In deze zaak heeft eiseres, een burger van Trinidad en Tobago, op 14 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft de staatssecretaris op 26 december 2023 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing. Op 16 januari 2024 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft de staatssecretaris rechtsgeldig in gebreke gesteld en de wettelijke beslistermijn is verstreken op 14 december 2023. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank legt een rechterlijke dwangsom op aan de staatssecretaris, die binnen zestien weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag moet bekendmaken. De dwangsom bedraagt € 100,- per dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en openbaar gemaakt op 25 maart 2024.