ECLI:NL:RBDHA:2024:3826
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Algerijnse eiser wegens ongeloofwaardige verklaringen en gebrek aan bewijs
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Algerijnse nationaliteit, had op 13 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 12 februari 2024 afgewezen, met een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar. De rechtbank heeft het beroep op 14 maart 2024 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.
De rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelde dat hij in 2019 door een bende was benaderd om voor hen te werken en dat hij bedreigd en aangevallen was. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiser ongeloofwaardig waren, vooral omdat hij geen documenten had overgelegd ter onderbouwing van zijn relaas. De rechtbank merkte op dat eiser wisselende verklaringen had afgelegd en dat er geen noodzaak bleek voor internationale bescherming.
De rechtbank concludeerde dat de problemen met de bende niet voldoende waren onderbouwd en dat Algerije niet als veilig land kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de verzoeken om proceskostenvergoeding af. Eiser heeft de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak, maar de rechtbank heeft de afwijzing van de asielaanvraag als terecht beoordeeld.