ECLI:NL:RBDHA:2024:3804
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in het kader van tijdelijke bescherming voor ontheemden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 14 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.E. Temmen, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd meegedeeld dat de tijdelijke bescherming van de eiser zou eindigen na 4 maart 2024. De eiser verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij zijn tijdelijke bescherming en de bijbehorende voorzieningen zou kunnen behouden tijdens de behandeling van het beroep.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming, zoals vastgesteld in het bestreden besluit, zou betekenen dat de eiser na 4 maart 2024 geen aanspraak meer kon maken op de rechten die verbonden zijn aan de status van tijdelijk beschermde. De voorzieningenrechter concludeerde dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien het beroep niet kon worden afgehandeld voordat de tijdelijke beschermingsstatus van de eiser eindigde. Het belang van de eiser om de voorzieningen te behouden, woog zwaarder dan het belang van de verweerder om deze voorzieningen per direct te beëindigen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek toegewezen en het bestreden besluit geschorst totdat er uitspraak is gedaan op het beroep. Tevens werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser, vastgesteld op € 875. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.