ECLI:NL:RBDHA:2024:3955
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter wegens procedurele beslissing en vermeende vooringenomenheid
Op 19 maart 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoekster, vertegenwoordigd door een gemachtigde, tegen mr. J.J. Arts, de rechter in een lopende zaak. De verzoekster stelde dat de rechter vooringenomen was, omdat er geen andere datum was vastgesteld voor een zitting, terwijl de gemachtigde absoluut verhinderd was. De wrakingskamer oordeelde echter dat de beslissing om een zitting al dan niet naar een andere datum te verplaatsen een procedurele beslissing is, die niet kan leiden tot wraking. Dit is in lijn met het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, waaruit volgt dat een rechterlijke beslissing als zodanig nooit grond kan zijn voor wraking.
Daarnaast werd de stelling van de verzoekster dat de klanten van de gemachtigde in eerdere zaken ongunstig waren behandeld, als onvoldoende geconcretiseerd beschouwd. De wrakingskamer benadrukte dat uit het enkele feit dat een rechter eerder ongunstige uitspraken heeft gedaan, geen vooringenomenheid kan worden afgeleid. De wrakingskamer concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de objectieve schijn van partijdigheid rechtvaardigden. Daarom werd het verzoek tot wraking afgewezen en werd bepaald dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.