ECLI:NL:RBDHA:2024:3797

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
23/7729
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag hoger militair invaliditeitspensioen na onderzoek KNO-arts

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een hoger militair invaliditeitspensioen (MIP). Eiser, die van 1972 tot oktober 1997 als militair heeft gediend, heeft in 2014 al een onherroepelijk besluit ontvangen waarin werd vastgesteld dat zijn hartvaataandoening niet samenhangt met zijn dienstverband. Eiser heeft in 2019 verzocht om een verhoging van zijn MIP vanwege gehoorklachten en verergerde posttraumatische stressstoornis (PTSS). De rechtbank heeft op 29 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van de minister van Defensie aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat het onderzoek door de KNO-arts van het Centraal Militair Hospitaal zorgvuldig is uitgevoerd. De arts heeft lichamelijk onderzoek verricht en audiometrie toegepast, waaruit bleek dat het gehoorverlies van eiser past bij ouderdomsslechthorendheid en niet te wijten is aan lawaaischade tijdens zijn militaire dienst. Eiser heeft geen overtuigende gegevens gepresenteerd die de onderzoeksbevindingen tegenspreken. De rechtbank oordeelt dat verweerder de rapportage van de KNO-arts terecht voor juist heeft gehouden en dat er geen reden is om aan te nemen dat de invaliditeit door de PTSS te laag is vastgesteld.

De rechtbank wijst erop dat de cardiale problemen van eiser al eerder zijn beoordeeld en dat er geen nieuwe feiten zijn die een herbeoordeling rechtvaardigen. Eiser heeft zijn argumenten onvoldoende onderbouwd en de rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Het bestreden besluit blijft in stand en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gedaan op 23 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7729

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en

de minister van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. H.A.L. Knoben).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de afwijzing van eisers aanvraag van een hoger militair invaliditeitspensioen (“MIP”).
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 15 april 2021 afgewezen. Hiertegen is eiser in bezwaar gekomen. Met het bestreden besluit van 7 november 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 29 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser heeft van 1972 tot oktober 1997 gediend als militair. Als gevolg van zijn uitzending naar het voormalige Joegoslavië heeft eiser een posttraumatische stressstoornis opgelopen. Aan eiser is op 1 oktober 2007 ontslag verleend.
3. Eiser lijdt ook aan een aandoening van het hartvaatstelsel. In 2014 is bij een onherroepelijk geworden besluit vastgesteld, dat deze aandoening niet samenhangt met het militair dienstverband.
4. Verder lijdt eiser aan oorsuizen en hardhorendheid. Hij wijt dit aan lawaaischade die is opgelopen in de uitoefening van zijn werk als militair.
5. Aan eiser is een MIP toegekend dat is berekend naar een mate van invaliditeit van 25 procent.
6. Eiser heeft verweerder op 3 september 2019 verzocht om toekenning van een hoger MIP vanwege gehoorklachten en verergerde PTSS-klachten. Naar aanleiding hiervan heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. Hierin is de mate van invaliditeit onderzocht die verband houdt met de psychische stoornis. Daarnaast is onderzocht in hoeverre de oorsuizen en hardhorendheid met het militair dienstverband samenhangen. Op 9 april 2021 is een rapportage van het verzekeringsgeneeskundige onderzoek (hierna: de rapportage) uitgebracht. Hierin is geconcludeerd dat de psychische aandoening een invaliditeit meebrengt van 2,50 procent. Voor wat betreft de oorsuizen en hardhorendheid is niet aannemelijk geacht dat het militair dienstverband een rol heeft gespeeld.
7. Op grond van de onderzoeksbevindingen heeft verweerder de aangevraagde verhoging van het MIP afgewezen.
Wat vindt eiser in beroep?
8. Volgens eiser zijn de onderzoeksbevindingen onjuist.
De gehoorproblemen zijn ontstaan door een te lange blootstelling aan harde geluiden in zijn werk als militair. Defensie heeft onvoldoende zorg in acht genomen om haar personeel tegen deze risico’s te beschermen. Het audiocentrum van het Gelreziekenhuis heeft vastgesteld dat de gehoorproblemen zijn ontstaan door harde geluiden. Er is geen sprake van ouderdomsslechthorendheid.
Ook de cardiale klachten zijn in verband te brengen met de posttraumatische stressstoornis. Hiervoor is voldoende wetenschappelijk bewijs voorhanden. Van het besluit uit 2014 mag niet worden uitgegaan; eiser heeft geen rechtsmiddelen tegen het besluit uit 2014 kunnen aanwenden, omdat de psychische stoornis tussen 2010 en 2016 dominant was.
Bovendien is de posttraumatische stressstoornis verergerd door nalatigheid van Defensie, die de aandoening te laat heeft onderkend.
9. Verder was het onderzoek onzorgvuldig. Er is namelijk onvoldoende geput uit het militair gezondheidsdossier van eiser.
Wat vindt de rechtbank?
10. Uit de rapportage komt naar voren, dat de gehoorproblemen van eiser zorgvuldig zijn onderzocht en goed zijn onderbouwd. Zo heeft een KNO-arts van het Centraal Militair Hospitaal lichamelijk onderzoek verricht en audiometrie toegepast. Daaruit is geconcludeerd dat het gehoorverlies past bij ouderdomsslechthorendheid en gemiddeld is voor mensen in de leeftijdsgroep van eiser. Verder is uit een afgenomen audiogram niet gebleken van lawaaischade. Ook is aangegeven dat de gehoorproblemen ruim na het beëindigen van de militaire dienst zijn opgetreden. De bevindingen van de KNO-arts in het Gelreziekenhuis ondergraven deze conclusies niet; het onderzoek van het Centraal Militair Hospitaal is recenter en grondiger. Bovendien wijst ook de arts van het Gelreziekenhuis naar ouderdomsslechthorendheid als een oorzaak voor de gehoorproblemen.
11. Het vermeende verband tussen de gehoorproblemen en het militaire verleden, is door eiser uitsluitend onderbouwd met algemene inzichten uit studies. Deze studies hebben geen betrekking op zijn geval en zijn niet strijdig met de conclusies in de rapportage.
12. Verder zijn door eiser geen gegevens naar voren gebracht waaruit kan blijken, dat de invaliditeit door de posttraumatische stressstoornis te laag is vastgesteld, of door nalatigheid van Defensie is verergerd. Ook in dit opzicht baseert eiser zich op algemene inzichten, die te weinig zeggen over zijn individuele situatie.
13. Verweerder mocht de inhoud van de rapportage dus voor juist houden. Hij mocht dan ook uitgaan van de daarin vastgestelde mate van invaliditeit, evenals de beoordeling van eisers gehoorproblemen.
14. Over de cardiale problemen is bij het onherroepelijk geworden besluit uit 2014 beslist, dat geen samenhang kan worden aangenomen met het militair dienstverband. Verweerder is gebonden aan de juistheid van de feitelijke overwegingen over de cardiale problemen in dat onherroepelijke besluit. Verder merkt de rechtbank op, dat het onherroepelijk geworden besluit is genomen op een door eiser ingediend bezwaar. Het achterwege laten van beroep tegen dat besluit is dus niet te wijten aan overmacht, zoals eiser kennelijk betoogt.
Daarnaast zijn de cardiale problemen eerst in de bezwaarfase aangevoerd als reden voor verhoging van het MIP. Op dat moment had eiser inmiddels de 65-jarige leeftijd bereikt. Bij het bereiken van deze leeftijd vervalt de mogelijkheid om een militair invaliditeitspensioen te wijzigen. [1]
15. Eiser stelt dat verweerder had moeten putten uit zijn gezondheidsdossier, maar concretiseert niet welke gegevens verweerder ten onrechte niet in aanmerking zou hebben genomen. Er is niet gebleken van een reden om het onderzoek onzorgvuldig te achten.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Het bestreden besluit blijft in stand. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

Het beroep is ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep, 6 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2743.