ECLI:NL:RBDHA:2024:3953

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
22 maart 2024
Zaaknummer
NL24.2739
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag in verband met onbekende bestemming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 24 januari 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep samen met een andere zaak behandeld op 15 februari 2024, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was.

De staatssecretaris heeft aangegeven dat eiser per 31 januari 2024 door het COA als met onbekende bestemming (MOB) is opgegeven. De rechtbank moet beoordelen of eiser nog procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, moet worden aangenomen dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht in Nederland, tenzij hij kan aantonen dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde.

De gemachtigde van eiser heeft aangegeven geen contact meer te hebben met zijn cliënt, maar vindt de periode van MOB-registratie te kort om te concluderen dat er geen procesbelang is. De rechtbank volgt echter de jurisprudentie van de Afdeling en concludeert dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de bescherming in Nederland. Daarom wordt het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard en krijgt hij geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.2739

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. Rasul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. L.J.M. Rog).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 24 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL24.2738, op 15 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft de gemachtigde van de staatssecretaris deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De staatssecretaris heeft aan de rechtbank te kennen gegeven dat eiser per 31 januari 2024 door het COA (Centraal orgaan Opvang Asielzoekers) als met onbekende bestemming (MOB) is opgegeven. De rechtbank ziet zich daarom ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser nog procesbelang heeft bij een beoordeling van zijn beroep tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag.
3. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. [1] In dat geval heeft de vreemdeling geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het ingestelde beroep. De Afdeling heeft daarbij overwogen dat dit slechts anders is als de vreemdeling laat weten dat hij contact onderhoudt met zijn gemachtigde. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
Is het beroep van eiser ontvankelijk?
4. Naar aanleiding van het bericht van de staatssecretaris over de MOB-registratie van eiser heeft de gemachtigde van eiser te kennen gegeven dat hij geen contact meer heeft met zijn cliënt, maar dat hij de periode waarin eiser als MOB gemeld staat te kort acht om te concluderen dat er geen sprake is van procesbelang. Omdat eiser met onbekende bestemming is vertrokken neemt de rechtbank – in lijn met de Afdelingsjurisprudentie – aan dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem verzochte bescherming in Nederland. De duur van de periode waarin een vreemdeling als MOB geregistreerd staat is geen factor die wordt meegenomen in de beoordeling daarvan.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. T.J. Engberts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.ABRvS 30 oktober 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3988.