Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2024 in de zaak tussen
[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Inleiding
19 december 2023 deze aanvraag in afgewezen als kennelijk ongegrond.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van een Jordaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 1994, diende op 20 september 2021 een aanvraag in voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 19 december 2023 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 21 februari 2024 behandeld, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van de eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat de staatssecretaris de geloofwaardigheid van de door de eiser aangevoerde redenen voor zijn vlucht in twijfel trekt. De eiser stelt dat hij vanwege zijn Palestijnse afkomst in Jordanië wordt gediscrimineerd en dat hij problemen heeft ondervonden door zijn politieke uitingen op sociale media. De rechtbank oordeelt dat, hoewel enkele elementen van eisers relaas als geloofwaardig worden beschouwd, deze niet zwaarwegend genoeg zijn om te concluderen dat hij als vluchteling moet worden erkend. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris terecht heeft vastgesteld dat de eiser zijn paspoort heeft vernietigd, wat als te kwader trouw wordt beschouwd.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de staatssecretaris de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen. Het beroep van de eiser wordt ongegrond verklaard, en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen worden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.