verschillende stam behoorden, onduidelijk is. Dit betekent dat de beroepsgronden van eiser die hierop zien geen behandeling behoeven.
Geheim houden huwelijk en wijze van uitlekken
5.2
Verweerder heeft ter zitting, op vragen van de rechtbank hierover, uiteindelijk verklaard dat niet (langer) wordt bestreden dat het huwelijk geheim was. De rechtbank begrijpt dat verweerder meent dat het besluit aldus moet worden geïnterpreteerd, en volgt hem daarin. Verweerder heeft verder ter zitting verklaard dat wel wordt bestreden de gestelde wijze waarop het huwelijk is geheimgehouden, en dan met name de wijze waarop het is bekend geworden. Volgens verweerder had het op de weg van eiser gelegen om nadere informatie te verkrijgen over het ‘uitlekken’ van het huwelijk. Eiser heeft verklaard dat [naam 2] dit naar aanleiding van een ruzie met eiser aan een vriendin heeft verklapt en dat hij er van uitgaat dat daardoor de familie van [naam 2] ervan op de hoogte is gekomen. Het is ongeloofwaardig dat [naam 2] op die wijze uit de school klapte, na die jaren dat het wel geheim werd gehouden. En dat eiser in eerste instantie geen nader onderzoek heeft gedaan naar hoe de informatie precies bij de familie is terecht gekomen, kan worden gevolgd, maar niet dat eiser dat later niet nader heeft onderzocht, aldus nog steeds verweerder.
5.2.1
De rechtbank volgt verweerder niet in voornoemde redenering. Eiser heeft in detail verklaard over een ruzie die hij had met [naam 2] en dat zij vervolgens daarover met een vriendin had gesproken waarbij zij niet geheel bedoeld het geheim onthulde. [3] Deze gedetailleerdheid draagt bij aan de geloofwaardigheid van het uitlekken van het huwelijk op deze wijze. Het is ook niet onlogisch, juist door het tijdsverloop, dat uiteindelijk het huwelijk bekend is geworden. Verweerder stelt verder ten onrechte dat eiser naar de exacte wijze van uitlekken meer onderzoek of navraag had moeten doen. Eiser heeft meerdere keren verklaard dat hij, nadat het huwelijk bekend werd, in beperkte mate contact heeft kunnen krijgen met [naam 2] . [4] Hij heeft hierover verder verklaard dat zij, uit zelfbescherming, aan haar familie heeft verteld afstand van hem te hebben gedaan [5] , en dat zij hem soms belt maar alleen als niemand dat merkt. [6] Mede gezien de gelijkluidende verklaring van eiser ter zitting hierover, acht de rechtbank niet ongeloofwaardig dat het contact met [naam 2] beperkt is. Het is dan aan verweerder om nader te motiveren dat eiser meer onderzoek had moeten doen. De conclusie van verweerder dat het bekend worden op deze wijze ongeloofwaardig is, is gezien dit alles te stellig. Daarbij acht de rechtbank ook relevant dat eiser een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd over het vervolg, namelijk dat de familie van [naam 2] contact opnam met de familie van eiser en hoe hij vervolgens door zijn familie op het matje is geroepen. [7]
Het onderduiken
5.3
Verweerder heeft gesteld dat de verklaringen over de door het openbaar worden van het huwelijk ontstane problemen ongeloofwaardig zijn. Volgens verweerder wist eiser dat de familie van [naam 2] van het huwelijk op de hoogte was gekomen. Eiser was naar eigen zeggen vanaf dat moment alert. Hiermee is niet te rijmen dat hij toch met een vriend naar een moskee ging, waarna het gestelde schietincident zou hebben plaatsgevonden. Het zou ook logischer zijn, indien de familie hem wilde doden, dat de familieleden hem thuis hadden opgezocht, aldus verweerder.
5.3.1
Dit stemt echter niet overeen met het door eiser verklaarde. Eiser heeft bij het nader gehoor verklaard na het ‘uitkomen’ van het huwelijk zijn bewegingsvrijheid te hebben beperkt. [8] In de zienswijze heeft eiser verklaard dat hij stopte met werken, niet meer thuis verbleef en naar een andere moskee ging. Dit is niet in strijd met de bij het nader gehoor afgelegde verklaring. De rechtbank volgt eiser in zijn verklaring over de wijze van onderduiken. Dat het niet eerder aan de orde is gekomen, komt voor verweerders rekening. Verweerder heeft bij het nader gehoor namelijk geen vragen gesteld over de wijze waarop eiser zijn bewegingsvrijheid had beperkt; slechts is gevraagd waarom hij dan toch met die vriend afsprak [9] . En uitgaande van het onderduiken is het niet vreemd dat de familie van [naam 2] hem niet eerder dan die dag in maart 2022 tegenkwam. Eiser heeft verder in de zienswijze gesteld dat hij ervan uitging dat hij zou worden gestraft, maar niet dat de familie hem zou willen doden, en dat hij daarom nog naar een moskee ging. Dit stemt overeen met zijn eerdere verklaring tijdens het nader gehoor dat hem tussen het lekken en tot het schietincident duidelijk werd dat ze hem wilden doden [10] en dat bij dit soort huwelijken in het slechtste geval de man gedood werd [11] . Ter zitting heeft eiser verklaard eerst niet te geloven dat de familie hem zou willen doden. Nergens blijkt uit dat eiser al vanaf het begin dacht dat de familie hem wilde doden. Hetgeen tijdens het nader gehoor is verklaard, is daarvoor anders dan verweerder ter zitting heeft gezegd in ieder geval onvoldoende. Dat eiser eerst niet geloofde dat de familie hem wilde doden, biedt een verklaring voor de gestelde ontmoeting met de vriend en het moskee-bezoek. Het risico dat eiser hiermee nam kan vragen oproepen maar vormt onvoldoende reden om stellig te concluderen dat de gestelde problemen ongeloofwaardig zijn.
Het schietincident
5.4
Verweerder heeft in het kader van de gestelde problemen door het huwelijk gesteld dat alleen op basis van vermoedens wordt verklaard over de reden dat [naam 2] broer en neef eiser in maart 2022 hebben gevonden. Dat onduidelijk is hoe eiser de broer van [naam 2] kon herkennen, heeft verweerder in het besluit teruggenomen omdat dit wel mogelijk is.
5.4.1
In dit verband is relevant dat eiser bij de zienswijze stukken heeft ingebracht over het gestelde schietincident. Dit betreft een rapport van de politie in Puntland, met Nederlandse vertaling, en een medisch stuk in het Engels. Het rapport bevat onder meer de volgende informatie: het slachtoffer is [naam 3] , 35 jaar oud; de verdachten zijn [naam 4] , kind van [naam 5] , en [naam 6] ; op 17 maart 2022 is een aangifte “poging tot dood” gedaan tegen de verdachten. Het medische stuk betreft [naam 7] , 35 jaar oud. Hij is volgens het stuk naar de eerste hulp van het Gardo ziekenhuis gebracht op 17 maart 2022, “after having a pliot injury at lower back”. Er staat ook op vermeld: “Examanation remarkable for the lower limb paralysis”.
5.4.2
De voornoemde stukken ondersteunen naar het oordeel van de rechtbank, uitgaande van hun echtheid, het relaas van eiser over het schietincident. Eiser heeft immers gesteld dat het incident plaatsvond in maart 2022, dat zijn vriend gewond raakte in zijn rug en dat die vriend blijvend invalide is geworden [12] . Verweerder stelde in het voornemen dat tegenstrijdig is dat de vriend van eiser in zijn rug is geschoten, terwijl hij in de auto zat en vanaf de voorkant van de auto zou zijn beschoten. Zonder nadere toelichting en/of een deskundigenverklaring is dit echter niet te volgen; het stemt ook niet overeen met de verklaring van eiser dat de kogel aan de voorkant naar binnen is gegaan. [13] Verder is opvallend dat de naam van de ouder van één van de verdachten, [naam 5] , voorkomt op de huwelijksakte als de naam van de moeder van [naam 2] . Dit wijst erop dat het een broer van haar is. Dat, zoals verweerder ter zitting terecht heeft gesteld, niet duidelijk is wie de aangifte zou hebben gedaan, maakt op zich niet dat minder waarde aan het stuk kan worden gehecht.
5.4.3
Verweerder heeft naar aanleiding van de stukken gesteld dat de naam [naam 3] niet eerder is genoemd, ook niet in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor. Daarom vormen de stukken volgens verweerder onvoldoende bewijs dat dit de neergeschoten vriend was. De rechtbank volgt dit niet. Het had op de weg van verweerder gelegen eerder navraag te doen naar de naam van de vriend van eiser. Opvallend is in dit verband dat verweerder wel navraag heeft gedaan naar de namen van de gestelde getuigen bij het huwelijk. Deze namen blijken vervolgens ook overeen te stemmen met de nadien ingebrachte verklaringen van die getuigen. Dat verweerder niet heeft gevraagd naar de naam van de vriend komt voor verweerders rekening. Een andere conclusie zou in strijd zijn met de samenwerkingsplicht rustend op verweerder.
5.4.4
Dat eiser alleen op grond van vermoedens kan verklaren hoe de broer en de neef hem zouden hebben gevonden, is gezien het voorgaande onvoldoende voor verweerders conclusie dat het schietincident niet geloofwaardig is. Verweerder moet voor deze conclusie beter motiveren waarom de ingebrachte stukken niet voldoende zijn.
Landeninformatie over het risico bij een gemengd huwelijk
5.5
Eiser heeft gesteld dat het logisch is dat zijn huwelijk tot grote problemen heeft geleid, aangezien verweerder accepteert dat [naam 2] van de Darod-stam is en eiser van de Gabooye stam en dat zij zijn getrouwd. In beroep heeft eiser ter ondersteuning van dit standpunt een brief van Vluchtelingenwerk Nederland van 8 januari 2024 en de bijbehorende bijlagen met landeninformatie ingebracht.
5.5.1
De rechtbank stelt vast dat de brief informatie over gemengde huwelijken tussen onder andere Gabooye-stamleden en Darod-stamleden betreft. Er staat dat leden van de Gabooye door dominante clans als onrein worden beschouwd en worden gediscrimineerd, terwijl er geen bescherming is door staatsinstellingen omdat die worden gedomineerd door leden van meerderheidsgroepen. Leden van een traditionele beroepsgroep en van een clan trouwen niet met elkaar. Vooral als de man uit een minderheidsgroep komt zou dat problematisch zijn. Dit soort huwelijken zijn taboe en als ze toch plaatsvinden lokken ze vaak gewelddadige conflicten uit. Huwelijken zijn sociaal onacceptabel en als ze plaatsvinden vinden soms represailles plaats, aldus de brief. Ter zitting is gewezen op de bijlagen bij de brief. Daarin staat dat een gemengd huwelijk “could lead to the murder of one or both partners or of the relatives involved”. Er staat ook: “if a man from a minority clan marries a girl from a marjoity group, the couple normally has to run away” en dat bij een gemengd huwelijk waarbij de huwelijkspartners waren gevlucht de oom van de betreffende bruidegom is gedood.
5.5.2
De voornoemde informatie ondersteunt het standpunt van eiser dat het logisch is dat er problemen zijn ontstaan door het huwelijk, zoals het gestelde schietincident. Het leidt ook tot de conclusie dat verweerder het ongeloofwaardig achten van de problemen onvoldoende gemotiveerd heeft. De enkele stelling dat eiser en [naam 2] ook hadden kunnen worden verstoten en de kans op moord klein is, zoals verweerder ter zitting heeft gesteld, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor het ongeloofwaardig achten van het schietincident. Verweerder heeft in onvoldoende mate rekening gehouden met deze informatie en de daaruit volgende conclusie dat grote problemen bij een gemengd huwelijk zoals dat tussen eiser en [naam 2] , reëel zijn.
De foto’s en filmpjes
5.6
Eiser heeft twee foto’s en drie filmpjes van één man ingebracht. Deze zijn voorafgaand aan de zitting ingebracht, met uitzondering van één filmpje dat ter zitting is getoond en nadien in het dossier is opgenomen. De op de zitting aanwezige tolk heeft een vertaling gegeven van wat de man op de filmpjes heeft gezegd. Omdat in asielzaken ex nunc wordt getoetst, zijn deze bewijsmiddelen relevant in het kader van de vraag of de problemen door het huwelijk niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn bevonden.
5.6.1
De rechtbank stelt vast dat de man op de filmpjes een Afrikaans uiterlijk heeft. Hij beweegt zich, terwijl hij op de grond lijkt te zitten, schuivend voort. De tolk heeft verklaard dat de man zegt [naam 3] te zijn en te moeten worden behandeld in het buitenland omdat hij niet kan worden geholpen door artsen in Somalië. De man verklaart dat ze net uit de moskee kwamen, dat iemand begon te schieten, dat hij zwaargewond raakte, dat mijnheer [naam 8] toen wegrende en dat dit in maart 2022 gebeurde.
5.6.2
Verweerder heeft naar aanleiding van deze informatie verklaard dat de man niet verklaart in een auto te zijn beschoten en dat het daarom niet met de verklaring van eiser overeenstemt. De rechtbank volgt verweerder daarin niet. Dit omdat de man ook niet heeft gezegd (althans, dat heeft de tolk niet vertaald) zich ten tijde van het schietincident op andere wijze te hebben verplaatst. De mogelijkheid bestaat dus dat hij hier niet over verklaart, ondanks dat dit wel zo is gegaan. Verder stemt de verklaring overeen met de verklaring van eiser voor zover het betreft de datum, dat ze net uit de moskee kwamen en dat eiser na de beschieting naar het huis van een vriend is gereden en naar binnen is gerend, waarna iemand anders de vriend naar het ziekenhuis heeft gebracht. [14] Verweerder heeft verder verklaard dat hij “de link” mist tussen de man en het relaas. De rechtbank volgt dit standpunt ook niet. Weliswaar is niet zeker vast te stellen dat de persoon op de foto’s en filmpjes daadwerkelijk de betreffende vriend [naam 3] is, maar dat doet zonder nadere motivering onvoldoende recht aan de bewijskracht van deze bewijsmiddelen. De rechtbank acht dus niet redelijk dat verweerder zonder nadere motivering stelt dat het gestelde schietincident ongeloofwaardig is omdat dit mogelijk een andere man is. Het is in ieder geval in strijd met de samenwerkingsplicht.
De dagen na het schietincident
5.7
Verweerder heeft tegengeworpen dat onduidelijk is hoe de periode vanaf het incident tot aan de verkoop van grond in mei 2022 is verlopen en hoe het nu met [naam 2] gaat. Eiser heeft bij het nader gehoor en in de zienswijze verklaard dat geen bescherming via de politie kan worden gekregen. Dit zou tegenstrijdig zijn aan de verklaring afgelegd bij het gehoor door de Vreemdelingenpolitie op 18 juli 2022, namelijk dat eiser wel bij de politie is geweest en dat zij hem adviseerden afscheid te nemen van [naam 2] . Ook is het volgens verweerder mogelijk om bescherming van de Somalische autoriteiten of internationale organisaties te verkrijgen.
5.7.1
Ter zitting heeft eiser hierover gesteld dat het niet mogelijk is om de verklaringen afgelegd op 18 juli 2022 over het asielrelaas tegen te werpen, omdat niet wordt doorgevraagd en er ook geen mogelijkheid is om correcties en aanvullingen te doen. De rechtbank volgt eiser hierin. Het doel van het gehoor door de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel is een geheel andere dan horen over de asielmotieven. Er gelden ook andere waarborgen. Aangesloten wordt bij hetgeen in artikel 3.108d, zesde lid, Vreemdelingenbesluit 2000 is bepaald over verklaringen afgelegd tijdens de aanmeldfase. Dat betekent dat verweerder deze tegenstrijdigheid niet kan tegenwerpen.
5.7.2
De rechtbank wijst verder op het Algemeen Ambtsbericht over Somalië uit juni 2023. Daarin staat onder meer dat leden van minderheidsgroepen een verhoogd risico lopen om slachtoffer te worden van mensenrechtenschendingen. Dit wordt bevestigd door het door verweerder geloofwaardig geachte tweede relevante element van eisers asielrelaas (discriminatie vanwege etnische afkomst). In het Ambtsbericht staat verder dat het traditionele gewoonterecht gedomineerd wordt door de grote clangroepen, zoals de Darod-clan, waardoor het de minderheden ontbreekt aan mogelijkheden om hun rechten af te dwingen. Groepen als de Gabooye vallen buiten de traditionele clanstructuren en krijgen te maken met discriminatie, uitsluiting en een gebrek aan bescherming. Over een andere groep, waarvan de positie sterker wordt ingeschat dan van andere minderheidsgroeperingen, vermeldt het Ambtsbericht dat soms sprake is van huwelijken met leden van meerderheidsclans. [15] Dit wijst erop dat het huwelijk van eiser en [naam 2] niet gewoon is en tot problemen kan leiden, alsook dat de bescherming in dit verband beperkt is. Dat eiser bescherming kon vragen bij de autoriteiten of andere instellingen, zoals verweerder heeft gesteld, is daarom onvoldoende gemotiveerd.
5.7.3
De rechtbank volgt verweerder voor het overige ook niet op dit punt. Eiser heeft toegelicht dat hij en [naam 2] nog in beperkte mate contact hebben. Verwezen wordt naar het overwogene in 5.2.1. Verder heeft eiser verklaard over hoe het volgens hem met haar gaat en waar zij verblijft. [16] Het is dus niet geheel onduidelijk hoe het met [naam 2] gaat. Over de periode tot de verkoop van de grond heeft eiser verklaard dat hij na het incident is ‘doorgevlucht’ naar het platteland en niet meer thuis is geweest. [17] Anders dan verweerder stelt is dit niet ongeloofwaardig, ondanks dat eiser in mei 2022 erin is geslaagd het stuk grond te verkopen. Het één sluit het andere immers niet uit.
Voordeel van de twijfel
5.8
Eisers stelling dat verweerder gezien artikel 4, vijfde lid, van de Kwalificatierichtlijn [18] , een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 juni 2020 [19] en paragraaf 3.2 van de Werkinstructie 2014/10 hem het voordeel van de twijfel had moeten geven, faalt. Verweerder heeft onvoldoende onderbouwd dat de wijze van geheimhouden en bekend worden van het huwelijk en de problemen die daardoor zijn ontstaan, ongeloofwaardig zijn. Dit gezien de afgelegde verklaringen van eiser en de door eiser ingebrachte bewijsmiddelen. Het is echter aan verweerder om te bezien of het motiveringsgebrek reparabel is. Daarbij zal verweerder op kenbare wijze rekening moeten houden met de externe geloofwaardigheidsindicatoren, te weten de door eiser ingebrachte bewijsmiddelen en de landeninformatie. Indien nodig dient verweerder nader onderzoek te doen naar de ingebrachte bewijsmiddelen. Eiser het voordeel van de twijfel geven gaat echter een stap verder. Onvoldoende is onderbouwd dat dit op dit moment al aan de orde is.
5.8.1
Het is echter wel zo dat verweerder er rekening mee dient te houden dat eiser inmiddels behoorlijke inspanningen heeft verricht om bewijs te leveren van zijn asielrelaas en dat dit uiteindelijk tot toepassing van het geven van voordeel van de twijfel kan leiden. Verweerder dient dan ook een gemotiveerde beslissing hierover te geven.
Heeft verweerder de aanvraag van eiser als kennelijk ongegrond kunnen afwijzen?
6. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat ervan wordt uitgegaan dat eiser op zijn eigen paspoort heeft gereisd en dat hij niet kan onderbouwen dat het paspoort dat hij heeft weggedaan niet zijn eigen paspoort was. De rechtbank volgt dit. Dat onduidelijk is waarom eiser hierover zou hebben gelogen, zoals eiser heeft gesteld ter zitting, betekent niet dat ervan moet worden uitgegaan dat hij een vals paspoort had. Verweerder heeft de aanvraag dus als kennelijk ongegrond kunnen afwijzen.
Conclusie en gevolgen
7. Zoals hiervoor is overwogen is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel, het zorgvuldigheidsbeginsel en de samenwerkingsplicht. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan, na eventueel nader onderzoek, hetzij met een aanvullende motivering, hetzij met een nieuwe beslissing na of tegelijkertijd met intrekking van het bestreden besluit. De rechtbank merkt in dit kader op dat een motiveringsgebrek naar zijn aard herstelbaar is, maar deze tussenuitspraak betekent niet dat dit gebrek in deze concrete zaak kan worden hersteld. Het is aan verweerder om dat te beoordelen.
7.1
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder de gebreken kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
7.2
Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen. Indien verweerder nader onderzoek wenst dient hij dat dan ook te melden. Daarbij moet verweerder dan aangeven met welke termijn de termijn van zes weken waarbinnen het gebrek moet worden hersteld, zijns inziens zou moeten worden verlengd. Over een termijnverlenging zal de rechtbank beslissen per brief.
7.3
Als verweerder gebruik maakt van de gelegenheid om het gebrek te herstellen (eventueel na nader onderzoek), zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder. In beginsel, ook in de situatie dat verweerder de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
7.4
De rechtbank benadrukt tenslotte nog het volgende. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 12 juni 2013 [20] .
7.5
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid de gebreken te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken (plus eventuele verlenging) na verzending van deze tussenuitspraak of plaatsing in het digitale dossier de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.N. van Rijn, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zaak NL23.38045.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
3.Rapport nader gehoor blz. 17, 18 en 19.
4.Rapport nader gehoor blz. 20 en 21, alsook ter zitting.
5.Correcties en aanvullingen op blz. 20 van het rapport nader gehoor
6.Rapport nader gehoor blz. 20.
7.Rapport nader gehoor blz. 19 en 20.
8.Rapport nader gehoor blz. 21 en 22.
9.Rapport nader gehoor blz. 21.
10.Rapport nader gehoor blz. 22.
11.Rapport nader gehoor blz. 25.
12.Rapport nader gehoor blz 5 en 26.
13.Rapport nader gehoor blz. 26.
14.Rapport nader gehoor blz. 24.
15.Paragraaf 4.1.2.
16.Rapport nader gehoor blz. 27.
17.Rapport nader gehoor blz. 5 en 25.
18.Richtlijn 2011/95/EU.