ECLI:NL:RBDHA:2024:3833
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, op 10 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist, wat heeft geleid tot een ingebrekestelling door eiser op 12 december 2023. Eiser heeft op 9 januari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de staatssecretaris. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn voor de aanvraag op 11 december 2023 is verstreken en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. Gezien de jurisprudentie zal de rechtbank geen bestuurlijke dwangsom opleggen, maar wel een rechterlijke dwangsom. De staatssecretaris moet binnen acht weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag bekendmaken.
De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de staatssecretaris in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. L.E.A. Jonkers-Vellinga, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.