ECLI:NL:RBDHA:2024:4021

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
C-09-648620-HA ZA 23-501
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige doorzoeking van woonwagen en schadevergoeding door de Staat

In deze civiele zaak vordert eiser, wonende op een woonwagencentrum, schadevergoeding van de Staat voor schade die is ontstaan tijdens een doorzoeking van zijn woonwagen op 17 en 18 oktober 2022. De doorzoeking vond plaats op basis van een vordering van de officier van justitie, waarbij eiser als verdachte werd aangemerkt in verband met de productie van synthetische drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de doorzoeking rechtmatig was, gezien het redelijk vermoeden van schuld dat bestond ten aanzien van eiser. De rechtbank oordeelt dat eiser, als gewezen verdachte, geen aanspraak kan maken op schadevergoeding voor rechtmatig strafvorderlijk optreden. De vordering van eiser tot schadevergoeding van € 57.520,31 wordt afgewezen, en eiser wordt veroordeeld in de kosten van het geding, die zijn begroot op € 5.443. De rechtbank benadrukt dat de doorzoeking niet onrechtmatig was en dat de Staat niet aansprakelijk is voor de schade die eiser heeft geleden tijdens deze rechtmatige actie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/648620 / HA ZA 23-501
Vonnis van 27 maart 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. P.J.A. van de Laar te Eindhoven,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN,
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. M. Beekes te Den Haag.
Partijen zullen hierna [eiser] en de Staat genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 22 mei 2023 met producties 1 tot en met 11;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 4;
  • het tussenvonnis van 11 oktober 2023 waarbij een mondelinge behandeling is
bevolen;
- de ten behoeve van de mondelinge behandeling in het geding gebrachte stukken,
te weten:
van de zijde van [eiser] :de brief van zijn advocaat aan het OM van
26 oktober 2023 en het antwoord daarop, een akte tot vermeerdering van eis met
drie producties en een verklaring van vrijstelling dubbelloops hagelgeweer en
foto’s, alsmede leesbare versies van zijn producties 4 en 8;
van de zijde van de Staat:de akte houdende uitlating partijen tevens overlegging
producties 5 tot en met 11;
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 7 november 2023. Van het verhandelde ter zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt die zich in het griffiedossier bevinden. De behandelend rechter, mr. Ruff, is niet in staat dit vonnis te wijzen. Met instemming van partijen wijst mr. Glass (die bij de mondelinge behandeling aanwezig is geweest) dit vonnis. Partijen hebben te kennen gegeven geen prijs te stellen op een (tweede) mondelinge behandeling ten overstaan van
mr. Glass.
1.3.
Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] woont met zijn vrouw en kinderen op een woonwagencentrum op het adres [adres 1] te [plaats 1] . De woonwagen waarin hij en zijn gezin wonen is zijn eigendom.
2.2.
Op 17 en 18 oktober 2022 heeft op dit woonwagencentrum een politieactie plaatsgevonden in welk kader een aantal woonwagens is doorzocht, waaronder de woonwagen van [eiser] en de daarbij behorende schuur. De politie heeft zich de toegang tot de woonwagen van [eiser] verschaft door de voordeur open te zagen. Verder is de betonvloer onder het hondenhok in de schuur opengebroken, teneinde na te gaan of zich daar een verborgen ruimte bevond.
2.3.
De rechter-commissaris in strafzaken van de rechtbank Oost-Brabant had eerder, op 11 oktober 2022, besloten tot toewijzing van de vordering van de officier van justitie de woonwagen van [eiser] te laten doorzoeken. In de beslissing van de rechter-commissaris is [eiser] als verdachte aangemerkt en wordt verwezen naar het door de officier van justitie aan zijn vordering ten grondslag gelegde proces-verbaal van Politie Eenheid Oost-Brabant met kenmerk [kenmerk] van 5 oktober 2022 (hierna: het proces-verbaal van 5 oktober 2022).
2.4.
In het proces-verbaal van 5 oktober 2022 is onder meer het volgende opgenomen:
“Onderzoek: [Naam Onderzoek] […]
Uit onderzoeksresultaten en de inzet van bijzondere bobmiddelen is gebleken dat [ [eiser] ] als verdachte aangemerkt kan worden.
[…]
Aantreffen drugslab aan de [adres 2] te [plaats 2] (België)
Op 22 juni 2022 wordt er door de Federale Gerechtelijke Politie te België een in werking zijnde productielocatie voor synthetische drugs aangetroffen aan de [adres 2] te [plaats 2] (België) waar MDMA werd geproduceerd. […] Uit de eerste onderzoeksbevindingen blijkt dat er een persoon op camerabeelden staat bij deze locatie die hoogstwaarschijnlijk betreft [Verdachte 1] [broer van [eiser] , rb]. […] Tevens bleek dat er een voertuig was waargenomen bij deze locatie dat qua omschrijving en een gedeelte van het kenteken overeenkwam met de [Merk auto] met kenteken [kentekennummer] , waarvan in de betreffende onderzoeksperiode is vastgesteld dat deze in gebruik was bij [Verdachte 1] en vermoedelijk [Verdachte 2]
Mogelijk een ketel opgehaald en gebracht naar de [adres 3] te [plaats 3]
Na deze verdenking is er toestemming gegeven voor het plaatsen van een baken onder voertuig [kentekennummer] . Op dinsdag 2 augustus 2022 werd een baken geplaatst op bovengenoemd voertuig.
Uit het proces-verbaal met nummer [nummer 1] blijkt dat het voortuig met kenteken [kentekennummer] , welk voertuig blijkens onderzoeksgegevens vanaf dat moment in gebruik is bij [Verdachte 3] , op 31 augustus 2022 is gestopt bij het adres [adres 4] te [plaats 4] . Uit het proces-verbaal met nummer [nummer 2] blijkt dat er in het bedrijf [Bedrijf] aan het [adres 4] te [plaats 4] vermoedelijk ketels worden gemaakt ten behoeve van de productie van synthetische drugs. Vervolgens is het voertuig vanuit [plaats 4] naar [plaats 5] gereden waarbij het voertuig voor de nacht is geparkeerd nabij de woning van [Verdachte 3] , aan de [Straatnaam 1] te [plaats 5] .
Op 1 september 2022 omstreeks 07:36 uur vertrok het voertuig vanaf de [Straatnaam 1] te [plaats 5] en reed, met een tussenstop op de [adres 5] te [plaats 5] , naar het woonwagenkamp aan de [Straatnaam 2] te [plaats 1] . Het voertuig stopte in de directe nabijheid van de woning van [Verdachte 1] , namelijk de [adres 6] te [plaats 1] . Daarna reed het voertuig, met een tussenstop bij een tankstation aan de Poort van Veghel , naar de [adres 3] te [plaats 3] . Binnen het onderzoek zijn de camerabeelden van het tankstation gevorderd en bekeken. Hierop is te zien dat onder meer [Verdachte 3] samen met [Verdachte 1] en zijn broer [eiser] (roepnaam [eiser] ) [eiser] , geboren op [geboortedatum] 1979, in het voertuig zaten.
[eiser] bij bouw in loods
Op grond van artikel 126G van het Wetboek van Strafvordering is er heimelijk een camera geplaatst aan de achterzijde van de loods gelegen aan de [adres 3] te [plaats 3] , alsmede is er een camera geplaatst in deze loods.
Uit het proces-verbaal van bevindingen [nummer 3] blijkt dat [eiser] , samen met onder meer [Verdachte 3] en zijn broer [Verdachte 1] op dinsdag 27 september 2022 bouwwerkzaamheden aan het verrichten waren in de eerder genoemde loods te [plaats 3] . Uit de camerabeelden blijkt dat men meerdere ruimtes in de loods aan het maken is.
[…]
OVC-gesprekken
Uit OVC-gesprekken die op 29 september 2022 zijn opgenomen in het voertuig met kenteken [kentekennummer] blijkt dat [Verdachte 1] , [Verdachte 2] en [Verdachte 3] […] diverse termen gebruiken die te relateren zijn aan de productie van synthetische drugs.
Camerabeelden
Op de camerabeelden, die opgenomen zijn op 30 september 2022 in de loods te [plaats 3] blijkt dat er een opstelling is gebouwd ten behoeve van de productie van synthetische drugs.”
2.5.
In een proces-verbaal van bevindingen van de rechter-commissaris van 13 oktober 2022 is onder meer het navolgende opgenomen:
“In verband met de doorzoekingen […] betreffende de doorzoekingen in en rondom een aantal woonwagens op het woonwagencentrum (wwc) aan de [Straatnaam 2] in [plaats 1] , beveelt de rechter-commissaris […] de navolgende ordemaatregelen:
a. (het gebied rondom) de te doorzoeken woningen – inclusief aanwezige schuurtjes of andere bijgebouwen – op het wwc worden (met geblindeerde hekken) afgeschermd;
b. […]
c. alle bewoners en bezoekers van [het bedoelde gebied] dienen het wwc voor de duur van de doorzoekingen (naar verwachting maximaal twee dagen) te verlaten en aldus wordt hen tijdelijk de toegang tot [dit gebied] ontzegd;
d. […]
De ordemaatregelen zijn gegeven op grond van artikel 124 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) […] Daarbij merkt de rechter-commissaris op dat de doorzoekingen plaatsvinden met het oog op de opsporing van misdrijven die – al dan niet – in georganiseerd verband worden gepleegd […]
[D]eze ordemaatregelen [zijn] mede gegeven vanwege de veiligheid van degenen die aan de doorzoekingen deelnemen. Er zijn namelijk – zonder dat de rechter-commissaris daarover kan uitweiden – aanwijzingen dat:
- het georganiseerd verband zich afspeelt in een milieu waarbij het gebruik van (bedreiging met) geweld niet wordt geschuwd;
- er zich op [het hiervoor bedoelde gebied] (vuur)wapens bevinden;
- [in bedoeld gebied] (familieleden van) bewoners ook kunnen beschikken over (vuur)wapens
- er zich in het (ook recente) verleden [in het bedoelde gebied] (geladen) (vuur)wapen(s) hebben bevonden;
- op het wwc wonende personen betrokken zijn bij de (internationale) handel in vuurwapens.
[…]
Nu de bewoners van [het bedoelde gebied] voor de duur van de doorzoekingen [dat gebied] moeten verlaten, zal aan hen […] de mogelijkheid worden geboden om op kosten van de Staat in die periode gebruik te maken van een door de Staat geregelde ‘opvanglocatie’ evenals van eet/drinkvoorzieningen.”
2.6.
Van de doorzoeking van de woonwagen van [eiser] heeft de rechter-commissaris nadien proces-verbaal opgemaakt waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“[…] Voor het openen van de doorzoeking heeft de rechter-commissaris alle vertrekken bekeken en vervolgens de doorzoeking geopend [op 17 oktober 2022] om 07:38 uur […]
Om 13:29 uur [op 18 oktober 2022] heeft de rechter-commissaris de doorzoeking gesloten. Vervolgens heeft de rechter-commissaris zich er van vergewist dat alle vertrekken in ongeveer dezelfde toestand zijn achtergelaten als waarin de vertrekken zich vóór aanvang van de doorzoeking bevonden. Daartoe heeft de rechter-commissaris een groot deel van de woning gezogen met behulp van de stofzuiger en heeft zij het gevolg van de schade, ontstaan door het binnentreden door DSI, zo veel als mogelijk opgeruimd […]
De rechter-commissaris heeft ten behoeve van het strafrechtelijk onderzoek niets in beslag genomen: wel is een aantal goederen op eigen titel door de officier van justitie / politie in beslag genomen.”
2.7.
In een aan beide partijen gezonden brief van 31 oktober 2023 van de zaaksofficier van justitie is het volgende opgenomen:
“Op 17 en 18 oktober 2022 hebben er in onderzoek [Naam Onderzoek] diverse doorzoekingen plaatsgevonden. In het proces-verbaal van aanvraag doorzoeking [adres 1] van
5 oktober 2022 is de heer [eiser] als verdachte aangemerkt […]
De doorzoekingen op 17 en 18 oktober 2022 hebben geen aanleiding gegeven om de heer [eiser] als verdachte te horen en bij gebreke aan voldoende wettig en overtuigend bewijs wordt de heer [eiser] niet langer als verdachte aangemerkt.”

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert, na wijziging van eis, veroordeling van de Staat bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis tot betaling van € 57.520,31, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2023 tot aan de algehele voldoening onder veroordeling van de Staat in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiser] legt samengevat het volgende aan zijn vordering ten grondslag. De Staat heeft onrechtmatig gehandeld door tijdens de doorzoeking van de woonwagen van [eiser] en de daarbij behorende schuur voor een totaal bedrag van € 57.520,31 aan schade aan te richten en deze niet te vergoeden, terwijl [eiser] geen verdachte was en evenmin later is geworden. Als de doorzoeking als rechtmatig moet worden gekwalificeerd, acht [eiser] het onbehoorlijk van de Staat om deze schade onvergoed te laten.
3.3.
De Staat voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de onder 2.7 aangehaalde brief van de zaaksofficier van justitie blijkt dat [eiser] een zogenoemde gewezen verdachte is. [eiser] vordert van de Staat vergoeding van de schade die is ontstaan tijdens de doorzoeking van zijn woonwagen.
4.2.
Blijkens de rechtspraak van de Hoge Raad (HR 13 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV6956 (Begaclaim)) bestaan voor de gewezen verdachte, kort samengevat, twee mogelijkheden tot schadevergoeding in verband met strafrechtelijk optreden van politie en justitie op de voet van onrechtmatige overheidsdaad.
4.2.1.
In de eerste plaats kan zich het geval voordoen dat van de aanvang af een rechtvaardiging voor dat optreden heeft ontbroken doordat dit optreden in strijd was met een publiekrechtelijke rechtsnorm, neergelegd in de wet of in het ongeschreven recht, waaronder het geval dat van de aanvang af een redelijk vermoeden van schuld in de zin van art. 27 Sv. heeft ontbroken; het zogenoemde a-criterium.
4.2.2.
In de tweede plaats kan zich, ongeacht of in strijd met een publiekrechtelijke rechtsnorm is gehandeld, het geval voordoen dat uit de uitspraak van de strafrechter of anderszins uit de stukken betreffende de niet met een bewezenverklaring geëindigde strafzaak blijkt van de onschuld van de verdachte en van het ongefundeerd zijn van de verdenking waarop het optreden van politie of justitie berustte; het zogenoemde b-criterium. Laatstgenoemd criterium is een restrictief criterium, dat enerzijds is ingegeven door de gedachte dat een risicoaansprakelijkheid in die zin dat de Staat het risico draagt schade te moeten vergoeden, indien de strafvervolging ten slotte, om welke reden dan ook, niet tot een veroordeling leidt, niet kan worden aanvaard, en dat anderzijds verband houdt met de onwenselijkheid dat de burgerlijke rechter zich anders in de regel ertoe genoopt zou zien in een daarop niet toegesneden procedure vragen onder ogen te zien tot het beantwoorden waarvan bij uitstek de strafrechter is toegerust en geroepen.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval aan geen van de beide criteria is voldaan.
4.3.1.
Uit onder 2.4 aangehaalde proces-verbaal van 5 oktober 2022 blijkt voldoende van een redelijk vermoeden van schuld ten opzichte van [eiser] . Daaruit blijkt dat [eiser] samen met onder anderen zijn broer werkzaamheden heeft verricht aan een opstelling in een loods in [plaats 3] die kort daarna ten behoeve van de productie van synthetische drugs is of kon worden gebruikt en dat hij ten behoeve van die opstelling mogelijk materiaal, een ketel, met anderen heeft opgehaald. Dat [eiser] niet heeft geweten dat het materiaal en de opstelling zouden gaan worden gebruikt voor de productie van synthetische drugs - zoals hij zelf stelt - kan de rechtbank niet uitsluiten, maar is voor de vraag of ten tijde van de doorzoeking een redelijk vermoeden van schuld bestond niet van belang. Voor een redelijk vermoeden van schuld gelden namelijk aanmerkelijk lagere eisen dan voor een bewezenverklaring, waarvoor bewijs van wetenschap en opzet uiteraard wel vereist is. De rechter-commissaris heeft gezien de beslissing van 11 oktober 2022 op grond van het zojuist genoemde proces-verbaal [eiser] als verdachte aangemerkt. Als er voor deze (civiele) rechtbank vervolgens nog ruimte zou bestaan dit oordeel te toetsen, dan zou die toetsing als uitkomst hebben dat dit oordeel juist is. Nu dan ook niet kan worden gezegd dat van de aanvang af een rechtvaardiging voor het strafvorderlijk optreden heeft ontbroken omdat er wel een redelijk vermoeden van schuld was, kan [eiser] zijn vordering niet baseren op het a-criterium.
4.3.2.
Evenmin is aan het restrictief toe te passen b-criterium voldaan. Ter onderbouwing van zijn stelling dat van zijn onschuld gebleken is, heeft [eiser] er slechts op gewezen dat hij nooit is verhoord, dat zijn naam niet is opgenomen in het zogenoemde eindproces-verbaal van het onderzoek [Naam Onderzoek] en dat hij niet is vervolgd. De omstandigheid dat de politie en de zaaksofficier van justitie van oordeel waren dat het onderzoek onvoldoende wettig en overtuigend bewijs had opgeleverd tegen [eiser] is echter onvoldoende om van gebleken onschuld te kunnen spreken.
4.4.
De inval door de politie in de woonwagen van [eiser] zal ongetwijfeld impact hebben gehad op [eiser] en zijn gezin en heeft ontegenzeggelijk schade aan in ieder geval de voordeur en de betonnen vloer bij het hondenhok veroorzaakt. Niet kan echter worden gezegd dat de doorzoeking op een disproportionele wijze is ten uitvoer gelegd. Het forceren van de deur (in plaats van het aanbellen) wordt gerechtvaardigd door het door de rechter-commissaris in het proces-verbaal van
13 oktober 2022 omschreven vuurwapengevaar. Ook de aard van de verdenking (drugsproductie) rechtvaardigde onmiddellijk binnentreden zonder korte mogelijkheid voor bewoners tot het zoekmaken van bewijs of het geven van (telefonische) waarschuwing aan anderen. Het bij het hondenhok zoeken naar een verborgen ruimte wordt gerechtvaardigd door de niet-bestreden omstandigheid dat er aanwijzingen waren dat in het woonwagencentrum verborgen ruimtes werden gebruikt om geld en harddrugs te verstoppen. Dat voor het overige sprake is geweest van disproportionele schade aan de woonwagen van [eiser] is niet gebleken en bovendien in tegenspraak met de constatering van de rechter-commissaris dat (voor het overige) alle vertrekken in ongeveer dezelfde toestand zijn achtergelaten als waarin de vertrekken zich vóór aanvang van de doorzoeking bevonden.
4.5.
Ten slotte overweegt de rechtbank nog het volgende naar aanleiding van het betoog ter zitting dat het discriminerend is dat ten behoeve van een aantal doorzoekingen op het woonwagencentrum een gebied werd afgezet waarin ook niet te doorzoeken woonwagens staan en dat ook de bewoners van laatstgenoemde woonwagens het gebied moesten verlaten, terwijl dat bij doorzoekingen in een woonwijk met huizen nooit zou zijn gebeurd. Ondanks dat voor dat betoog wellicht best wat te zeggen is, kan het in deze zaak niet tot een ander oordeel leiden. De rechtbank kan in deze zaak tussen [eiser] en de Staat alleen oordelen over de rechtmatigheid van doorzoeking in de woonwagen van [eiser] en niet over eventuele schendingen ten opzichte van bewoners van andere woonwagens. Zoals uit het voorgaande volgt was er ten opzichte van [eiser] voldoende aanleiding om zijn woonwagen te doorzoeken en ordemaatregelen te nemen.
4.6.
Slotsom is dat de doorzoeking van de woonwagen van [eiser] niet onrechtmatig is. Volgens vaste rechtspraak kan [eiser] als gewezen verdachte geen aanspraak maken op schadevergoeding na rechtmatig strafvorderlijk optreden. Dat is slechts voorbehouden aan derden die nooit als verdachte zijn aangemerkt.
4.7.
De rechtbank zal de schadevordering van [eiser] (waarvan de Staat de hoogte en voor een deel ook het verband met de doorzoeking overigens betwist) dan ook afwijzen en [eiser] als de in het ongelijk te stellen partij veroordelen in de (na)kosten van dit geding, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente daarover. De tot op heden gevallen kosten begroot de rechtbank op € 5.443
(€ 2.837 aan griffierecht en € 2.428 aan salaris advocaat (twee punten tegen tarief IV van € 1.214 per punt) en € 178 aan nakosten).

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
5.2.
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding aan de zijde van de Staat gevallen en tot op heden begroot op € 5.443, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening. Als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet hij € 92 extra betalen, plus de kosten van betekening;
5.3.
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.R. Glass en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.