In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 april 2024, in de zaak met nummer SGR 21/5930, wordt het verzoek van verzoeker om een veroordeling van het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk in de proceskosten behandeld. Verzoeker had eerder zijn beroep ingetrokken na een schikking met het college, waarbij het college had ingestemd met een vermindering van de terugvordering van de Tozo. De rechtbank oordeelt dat het college gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen, wat de basis vormt voor de proceskostenveroordeling. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijzing rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat de gemaakte kosten voor de gemachtigde van verzoeker, mr. E.S. Träger, recht geven op een vergoeding van € 875,-. Daarnaast moet het college het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- vergoeden. De uitspraak benadrukt dat partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak in hoger beroep kunnen gaan bij de Centrale Raad van Beroep, indien zij het niet eens zijn met deze beslissing.