ECLI:NL:RBDHA:2024:3909

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
C/09/662850 / FT RK 24/222 en C/09/662851 / FT RK 24/223
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van schuldsanering

Op 21 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin [naam 1] een verzoek tot voorlopige voorziening had ingediend. Dit verzoek was gericht tegen stichting Vidomes, die op 13 maart 2024 de ontruiming van de woning van [naam 1] wilde uitvoeren. [naam 1] vroeg de rechtbank om de ontruiming voor zes maanden te verbieden, omdat er een WSNP-verzoek was ingediend en er een begin gemaakt zou worden met een minnelijk schuldsaneringstraject. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen, omdat niet was gebleken dat er daadwerkelijk een begin was gemaakt met het minnelijk schuldsaneringstraject. De rechtbank stelde vast dat er geen duidelijk inzicht was in de schuldensituatie van [naam 1] en dat er geen stabilisatiefase was doorlopen, wat essentieel is voor het verkrijgen van een moratorium. De rechtbank concludeerde dat de financiële situatie van [naam 1] niet stabiel genoeg was om het verzoek te honoreren. Daarnaast werd het WSNP-verzoek van [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard, omdat de benodigde stukken ontbraken. De rechtbank benadrukte dat er geen aanleiding was om het verzoek aan te houden voor het completeren van de stukken, gezien het ontbreken van een begin met het minnelijk schuldsaneringstraject.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummers: C/09/662850 / FT RK 24/222 en C/09/662851 / FT RK 24/223
beschikking op grond van artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet van 21 maart 2024
[naam 1],
wonende te [adres],
[postcode] [plaats],
hierna: [naam 1],
advocaat: mr. J. Verheij,
tegen
stichting Stichting Vidomes,
gevestigd te Delft,
hierna: Vidomes,
gemachtigde: gerechtsdeurwaarderskantoor Over de Vest.
Waar deze zaak over gaat
Op 13 maart 2024 wilde Vidomes de woning van [naam 1] ontruimen. [naam 1] heeft de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening uit te spreken, waarbij de ontruiming voor zes maanden wordt verboden. De rechtbank wijst het verzoek af en legt hierna uit waarom zij zo beslist. Eerst volgt informatie over het verloop van de procedure tot nu toe.

1.De procedure

1.1.
Op 12 maart 2024 heeft [naam 1] gevraagd om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet (Fw). Daarbij heeft [naam 1] ook een WSNP-verzoek ingediend.
1.2.
Het verzoek houdt in dat Vidomes wordt verboden om de woning aan het adres [adres] te ([postcode]) [plaats] te ontruimen. [naam 1] huurt deze woning van Vidomes. De ontruiming stond gepland op 13 maart 2024.
1.3.
De rechtbank heeft in haar tussenbeschikking van 12 maart 2024 Vidomes verboden de woning te ontruimen totdat op het verzoek van [naam 1] een eindbeslissing is genomen.
1.4.
Het verzoek tot het afgeven van de voorlopige voorziening is behandeld op de zitting van 21 maart 2024. Op deze zitting verschenen:
- [naam 1], bijgestaan door een vriendin,
- de heer mr. M.P. Harten namens mr. J. Verheij voornoemd,
- [naam 2], begeleidster van Fonteynenburg.
1.5.
De gemachtigde van Vidomes is opgeroepen voor de zitting, maar is niet verschenen.

2.De beoordeling

Het verzoek tot het geven van een voorlopige voorziening

2.1.
De voorlopige voorziening van artikel 287b Fw heeft tot doel om een soort adempauze te bereiken die de schuldenaar in staat moet stellen het minnelijk traject voort te zetten om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden te bereiken c.q. af te ronden (Kamerstukken I 2006-2007, 29 942, C, p. 5). Hieruit blijkt dat, wil artikel 287b Fw van toepassing kunnen zijn, er met het minnelijk schuldsaneringstraject een aanvang moet zijn gemaakt, of in ieder geval hiermee op zeer korte termijn zal worden begonnen. Uit de stukken en hetgeen op de zitting is besproken blijkt niet dat dit het geval is.
2.2.
De gemeente [plaats] heeft op 12 maart 2024 een aanvraag voor schuldhulpverlening bevestigd. Klaarblijkelijk is nog niet daadwerkelijk een begin gemaakt met de schuldhulpverlening. Er is nog geen duidelijk inzicht in de schuldensituatie van [naam 1] en niet gebleken is dat een zogenaamde stabilisatiefase is doorlopen. Die fase heeft onder meer ten doel, het in evenwicht brengen en houden van inkomsten en uitgaven van de schuldenaar, het maximaliseren van inkomsten en het tot een minimum beperken van uitgaven. Het doorlopen van de stabilisatiefase is niet alleen van belang voor het slagen van het schuldhulpverlenings-traject, maar ook om voldoende aannemelijk te maken dat de voor het verlenen van het moratorium vereiste stabiliteit bereikt is. Niet is aannemelijk gemaakt dat er sprake is van een financieel stabiele situatie. De enkele mededeling dat [naam 1] een uitkering ontvangt die hoog genoeg is om de huur te betalen, is daarvoor onvoldoende. Vanaf november 2023 tot en met heden is er geen huur betaald, ook niet nadat de broer van [naam 1] in december 2023 de woning had verlaten, niet na het ontruimingsvonnis van 8 februari 2024, evenmin na de op 19 februari 2024 gedane aanzegging van de ontruiming van de woning en ook niet nadat [naam 1] een aanvraag voor schuldhulpverlening heeft gedaan.
2.3.
De rechtbank moet dus vaststellen dat niet is gebleken dat een begin is gemaakt met het minnelijk schuldsaneringstraject. Niet is aannemelijk geworden dat hiermee op zeer korte termijn zal worden begonnen. Ook is niet aannemelijk gemaakt dat de lopende huurtermijnen en de andere kosten van levensonderhoud volledig en tijdig kunnen en zullen worden betaald. Dit alles maakt dat de rechtbank het verzoek tot het geven van een voorlopige voorziening zal afwijzen.
Het WSNP-verzoek
2.4.
Ten aanzien van het verzoek tot het toepassen van de wettelijke schuldsanerings-regeling wordt [naam 1] niet-ontvankelijk verklaard, nu de daarvoor benodigde stukken als bedoeld in artikel 285 Fw ontbreken. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit verzoek aan te houden om de stukken te completeren, omdat nog geen begin is gemaakt met het minnelijk schuldsaneringstraject.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst de verzochte voorlopige voorziening af;
- verklaart [naam 1] niet-ontvankelijk in haar verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling.
Dit is een beslissing van mr. R. Cats, rechter, in samenwerking met C. Groesbeek, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2024.