In deze zaak gaat het om de toekenning van een militair invaliditeitspensioen aan appellant, die als dienstplichtig militair en reservist heeft gediend. Appellant heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen de besluiten van de staatssecretaris van Defensie, die zijn verzoek om een hoger invaliditeitspensioen heeft afgewezen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 6 september 2018 uitspraak gedaan. De Raad oordeelt dat de staatssecretaris de mate van invaliditeit van appellant correct heeft vastgesteld op 20%, maar dat de berekeningsgrondslag voor het pensioen niet juist was. De Raad vernietigt het eerdere besluit van de staatssecretaris en verklaart het beroep van appellant gegrond. De Raad bevestigt echter de afwijzing van de bijzondere invaliditeitsverhoging, omdat appellant niet voldoet aan de voorwaarden daarvoor. De Raad heeft ook de proceskosten van appellant toegewezen en het griffierecht vergoed.