ECLI:NL:RBDHA:2024:3789

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
SGR 24/1201
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen woningsluiting op grond van artikel 13b Opiumwet na aantreffen van grote hoeveelheden cocaïne

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die bezwaar maakte tegen de sluiting van haar woning voor de duur van zes maanden. De sluiting was opgelegd door de burgemeester van Waddinxveen op basis van artikel 13b van de Opiumwet, nadat in de woning en in de auto van verzoekster aanzienlijke hoeveelheden cocaïne waren aangetroffen. In totaal werd 90 kilogram cocaïne gevonden, waarvan 40 kilogram in de woning zelf. De burgemeester oordeelde dat de sluiting noodzakelijk was voor de openbare orde en de veiligheid van de buurt, vooral gezien de betrokkenheid van een criminele organisatie en het risico op represailles.

Verzoekster, die met haar zes kinderen in de woning verbleef, voerde aan dat de sluiting onevenredig was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met de belangen van haar kinderen, van wie vijf minderjarig zijn. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de burgemeester terecht had besloten tot sluiting, gezien de ernst van de overtredingen en de risico's voor de openbare orde. De voorzieningenrechter benadrukte dat de sluiting van de woning noodzakelijk was om de veiligheid van de buurt te waarborgen en dat de belangen van de kinderen niet zwaarder wogen dan de noodzaak om de openbare orde te handhaven. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/1201

uitspraak van de voorzieningenrechter van 5 maart 2024 in de zaak tussen

[verzoekster], uit [woonplaats], verzoekster

(gemachtigde: mr. M.D. Winter),
en

de burgemeester van Waddinxveen, verweerder

(gemachtigden: M.C.A. Brouwer en L. de Ruiter).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de sluiting van haar woning aan de [adres] te [plaats] (de woning) voor de duur van zes maanden.
1.1.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening gevraagd.
1.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster en de gemachtigden van verweerder.
1.3.
Na de zitting heeft verzoekster per e-mail aanvullende informatie ingediend.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Waar gaat deze zaak over?
2.1.
Verweerder heeft een bestuurlijke rapportage van de politie ontvangen waarin de politie haar bevindingen naar aanleiding van een politieonderzoek heeft beschreven. De aanleiding voor dit onderzoek was een melding van Meld Misdaad Anoniem.
2.2.
De partner van verzoekster is op 17 januari 2024 op heterdaad aangehouden in zijn auto in verband met de overdracht van ongeveer 20 kilogram cocaïne. Kort daarna is ook verzoekster aangehouden. In de auto waarin zij reed is een hoeveelheid van ongeveer 30 kilogram cocaïne aangetroffen. Daaropvolgend heeft de politie de woning doorzocht. Verzoekster is (mede-)eigenaar van de woning. De politie heeft in de woning goederen aangetroffen voor het produceren van blokken cocaïne: een vacumeermachine en een blokkenpers. In de slaapkamer waar een minderjarig kind sliep, is een sporttas met een vacumeermachine aangetroffen en onder het bed ongeveer 10 kilogram cocaïne. Op zolder heeft de politie ongeveer 30 kilogram cocaïne aangetroffen.
2.3.
Verweerder heeft naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage besloten om de woning met ingang van 18 januari 2024 te sluiten voor de duur van zes maanden.
Wat vindt verzoekster?
3.1.
Verzoekster voert aan dat zij door de plotselinge sluiting van haar woning, met haar zes kinderen letterlijk op straat is beland. Van de zes kinderen zijn vijf minderjarig en schoolgaand in de directe omgeving van de woning. Verzoekster en haar kinderen leiden nu een nomadenbestaan. Vanwege de omvang van het gezin is opvang door familie en vrienden in redelijkheid slechts tijdelijk mogelijk. Zij vindt dat het besluit getuigt van een onevenredige hardheid voor haar gezin.
3.2.
Verder voert zij aan dat verweerder onvoldoende informatie had om over te gaan tot sluiting van de woning.
3.3.
Ook stelt zij zich op het standpunt dat onvoldoende rekening is gehouden met de
Vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. Verzoekster verwijst hierbij naar een uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 14 oktober 2015. [1] Verweerder heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van de negatieve gevolgen voor haar en haar kinderen.
3.4.
Hierbij is van belang dat zij niet wist dat er verdovende middelen in haar woning lagen opgeslagen dan wel in de auto lagen waarin zij is aangehouden. Zij is door de rechter-commissaris niet in voorlopige hechtenis geplaatst ondanks het feit dat hier sprake is van een relatief grote hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen. Verweerder is alleen afgegaan op de bestuurlijke rapportage zonder acht te slaan op alle feiten en omstandigheden van de zaak. Dit is onzorgvuldig. Volgens verzoekster is de sluiting niet subsidiair, omdat verweerder niet heeft onderzocht of voortzetting van de bewoning door haar en haar kinderen in de woning mogelijk was, gezien het feit dat zij geen aandeel heeft in de verdenkingen.
3.5.
Volgens verzoekster heeft verweerder geen juiste belangafweging heeft gemaakt. Verweerder heeft zich geen rekenschap gegeven van het schoolbezoek van de kinderen en het feit dat de school zich in de directe nabijheid van de woning bevindt, waardoor de kinderen mogelijk van onderwijs verstoken zullen zijn. Verweerder schijnt geen oog te hebben voor de belangen van de minderjarige kinderen, maar wel voor de staat van verzoeksters woning. Zij vraagt zich af of deze overweging een voorzet is van verweerder om in de toekomst mogelijk ‘achter de voordeur’ mee te willen kijken.
Wat vindt verweerder van het verzoek?
4. Verweerder heeft een schriftelijke reactie gegeven op het verzoek. Hij blijft bij zijn besluit. Verweerder vindt het besluit proportioneel, evenredig en subsidiair. Het besluit is volgens hem gebaseerd op voldoende informatie om te kunnen spreken van een ernstige situatie als bedoeld in de beleidsregels, wat leidt tot een sluiting voor de duur van drie tot ten hoogste twaalf maanden. In dit geval voldoet een sluiting van de woning voor de duur van zes maanden aan de vereisten van evenredigheid. Een andere bestuurlijke sanctie staat niet in verhouding tot de ernst van de situatie, maar gelet op de aanwezigheid van minderjarige kinderen is in het besluit een mogelijkheid voor een verkorte sluitingstermijn opgenomen. Verweerder vindt verder dat bij het nemen van het besluit voldoende rekening is gehouden met de belangen van de kinderen, door te onderzoeken waar de kinderen konden verblijven en of dit ook gedurende langere tijd kon. Verzoekster geeft aan geen weet te hebben van verdovende middelen, maar zij is nog wel verdachte in het strafrechtelijk onderzoek. Bovendien is zij mede-eigenaar van de woning en hoofdbewoner, waardoor zij ook in beginsel verantwoordelijk is voor hetgeen daarin wordt aangetroffen. Naast de belangen van verzoekster en haar kinderen moet ook rekening worden gehouden met de openbare orde. Het is algemeen bekend dat verlies van dergelijke hoeveelheden harddrugs kan leiden tot represailles vanuit het criminele circuit, waarbij vaak ernstig geweld wordt gebruikt. Dit leidt tot maatschappelijke onrust en een onveilig gevoel bij burgers. De bescherming tegen drugscriminaliteit en de handhaving van de openbare orde weegt volgens verweerder in dit geval zwaarder dan de belangen van verzoekster en haar kinderen om de komende maanden in de woning te kunnen verblijven.
Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?
Spoedeisend belang
5.1.
Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter moet eerst bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
5.2.
De woning is al sinds 18 januari 2024 gesloten en verzoekster en haar kinderen verblijven bij familie. Door de sluiting kunnen zij tot en met 18 juli 2024 niet in hun eigen woning verblijven. Daarmee is de zaak spoedeisend.
Is verweerder bevoegd de woning te sluiten?
6.1.
Volgens vaste rechtspraak is verweerder in beginsel bevoegd om met toepassing van artikel 13b van de Opiumwet de sluiting van de woning te gelasten omdat een handelshoeveelheid drugs is aangetroffen. In dit geval is de grens van de handelshoeveelheid (0,5 gram harddrugs) fors overschreden, nu in de woning 40 kilogram cocaïne is aangetroffen. Verweerder was daarom bevoegd de woning te sluiten. Deze bevoegdheid bestaat ongeacht of aan verzoekster al dan niet een verwijt kan worden gemaakt in verband met de aangetroffen drugs. Dit aspect moet hierna worden meegewogen bij de beoordeling van de evenredigheid van de woningsluiting.
6.2.
De voorzieningenrechter ziet zich dan ook voor de vraag gesteld of verweerder in dit geval ook van die bevoegdheid gebruik heeft mogen maken. In dat verband moet aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding worden beoordeeld in hoeverre sluiting van de woning noodzakelijk is om het woon- en leefklimaat bij de woning te beschermen en het herstel van de openbare orde mogelijk te maken en in hoeverre deze sluiting ook evenredig is gelet op alle omstandigheden van het geval.
Is de sluiting noodzakelijk?
6.4.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder sluiting van de woning noodzakelijk mocht vinden. Vaststaat dat in de woning 40 kilo harddrugs is aangetroffen, en een vacumeermachine en een blokkenpers. De geschatte straatwaarde van de cocaïne die is aangetroffen in de woning, bij de overdracht en in de kofferbak van de auto waarin verzoekster reed, bedraagt bij elkaar ongeveer € 4.500.000,-. Hoewel niet bekend is of er feitelijk gehandeld is in of vanuit de woning waardoor er doorgaans een mindere mate van of geen overlast zal zijn, is wel aannemelijk dat de woning werd gebruikt als “doorvoerhaven” voor grote hoeveelheden harddrugs. De echtgenoot en verzoekster zijn in hun afzonderlijke auto’s vanaf de woning gevolgd, terwijl zij beiden een grote hoeveelheid cocaïne in de betreffende auto’s vervoerden terwijl ook nog een grote hoeveelheid cocaïne in de woning lag. De woning is daarmee een schakel in de keten van grootschalige drugshandel en is als zodanig een bedreiging voor het woon- en leefklimaat rondom die woning en de openbare orde. Gelet op de hoeveelheid aangetroffen harddrugs is aannemelijk dat hierbij een criminele organisatie is betrokken. Dit betekent dat de woning in ieder geval in het drugscircuit bekend staat als woning waar handelshoeveelheden drugs lagen opgeslagen. Dat derden hiervan kennis hebben, wordt voorts bevestigd door de anonieme melding die de aanleiding is geweest tot het onderzoek.
6.5.
Met verweerder is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een ernstige gevaarzetting waarbij de veiligheid van de buurt, maar ook die van verzoekster en haar kinderen in het geding is, gelet op de hoeveelheid cocaïne die in beslag is genomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat verlies van een grote partij harddrugs kan leiden tot represailles vanuit het criminele circuit, waarbij ernstig geweld niet wordt geschuwd. Verzoekster heeft weliswaar terecht gesteld dat vergeldingsacties in beginsel overal kunnen plaatsvinden, maar dat neemt de noodzaak van sluiting van de woning niet weg. Verweerder heeft van belang mogen achten dat, gezien het aannemelijke risico op represailles, de veiligheid van verzoekster en de kinderen in de woning niet kan worden gegarandeerd.
Is sluiting van de woning evenwichtig?
6.6.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter na de zitting een e-mail gestuurd met informatie. Zij heeft van een medewerker van Veilig Thuis vernomen dat zij er bij verweerder op heeft aangedrongen dat de kinderen teruggaan naar hun eigen woning. Dat is volgens verzoekster dan ook het meest in het belang van de kinderen. De voorzieningenrechter overweegt dat in deze procedure niet in geschil is dat het voor de kinderen het beste zou zijn als zij (zo snel mogelijk) kunnen terugkeren naar hun eigen vertrouwde omgeving. De voorzieningenrechter ziet hierin evenwel geen aanleiding om het onderzoek te heropenen. Hierbij is verder het volgende van belang.
6.7.
De belangen van de kinderen, zoals onder meer weergegeven in de e-mail van Veilig Thuis, leiden namelijk niet tot het oordeel dat verweerder had moeten afzien van sluiting van de woning. Niet aannemelijk is gemaakt dat de kinderen van verzoekster een bijzondere binding hebben met de woning die verder strekt dan de gebruikelijke binding van kinderen met hun woon- en leefomgeving en dat zij niet tijdelijk ergens anders kunnen wonen. Bovendien is het juist in het belang van de kinderen om voorlopig niet naar de woning terug te keren, omdat het – zoals hiervoor onder overweging 6.5 is overwogen – niet ondenkbaar is dat represailles zullen plaatsvinden vanwege het verlies van de grote hoeveelheid harddrugs.
6.8.
Verder overweegt de voorzieningenrechter dat verweerder bij de besluitvorming heeft onderzocht of verzoekster en de kinderen gedurende de duur van de sluiting bij familie konden worden opgevangen. Dit was het geval. Verweerder heeft dit afgestemd met Veilig Thuis. Pas later is door verzoekster gesteld dat de opvang bij familie slechts tijdelijk mogelijk is. Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat verzoekster zich in dit verband bij hem kan melden en dat zorg zal worden gedragen voor een geschikte verblijfplaats voor verzoekster en haar kinderen gedurende de sluiting. Het is dan ook niet zo dat verzoekster met haar kinderen op straat komt te staan als zij niet langer bij haar oudtante kunnen verblijven. Daargelaten dat het meer moeite kost om de kinderen vanuit hun huidige verblijfplaats naar school te laten gaan, is dit tot op heden niet onmogelijk gebleken. Ten slotte geldt dat verweerder mocht meewegen dat met de schorsing van de voorlopige hechtenis van verzoekster niet vaststaat dat haar geen verwijt kan worden gemaakt. Zij is nog altijd verdachte in het lopende strafrechtelijk onderzoek. Gelet op het voorgaande heeft verweerder voldoende rekening gehouden met de belangen van verzoekster en haar kinderen. Als verzoekster ingaat op het aanbod van verweerder, is aannemelijk dat de (logistieke) problemen die de kinderen ervaren met school, vrienden en sport voor een belangrijk deel worden weggenomen.
6.9.
Hoewel de sluiting ingrijpend is en vervelende consequenties heeft voor verzoekster en haar kinderen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder in de gegeven omstandigheden het algemeen belang en het belang van de veiligheid van de betrokkenen zwaarder heeft mogen laten wegen dan de door verzoekster naar voren gebrachte belangen.
6.10.
De duur van de sluiting acht de voorzieningenrechter op voorhand niet onevenwichtig gelet op de ernst en omvang van de overtreding. Verweerder heeft met het oog op de belangen van de kinderen toegezegd na drie maanden te beoordelen of de situatie zodanig gewijzigd is dat het niet langer noodzakelijk is om de woning gesloten te houden én of het veilig is om verzoekster met haar kinderen te laten terugkeren naar de woning. De voorzieningenrechter acht dit niet onredelijk.
6.11.
De voorzieningenrechter verwacht dat het bestreden besluit in bezwaar in stand zal blijven, zodat er op dit moment geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de woning gesloten blijft. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van Y.E. de Loos, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.