ECLI:NL:RBDHA:2024:3863

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
NL24.5445
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Syrische eiseres niet in behandeling genomen op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Syrische eiseres. De eiseres had een asielaanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. De eiseres betwistte de verantwoordelijkheid van Duitsland, omdat zij daar geen asielaanvraag zou hebben ingediend en haar vingerafdrukken onder druk heeft afgestaan. De rechtbank heeft de zaak op 7 maart 2024 behandeld, maar de eiseres en haar gemachtigde waren niet verschenen.

De rechtbank overwoog dat uit Eurodac bleek dat de eiseres op 29 september 2023 in Duitsland een asielaanvraag had ingediend, waardoor Duitsland verantwoordelijk was. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris in beginsel mocht uitgaan van de juistheid van de informatie van de Duitse autoriteiten. De eiseres had niet voldoende onderbouwd dat haar vingerafdrukken onrechtmatig waren afgenomen en dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen niet nakwam. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de asielaanvraag terecht niet in behandeling had genomen en dat het beroep van de eiseres ongegrond was.

De rechtbank benadrukte dat het aan de eiseres was om aan te tonen dat Duitsland niet aan zijn verplichtingen voldeed, wat zij niet had gedaan. De persoonlijke omstandigheden van de eiseres, zoals haar weduwenschap en de zorg voor haar kinderen, waren niet voldoende om de verantwoordelijkheid van Duitsland ter discussie te stellen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.5445

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. S. Igdeli),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. L.S. Hartog).

Procesverloop

Bij besluit van 12 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1]
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 7 maart 2024 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1993 en de Syrische nationaliteit te hebben.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. Uit onderzoek is Eurodac is gebleken dat eiseres op 29 september 2023 in Duitsland een asielaanvraag heeft ingediend. Op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Dublinverordening [2] is Duitsland verantwoordelijk voor de asielaanvraag. Nederland heeft op grond hiervan een verzoek om terugname gedaan. Op 2 november 2023 heeft Duitsland het verzoek aanvraag, waarmee de verantwoordelijkheid van Duitsland vaststaat. [3]
3. Eiseres betwist de verantwoordelijkheid van Duitsland, omdat zij aldaar geen asielaanvraag heeft ingediend en haar vingerafdrukken uit angst heeft afgestaan. Ten aanzien van Duitsland kan niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden uitgegaan. Ze is in Duitsland racistisch en discriminerend behandeld. Verder heeft zij geen opvang gehad en is zij hier onvoldoende over geïnformeerd. Eiseres is weduwe en heeft drie minderjarige kinderen, waarvan één van haar dochters gehandicapt is en speciale zorg nodig heeft. Eiseres is afhankelijk van haar broers die momenteel in Nederland verblijven. Haar broers zijn bereid om voor haar te zorgen. Gelet op het voorgaande had verweerder op grond van artikel 17 van de Dublinverordening de asielaanvraag aan zich moeten trekken. Tot slot is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen en in strijd met het vertrouwensbeginsel, omdat sprake is van gewekt vertrouwen door eiseres in het aanmeldgehoor de keuze te geven op welke wijze zij zal worden overgedragen aan Duitsland.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Niet in geschil is dat eiseres Nederland via Duitsland is ingereisd. Ook is niet in geschil dat zij haar vingerafdrukken aldaar heeft afgegeven. Uit het Eurodac-resultaat van 17 oktober 2023 blijkt dat eiseres op 29 september 2023 in Duitsland een asielaanvraag heeft ingediend. Onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling [4] van 24 april 2023 [5] en 28 september 2017 [6] is de rechtbank van oordeel dat verweerder er in beginsel vanuit mag gaan dat de informatie van de Duitse autoriteiten juist is. De stelling dat eiseres geen asielaanvraag heeft ingediend, leidt niet tot een ander oordeel, reeds omdat een onderbouwing, anders dan haar eigen verklaringen, van deze stelling ontbreekt. Het ligt verder op de weg van eiseres om in Duitsland te klagen indien zij van mening is dat haar vingerafdrukken op onrechtmatige wijze zijn afgenomen.
5. Verweerder mag er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel vanuit gaan dat Duitsland zijn verdragsverplichtingen nakomt. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat dit in haar geval anders is. Eiseres heeft dit niet aannemelijk gemaakt. De stellingen van eiseres zijn niet onderbouwd en bovendien onvoldoende voor het oordeel dat ten aanzien van Duitsland niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Duitsland heeft immers met het claimakkoord gegarandeerd dat de asielaanvraag van eiseres in behandeling wordt genomen met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen. Dit betekent ook dat als eiseres na de overdracht de gestelde problemen ervaart of vindt dat Duitsland zijn verplichtingen niet nakomt, het op haar weg ligt om daarover in Duitsland te klagen bij de (hogere) autoriteiten of de daartoe geëigende instanties. Dat dit voor haar niet mogelijk, uiterst moeilijk of bij voorbaat zinloos is, is niet gebleken. De enkele niet onderbouwde stelling dat het klagen bij de autoriteiten die haar racistisch en discriminerend hebben behandeld geen nut heeft, leidt niet tot een andere conclusie. Het is namelijk niet gebleken dat de Duitse autoriteiten haar niet kunnen of willen helpen.
6. Voor wat betreft de aan eiseres gedane mededelingen over de al dan niet zelfstandige terugkeer naar Duitsland stelt de rechtbank vast dat het hier gaat om uitlatingen van een gehoormedewerker over mogelijke verschillende opties om terug te keren naar Duitsland in het geval de uitkomst van de procedure is dat zij wordt overgedragen aan Duitsland. Het gaat hier dus niet om aan verweerder toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezeggingen door een daartoe bevoegd persoon, waaraan rechtens te honoreren verwachtingen kunnen worden ontleend. Een beroep op het vertrouwensbeginsel gaat alleen daarom al niet op. In het geval van eiseres hebben de Duitse autoriteiten meegedeeld dat zij geen vrijwillige terugkeer accepteren. Verweerder mocht daarom eiseres de mogelijkheid onthouden zelf verantwoordelijkheid te nemen voor haar overdracht.
7. Verder heeft verweerder in de door eiseres aangevoerde omstandigheden geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken. Dat sprake is van familiebanden met de in Nederland verblijvende broers en zij verder niemand heeft in Duitsland, heeft verweerder niet bijzonder genoeg kunnen vinden dat eiseres daarom in Nederland moet verblijven. Ook de persoonlijke situatie van eiseres dat zij weduwe is en drie minderjarige kinderen heeft, waarvan één van haar dochters gehandicapt is, heeft verweerder niet bijzonder genoeg kunnen vinden. Daarbij verblijven deze kinderen momenteel niet met eiseres in Nederland.
8. Tot slot stelt de rechtbank vast dat wat eiseres voor het overige in de gronden van beroep naar voren brengt een herhaling is van wat in haar zienswijze is gesteld. Verweerder is in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd ingegaan op die zienswijze. Een enkele herhaling van wat eerder is gesteld zonder daarbij duidelijk te maken op welke onderdelen verweerder in zijn motivering tekort is geschoten, kan niet leiden tot enig resultaat.
9. Verweerder heeft gelet op het voorgaande de asielaanvraag van eiseres terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Op grond van artikel 25, eerste lid, van de Dublinverordening.
4.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.ABRvS 24 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1583.
6.ABRvS 28 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2625.