ECLI:NL:RBDHA:2024:3951
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter wegens vermeende vooringenomenheid
Op 19 maart 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoek was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door een gemachtigde, tegen mr. M.E. Kiers, de rechter in een aantal zaken. De verzoeker stelde dat de rechter vooringenomen was, omdat hij in het verleden ongunstige uitspraken had gedaan in zaken van de klanten van de gemachtigde. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter om een zitting niet te verplaatsen een procedurele beslissing is en geen grond voor wraking kan vormen. Bovendien was de stelling dat de rechter in eerdere zaken ongunstig had geoordeeld onvoldoende geconcretiseerd om te kunnen spreken van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om dit vermoeden te weerleggen. De wrakingskamer besloot dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling van het verzoek, aangezien het verzoek niet gegrond was. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.