ECLI:NL:RBDHA:2024:3946
Rechtbank Den Haag
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen rechter in bestuursrechtelijke procedure
Op 19 maart 2024 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag een wrakingsverzoek afgewezen. Het verzoeker, die vertegenwoordigd werd door een gemachtigde, verzocht om wraking van mr. M.E. Kiers, rechter in een bestuursrechtelijke zaak. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter vooringenomen zou zijn, omdat verzoeker meende dat de rechter in eerdere zaken ongunstige uitspraken had gedaan voor de klanten van de gemachtigde. De wrakingskamer oordeelde echter dat de beslissing van de rechter om een zitting al dan niet naar een andere datum te verplaatsen een procedurele beslissing is en geen grond voor wraking kan vormen. Bovendien was de stelling dat de rechter in eerdere zaken ongunstig had geoordeeld onvoldoende geconcretiseerd om te kunnen spreken van vooringenomenheid. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er bijzondere omstandigheden nodig zijn om dit vermoeden te weerleggen. De wrakingskamer besloot dat er geen reden was voor een mondelinge behandeling van het verzoek, aangezien het verzoek niet gegrond was. De beslissing om het wrakingsverzoek af te wijzen werd openbaar uitgesproken, en het proces in de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.