In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 16 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 24 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 behandeld, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank baseert haar oordeel op de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om overname aan Polen gedaan, dat door Polen is aanvaard.
Eiser betoogt dat de staatssecretaris niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat er systeemfouten zijn in de asielprocedure en detentiefaciliteiten in Polen. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Polen een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat Polen in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van asielverzoeken en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is. Eiser heeft geen overtuigende argumenten of bewijs geleverd om aan te tonen dat de situatie in Polen zodanig is veranderd dat dit beginsel niet meer kan worden toegepast.
De rechtbank concludeert dat er geen reden is om de zaak aan te houden in afwachting van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie, en dat de eerdere argumenten van eiser niet voldoende zijn om tot een ander oordeel te komen. De uitspraak wordt gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. V. Bouman, griffier.